Het is nog steeds oorlog aan de rand van Europa. Deze psychologen bevechten de trauma’s

Michiel Driebergen
Journalist, gespecialiseerd in Oekraïne
Sergey Tretiakov (21) verloor zijn moeder door een bom op zijn ouderlijk huis. Zijn vader zag hij iets later sterven door een beroerte. Foto: Alex Masi

Voor de derde winter op een rij is het oorlog in Oost-Oekraïne. Hulpverleners waarschuwen: psychologen zijn onvoldoende toegerust om oorlogstrauma’s te behandelen. Ik reisde met de Italiaanse fotograaf Alex Masi langs de Oekraïense kant van het front.

‘Ze heeft nachtmerries. Ze maakt woeste bewegingen met haar armen als ze slaapt.’ Aan de rand van het dorp Marjinka, in een klein huisje pal in het schootsveld, wonen de negenjarige Alissa en haar moeder Oksana Mirosjnitsjenko.

Bijna elke nacht zoeken ze hun toevlucht in de schuilkelder. ‘Zodra het schieten begint geef ik haar kalmeringstabletten,’ zegt Oksana. ‘Het potje valeriaan staat klaar voor als we moeten rennen.’

Hoewel grotendeels aan ons zicht is onttrokken, woedt die nog elke dag. Tot nu toe werden meer dan tienduizend mensen gedood, onder wie minstens 2.500 burgers. Wegen, bruggen en huizen zijn verwoest, 1,7 miljoen mensen zijn gevlucht.

Het bedreigendst zijn misschien wel de onzichtbare problemen. De bewoners van de vierhonderd kilometer lange frontlijn zijn collectief getraumatiseerd, waarschuwen hulpverleners.

Met fotograaf Alex Masi reisde ik langs de frontlinie om met eigen ogen te zien hoe Oekraïne worstelt met de trauma’s. We troffen angstige bewoners en gemotiveerde, maar uitgebluste vrijwilligers.

Elke nacht schieten ze over en weer

Het stadje Marjinka ligt aan de Oekraïense kant van het front. Waar de bebouwde kom ophoudt, heeft het leger versterkte controleposten ingericht. Even verderop rijzen mijnbulten op; grote heuvels van roestbruin gruis.

Het is het typische landschap van de mijnregio Donbas. Bij die bulten hebben pro-Russische milities zich verschanst. Elke nacht wordt er heen en weer geschoten, in iedere straat van het stadje is wel een huis beschadigd of uitgebrand.

Onlangs kwam er een psycholoog langs op school, vertelt de negenjarige Alissa. Die vroeg haar om haar hand te tekenen op papier, en haar vingers vol te kleuren met wat ze het liefste deed.

Ze had haar potlood gepakt en dunne lijntjes om haar hand getrokken. Ze laat de tekening zien: in haar vingers heeft ze kleurige rollerskates, borduurwerk en breinaalden getekend.

Alissa legt het knutselwerkje weg en vouwt haar handen om haar lijfje, alsof ze zichzelf omhelst. ‘Dit moeten we doen als paniek dreigt,’ zegt ze. ‘Onszelf bij elkaar houden.’

‘s Avonds breekt de hel los. Vanaf de nabijgelegen controlepost beantwoorden de Oekraïners het rebellenvuur met machinegeweren. Ra-ta-ta-ta-ta. Alissa en haar moeder duiken in het gat in de grond achter het huis, tussen zakken met aardappels en potten met ingemaakt fruit. De grond trilt van de explosies.

‘Soms houd ik het niet meer. Dan schreeuw ik tegen mijn eigen kind,’ zegt Oksana. ‘Dat wil ik niet.’

Een pop staat in de schuilkelder die Alissa (9) en haar moeder Oxana (33) regelmatig gebruiken. Foto: Alex Masi
Alissa Mirosjnitsjenko (9, links) staat in de tuin met haar oudere nicht Valentina Latovska (12) in Marjinka. Foto: Alex Masi

Emotioneel gewond

Marjinka was ooit een levendig voorstadje van de Oost-Oekraïense stad Donetsk. Nu oogt Marjinka deplorabel. De autobandenfabriek, de broodfabriek en de tegelfabriek produceren niet meer, de mijnen zijn gesloten. ‘Mensen zijn emotioneel gewond,’ zegt Oleg Tkatsjenko, de kapelaan van de baptistengemeente een stad verderop.

‘Stel je voor, je bent burger van een staat, krijgt kinderen en maakt toekomstplannen - en plotseling is alles kapot. Niemand geeft meer om je. Dan voel je je verraden.’

Oleg is ook vertegenwoordiger van een vrijwilligersbeweging van tienduizenden gewone burgers die sinds het begin van het conflict de ergste nood in Oost-Oekraïne lenigen. Doordeweeks werkt hij als manager bij een metaalverwerkingsbedrijf, in het weekend bezoekt hij de frontdorpen.

Tijdens de kerkdienst, die plaatsvindt in een verlaten bakkerij, bidt hij met de bewoners die dat willen. Tranen zijn er niet, maar in de ogen van de aanwezigen zie je verslagenheid en pijn. ‘Een psycholoog zou hier zelf psychische hulp nodig hebben,’ zegt Dmitri, een van de bezoekers van de kerkdienst. ‘Maar wie luistert er naar een psycholoog als de bomscherven om je oren vliegen?’

Wie luistert er naar een psycholoog als de bomscherven om je oren vliegen?

Toch is het hoog tijd dat psychologen zich over Oost-Oekraïne ontfermen, vindt Tatjana Grida, psychiater en traumatherapeut in Charkov, een grote stad op zo’n 250 kilometer van Marjinka. De psycholoog die langskwam op de school van de negenjarige Alissa en de kapelaan zijn uitzonderingen, zegt ze, er zijn veel meer hulpverleners nodig. ‘De bewoners van Oost-Oekraïne zijn collectief getraumatiseerd.’

Het probleem: maar weinig psychotherapeuten durven af te reizen naar het frontgebied. En buitenlandse hulporganisaties laten zich te weinig zien. De psychologen die wel in het frontgebied werken, zijn niet opgeleid voor oorlogstrauma’s. Met haar achtergrond als traumatherapeut traint Tatjana dus hulpverleners om in het frontgebied te werken.

Veel hulpverleners zijn zelf ook getraumatiseerd, merkt Tatjana als ze rondreist in het oorlogsgebied. ‘Hun huis vaak verwoest. Ze moeten hun eigen problemen de baas worden en tegelijkertijd oorlogstrauma’s behandelen.’ Ook Tatjana moest regelmatig de schuilkelder in. ‘Ik merk zelf ook hoe moeilijk het is terug te denken aan die ervaring.’

Oleg Tkatsjenko (47), de kapelaan van de baptistengemeente, bidt met soldaten en vrijwilligers na een bijeenkomst aan het front, in Marjinka. Foto: Alex Masi
Oleg bidt ook met de bewoners van verwoeste huizen in Marjinka. Foto: Alex Masi

Het gewone leven lijkt hervat, maar dat is schijn

De traumaverwerking komt dus aan op psychologen en maatschappelijk werkers die al voor de oorlog in het gebied werkten. Zoals psycholoog Mariana Basova in Slavjansk, ruim honderd kilometer noordwaarts. Zij werkt in het plaatselijke rehabilitatiecentrum voor kinderen.

Elk stadje in de regio heeft wel zo’n centrum. Die werden een jaar of tien geleden opgericht voor kinderen uit gebroken gezinnen - die er veel zijn in de regio Donbas, door de sociale problemen die onstonden na de teloorgang van de Sovjet-industrie in de jaren negentig.

Slavjansk werd al in de zomer van 2014 door het Oekraïense leger heroverd op de pro-Russische milities, die de stad vier maanden onder controle hadden. Op het oog is het gewone leven hervat, maar dat is schijn, zegt Mariana. ‘Laatst zat ik in de bus toen een van de banden het begaf,’ vertelt ze. ‘Het maakte een sissend geluid en gaf een soort klap. De passagiers doken in blinde paniek op de vloer.’

Mariana praat voor het eerst over haar oorlogservaringen, stelt ze zelf verbaasd vast. Nu barst ze los. ‘Wekenlang sliepen we in de gang, terwijl ik hoogzwanger was,’ zegt ze. ‘De raketten vlogen door de straat, machinegeweer klonk uit de struiken. Toen het niet meer ging, vertrokken we huilend naar onze familie in Rusland.’

Nog wekelijks oefent ze met de kinderen de evacuatie. Dagelijks trekken colonnes met legervoertuigen voorbij richting het front.

Diana (15) is thuis achtergelaten door haar moeder en verblijft nu in het Centre for Social and Psychological Rehabilitation for Children in Dzerzhynsk. Foto: Alex Masi

Simon wilde per se naar het front

Mariana’s centrum biedt huisvesting aan kinderen en jongeren uit probleemgezinnen. Vooral pubers hebben last, vertelt Mariana. Een voorbeeld is de 17-jarige Simon. ‘Hij was boos en verbitterd na de beschietingen en wilde per se naar het front.’

Maandenlang praatte Mariana op hem in. Toen zijn tijd in het centrum erop zat, bracht ze hem naar de hogeschool, waar hij zou gaan studeren. ‘Ik zwaaide hem uit. Korte tijd later was hij vertrokken. Nu vecht hij aan de kant van de separatisten.’ Psycholoog Mariana kent niemand die professionele hulp krijgt. ‘Overal in mijn omgeving zijn getraumatiseerde mensen, maar niemand weet wat te doen.’

We lijden liever dan dat we om hulp vragen

In Oekraïne speelt nog iets anders, zegt psychiater Tatjana Grida: psychische hulp is taboe in de voormalige Sovjetrepubliek. Dat heeft te maken met de geschiedenis. ‘In de Sovjettijd werden psychiaters gebruikt om mensen met een afwijkende mening te straffen. Dissidenten werden voor gek verklaard om hen op die manier te breken. Sommigen werden zelfs platgespoten met medicijnen.’

Veel mensen reageren dan ook afhoudend op Tatjana’s aansporingen met iemand te gaan praten. ‘De eerste reactie als ik hulp aanbied is ‘nee dank je, ik ben oké.’ Niemand wil het stempel dat je rijp bent voor de kliniek.’

‘De Sovjetmentaliteit van nergens om vragen zit hier diep,’ beaamt kapelaan Oleg Tkatsjenko. ‘Mensen in Oost-Oekraïne zijn niet gewend hun behoeften kenbaar te maken. We zijn niet in staat te formuleren waarom we ons depressief voelen. We lijden liever dan dat we om hulp vragen.’

Een bus rijdt over een tijdelijke weg, gebouwd langs een ingestorte brug naast Slavjansk. Foto: Alex Masi

Teken waar je bang voor bent en verscheur het papier

Op twee kilometer van het front, in het stadje Toretsk, ligt een ander opvangcentrum voor jongeren. Eerder werd het geraakt door een mortiergranaat. De ramen zijn dichtgespijkerd, maar de sociaal werkers gaan onverdroten door met hun werk. Sociaal werker Valentina Eremitsjeva laat de kinderen de trauma’s van zich af tekenen.

‘Teken dat waar je bang voor bent,’ vraagt ze hen. Op het papier verschijnen soldaten of tanks. ‘Dan verscheuren we samen die tekeningen tot de kleinste snippertjes.’ Valentina probeert de angsten te transformeren in iets moois. ‘Eerst tekenen ze een vliegtuig met bommen; vervolgens mogen ze de bommen inkleuren met bloemen.’

‘Kinderen zijn het best te behandelen, want hun mentale gestel is flexibel,’ zegt psychiater Tatjana Grida. ‘Maar voor volwassenen is er nauwelijks hulp.’

Aan vertrekken uit Avdiivka wil Sergej niet denken

Veel bewoners van het frontgebied leven van dag tot dag. Zoals de 21-jarige Sergej Tretjakov in Avdiivka, een ander voorstadje van Donetsk ten noorden van Marjinka. In augustus vorig jaar reed hij juist weg van huis toen er een mortiergranaat op zijn ouderlijk huis terechtkwam. Zijn broertje werd tegen een binnenmuur geblazen, zijn moeder lag bedolven onder het puin en het huis stond in lichterlaaie.

Sergejs vader probeerde te redden wat er te redden viel, Sergej reed zijn moeder naar het ziekenhuis maar het was te laat: een scherf had haar hart geraakt. Vader overleed een half jaar later als gevolg van een hartaanval.

Aan vertrekken uit Avdiivka wil Sergej niet denken; hij werkt in het café bij de plaatselijke carbonfabriek die nog functioneert - en werkloosheidsuitkeringen bestaan amper in Oekraïne. Gevaarlijk is het nog steeds: onlangs werd het café geraakt door een granaat waarbij drie doden vielen.

Sergej, sinds anderhalf jaar een weeskind, zorgt nu voor zijn 12-jarige broertje. Zijn vrouw beviel in januari van een zoon, Andrej. Hij probeert het familiehuis nu eigenhandig weer op te bouwen. ‘Ik moet wel. Mijn zoon is mijn enige reden om door te leven.’

Sociaal werker Valentina Eremitsjeva (54) tijdens een groepstherapiesessie in het Centre for Social and Psychological Rehabilitation for Children in Dzerzhinsk. Foto: Alex Masi
Kinderen in het het Centre for Social and Psychological Rehabilitation for Children in Dzerzhinsk. Foto: Alex Masi

Praten moet, ook al is er weinig begrip

Als mensen als Sergej niet praten over hun ervaringen ligt het gevaar van posttraumatische stressstoornissen op de loer, waarschuwt psychiater Tatjana Grida. ‘Oorlogsslachtoffers kunnen jaren later flashbacks krijgen,’ zegt ze. ‘Dan ervaar je de gebeurtenissen alsof ze opnieuw gebeuren. Dan word je gevaarlijk voor de mensen om je heen, want je gaat je opnieuw verdedigen. Het onbegrip van de omgeving leidt tot depressies en zelfmoord.’

De trauma’s kunnen grote maatschappelijke en zelfs politieke consequenties hebben, waarschuwt Tatjana. ‘In de rest van Oekraïne voelt de oorlog ver weg. Mensen in de oorlogsgebieden ervaren weinig begrip van landgenoten,’ merkt ze tijdens groepssessies met vluchtelingenfamilies. ‘Het duurt vaak al een maand voordat mensen hun wantrouwen jegens mij aan de kant zetten.’

De psychiater vreest dat de oorlogstrauma’s Oekraïne noodlottig worden. ‘Als er niet meer psychische hulp komt, zal dat langdurige vijandschap zaaien tussen Oost- en West-Oekraïne.’

Ze zoekt nu verwoed in Europese landen naar hulp. Probleem is dat internationale fondsen eisen dat de overheid de psychiatrie faciliteert voordat ze geld doneren. Maar de Oekraïense overheid blijft in gebreke. De staat heeft altijd zwak gefunctioneerd, en kan de grote problemen waarmee het land nu te maken heeft nauwelijks aan.

De Oekraïense soldaat Vadim (24) verloor zijn linkerarm en beide benen in februari 2015. Momenteel verblijft hij in het Ukrainian Scientific Experimental Institute for Prostheses and Rehabilitation in Charkov. Foto: Alex Masi
Vladimir Niechiporuk (44), zijn vrouw Natalia (42) en hun zoon Ivan (13) wonen vlak naast een controlepost. Dit militaire punt is een mogelijk doelwit voor aanvallen in Marjinka. Foto: Alex Masi

Met Pools geld worden kinderen behandeld

Met een fonds van de Poolse overheid is Tatjana erin geslaagd in haar woonplaats Charkov een centrum op te zetten waar kinderen worden behandeld. Voor volwassenen zoekt ze naar trainers voor de psychologen in het frontgebied en vrijwilligers die met getraumatiseerden werken. ‘Die expertise kan niet alleen uit Europa komen: die moet ook in andere oorlogslanden worden gevonden.’

De kerk van kapelaan Oleg Tkatsjenko organiseert in de zomer kinderkampen om de kinderen tijdelijk uit de oorlogssfeer te halen en de ouders te ontlasten. Ook dit jaar gingen weer zo’n tienduizend kinderen op reis, naar de natuur in andere delen van Oekraïne, ver weg van de oorlog. ‘Al na enkele dagen zie je ze opbloeien,’ vertelt Oleg. ‘Zo kunnen ook hun ouders op adem komen.’

Als er niet meer hulp uit het buitenland komt, ziet Tatjana Grida het somber in. Veel vrijwilligers zijn uitgeput na tweeënhalf jaar oorlog, zegt ze. ‘Ik weet niet hoe lang ik het zelf nog volhoud.’

Dit was het eerste deel van een tweeluik over de oorlog in Oekraïne. Morgen doet Floris Akkerman verslag van de vluchtelingenopvang in Marioepol.

Lees ook: