Mijn stemadvies voor 2017: minder spreken over elkaar, meer luisteren naar elkaar
Het waardevolste inzicht over democratie deed ik dit jaar niet op in het stemhokje, maar in een worstenkraam. Wat de mensen zeggen is vaak anders dan wat ze stemmen. Daarom een pleidooi voor werkelijk luisteren.
Omdat het stilaan vier uur ’s middags werd, moest ik maar eens gaan ontbijten. Als dit het begin moest inluiden van een nieuw en verstandiger leven, viel het lelijk tegen. De avond ervoor was ik teruggekeerd uit Parijs na een laatste dag vol interviews, nu zou ik eindelijk weer de diepte opzoeken.
Ik liep de deur uit en besefte dat ik sinds die hap op Orly niets meer had gegeten. Rust, reinheid, regelmaat? Nog even niet. Wie had er nu ook honger gehad tijdens de lastigste nacht van 2016? Ik was tot half zes opgebleven. Had al een eerste stuk geschreven en op Facebook gegooid. Mijn redacteur met wie ik de hele nacht had zitten appen, noemde het later mijn somberste tekst ooit.
Ik liep de deur uit en stak de ‘Brücke der Verrückte’ over. Zo was ik de voorbije maanden de brug die mijn deel van Berlijn met het stadscentrum verbindt, gaan noemen. Er stond altijd wel een of andere verdwaalde zot te roepen of in zichzelf te mompelen op de Kurfürstendammbrücke.
Even verder bij S-Bahnhof Halensee zag ik de lelijke, gele kiosk van Imbiss Franky staan. Ik was er één keer eerder geweest. Vooruit dan maar, zuchtte ik. Daar ging mijn voornemen om voortaan minder vlees te eten. De dame schoof de curryworst ‘mit Darm’ glimlachend naar me toe en terwijl ik begon te prikken in het slagveld dat hier delicatesse heet, hoorde ik haar aan een vaste klant in regenjas vragen: ‘En, wat vindt u ervan, mit dem Trump?’ Ze vroeg het met de grote, blije ogen van kinderen die voor het eerst de poort van een dierentuin binnenlopen.
De man keek nauwelijks op uit de kraag van zijn regenjas. ‘Ich bin schockiert,’ mummelde hij tegen zijn vleesbal op het kartonnetje in zijn hand.
‘Oh ja?’ zei de uitbaatster van de snackbar met nog grotere ogen, ‘ich finde es schön!’
Mijn god, dacht ik, plukkend aan het sponzige broodje. Moet ik dit werkelijk aanhoren? Word ik gedwongen dit gesprek af te luisteren?
‘Als je ziet hoeveel mensen in Amerika niet eens de dokter kunnen betalen!’
Als je ziet hoeveel mensen in Amerika niet eens de dokter kunnen betalen!
Ja, gaan we zo beginnen, wilde ik roepen. Dat is precies waar Barack Obama acht jaar geleden voor opkwam, gij nitwit, het was Obama die de peperdure ziektekostenverzekering toegankelijker wou maken in Amerika, het was Obama die vond dat een vleugje zorg misschien geen kwaad kon in een door het casinokapitalisme aangevreten land met zoveel ongelijkheid en armoede. Mens, het heet Obamacare, heel dat spel, niet Donaldcare, hè! Because Donald doesn’t care. Het enige waar ‘the’ Donald over caret, is waar hij zijn kitscherige portret geschilderd met geld uit zijn filantropische stichting zal ophangen. En trouwens, de Republikeinen die nu gewonnen hebben, hebben de afgelopen acht jaar ongeveer alles gedaan om heel die hervorming van de gezondheidszorg tegen te houden en te doen stranden. En die Trump, die miserabele mens die u nu zo doet glunderen, heeft letterlijk beloofd het hele stelsel weer af te schaffen. Waar staat ge dan, met uw sudderende braadworsten en uw zakjes Capri-Sonne!
Nog een beetje en ik kon zelf staan gaan schreeuwen op de Brücke der Verrückte.
Maar ik zei natuurlijk niets. Net zoals de man in de regenjas ook niets zei. Onze generatie heeft de strijdbaarheid verleerd. Wij koesteren onze idealen als kuikentjes. Bovendien wist ik het Duitse woord niet voor ‘doen stranden.’
Maar het was wel een pijnlijk voorbeeld van hoe onwetendheid de richting van de wereld bepaald had in 2016, niet alleen aan deze currykraam maar in de rest van het Westen. Daags na de Brexit googelden miljoenen Britten wat de Europese Unie nu eigenlijk inhoudt, nee, inhield. Miljoenen hadden al spijt van hun stem.
In 2016 hoorde ik steeds vaker mensen pleiten voor een kleine test in het stemhokje. Kiezers zouden vooraleer hun stem uit te brengen toch enkele elementaire vragen kunnen beantwoorden. Je moest toch een minimum aan politieke kennis hebben, was het argument. Vergelijk het met een theoretisch rijexamen voor burgerschap, hoorde ik zeggen.
Het leek alsof al die pleitbezorgers honderd jaar na datum ineens spijt hadden van het algemeen enkelvoudig stemrecht, geloof ik.
Natuurlijk is geïnformeerd zijn de basis van elke democratische beslissing, maar zou zo’n testje genoeg zijn in tijden van post-truth, filter bubbles en algoritmes, wat gewoon de nieuwe termen zijn voor leugens, selectieve informatie en propaganda?
Een testje in het stemhokje: wie gelooft daarmee de democratie te redden, gelooft ook dat hij de opwarming van het klimaat kan tegengaan met een ventilator.
De weken na de Amerikaanse presidentsverkiezingen ben ik nu en dan teruggegaan naar Imbiss Franky. Soms stond er veel volk bij haar kraam, soms stond ik er alleen. Soms zag ik haar een zakenman bedienen, soms een dakloze.
Hoe zou zij scoren op haar tentamen in het stemhokje? Matig allicht. ‘Wat is het verschil tussen de Bundestag en de Bundesrat?’ Zou ze het weten? En hoe voelt dat eigenlijk, als je het stemhokje moet verlaten nadat je gezakt bent, terwijl de rij wachtenden ziet dat je maar heel kort binnen was? Zou ze het bij thuiskomst durven zeggen aan haar man, dat ze niet eens de eerste horde heeft gehaald? Althans, ik veronderstel dat ze een man heeft, en dat hij Franky heet. Zou ze de volgende keer überhaupt nog de moeite nemen om te gaan stemmen? Of zou ze die vernederende ervaring willen vermijden dit keer? En zou zo iemand zich dan nog volwaardig deel voelen van een samenleving? Zou ze überhaupt nog geven om de rest van die samenleving?
‘Het staat u goed, dat nieuwe kapsel,’ lachte ik. Voor het eerst zag ik haar één seconde pauze nemen
Eén keer zag ik haar een zwakzinnige jongen in een rolstoel bedienen. Hij was allang klaar met eten toen ik arriveerde en hij maakte nog lang geen aanstalten om te vertrekken, toen ik mijn servetje alweer in de vuilnisemmer wierp. Hoelang zou hij daar gezeten hebben? Geen idee. Af en toe zei ze iets tegen hem, terwijl ze vol energie de worsten en de hamburgers draaide en het werkblad van roestvrij staal afveegde.
Begin december stond ik alleen aan de kraam. Ik zag dat ze pas naar de kapper was geweest. Haar blonde haar was in een soort natte krullen gelegd. Nu wist ik niet goed of zo’n wetlook in Duitsland nog wel als passend gold voor een dame van rond de vijftig, maar wat deed het er ook toe: dit was Berlijn.
‘Het staat u goed, dat nieuwe kapsel,’ lachte ik bij het afrekenen.
Voor het eerst zag ik haar één seconde pauze nemen.
‘Oh? Wirklich?’
Minder vlees eten is een mooi ideaal, meer praten is dat ook. Ik ging steeds vaker bij haar langs de afgelopen maand. Toen ik op een dag zelf vers geknipt was, maakte zij er een opmerking over. We raakten aan de praat. Ik vroeg haar hoelang ze dit werk al deed. Al meer dan dertig jaar. Hoe vaak ze hier was. Zeven dagen per week. Of het lange dagen waren. Van elf tot elf. Of ze dan nooit vakantie nam. Nooit, behalve drie weken in januari. Dat ze dan vast naar de zon ging. Nee, naar haar moeder in het noorden van Duitsland.
En ze vertelde over haar moeder, haar drie kinderen, haar man die de boodschappen deed, hun eerste kleinkind dat dit jaar was geboren. ‘Maar ik heb het nog maar één keer gezien.’
En terwijl ze stond te praten, enthousiast, verwonderd, lebendig, begon ik te tellen en te meten. Dat doe ik slechts heel zelden. Een driehoek. Vier meter op vier meter. De helft van zestien vierkante meter. Veertig gerechten. Veertig drankjes. Drie braadsledes. Twee frituren. Twee magnetrons. Eén braadkraam met vier kippen. Twee euro twintig per curryworst. Dertig jaar lang. Twaalf uur per dag.
Minder vlees eten is een mooi ideaal, meer praten is dat ook
Het resultaat van al mijn berekeningen was dit: schaamte, diepe schaamte. Ik met mijn interviews in Parijs, mijn residentie in Berlijn, mijn appartement in Brussel, mijn redacteur in Amsterdam. Ik die de hele dag online stukken kan lezen, terwijl zij de rolluiken opent en twaalf uur later weer laat zakken. Schaamt u dood, gast. Zie haar. Zie haar echt.
‘Als je ziet hoeveel mensen in Amerika niet eens de dokter kunnen betalen!’
Die zin bleef heel november en heel december galmen in mijn geweten. Luister nog eens. Luister goed. Ongeacht welke politicus ze ermee verbond, ze vond het alvast erg belangrijk dat mensen betaalbaar naar de dokter kunnen, zelfs in een ander werelddeel waar ze nooit was geweest en misschien nooit zou komen. Dat heet zorg, geloof ik. Dat heet betrokkenheid. Hopen dat een ander het niet al te bar heeft. Het is dezelfde zorg die ze aan de dag legt wanneer een verwaaide figuur van de brug of de winkelstraat even komt schuilen voor de wind. ‘Kalt heute, nein?’
Wat zou ze stemmen? Voor die nieuwe, snelle opkomende beweging die nu zelfs in Duitsland wortel schiet? Duitsland, samen met Canada ongeveer, de laatste sterke democratie van het Westen, voor zolang het nog duurt. De AfD? Zou ze? Zeker nu, na de aanslagen, hier twee kilometer verderop? Die oorlog is zo lang geleden, die aanslagen zijn zo recent.
‘De meeste mensen deugen’: het is al jaren mijn motto, van de Westhoek tot Congo. Zet ze liever niet in een basket of deplorables of bij de onfatsoenlijken, zoals Hillary Clinton en Martin Schulz dit najaar deden. Besef liever dat ons gedrag bepaald wordt door de omgeving. Haalt het stemhokje echt het beste in ons naar boven? Je mag er niet eens iets zeggen. Hoe kan je dan eigenlijk aangeven dat je bovenal vindt dat armen betaalbare zorg verdienen als je enkel hier en daar een flard op tv hebt gezien?
Vorige week, twee dagen voor kerst. Twee mannen staan zwijgend te eten. Een derde staat met zijn imposante rug onbewogen naar haar toe. Zijn zwarte jas is gescheurd en vettig. Zijn hoofd zit verborgen in de donkere capuchon. Zijn haar is gestold tot dreadlocks, niet uit keuze. Hij gelijkt een levend standbeeld, ook niet uit keuze. Zijn rechterschoen is geen rechterschoen meer, maar een herinnering aan een rechterschoen. Dan draait hij zich zeer langzaam naar haar toe met een groezelige hand vol munten van één en twee eurocent.
‘Und für Sie?’ hoor ik haar vragen.