89 gemeenten huisvestten meer vluchtelingen dan geëist. Maar er is nog genoeg te doen
Zo’n 6.000 vluchtelingen hadden deze maand al met het opbouwen van een nieuw bestaan kunnen beginnen. Als gemeenten erin waren geslaagd hen op tijd aan woonruimte te helpen. Maar het huisvesten lukt steeds beter, zegt Marco Florijn, die zich daarvoor inzet.
Nederlandse gemeenten hielpen het laatste halfjaar van 2016 in totaal 22.200 vluchtelingen aan woonruimte. Dat was bijna twee keer zoveel als in de eerste helft van het jaar daarvoor. Een Herculeaanse prestatie.
Maar het was niet genoeg. Het was maar 78 procent van de 28.282 nieuwkomers die Nederland in het laatste halfjaar van 2016 moest huisvesten van de Rijksoverheid.
Het gevolg? Op de dag na Kerstmis zaten in Nederlandse asielzoekerscentra nog altijd ruim 27.000 asielzoekers, van wie ruim 11.000 een verblijfsvergunning hadden en op huisvesting wachtten. Zo’n 6.000 wachtten langer dan veertien weken, de termijn waarbinnen ze gehuisvest horen te zijn.
Is dat erg? ‘Ik vind het schrijnend,’ zegt Marco Florijn. ‘Zesduizend mensen die vandaag al in een gemeente hadden kunnen wonen en aan hun integratie hadden kunnen werken. Dat we dat niet voor elkaar krijgen, vind ik verspilling van talent. In de loop van het integratietraject zie je soms de glans uit ogen van mensen verdwijnen. Hoe langer in het asielzoekerscentrum, hoe groter de dreiging van neerslachtigheid.’
Marco Florijn (39) is landelijk ambassadeur van Platform Opnieuw Thuis, een samenwerkingsverband van Rijk, provincies, gemeenten, woningcorporaties en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Dat platform werd eind 2014 als tijdelijk hulpmiddel voor tweeënhalf jaar in het leven geroepen om huisvesting van vluchtelingen met een verblijfsvergunning te versnellen. Toen moest de grote toevloed van vluchtelingen in de tweede helft van 2015 nog komen.
Florijn vergelijkt al die betrokken partijen met schakels in een raderwerk dat was ingesteld op minder huisvesting en plotseling moest overschakelen op expansie. Die machine kwam tergend langzaam en hevig pruttelend op gang. ‘Maar de motor draait nu echt op volle toeren,’ zegt Florijn.
De ambassadeur is er trots op dat het is gelukt om steeds grotere aantallen nieuwkomers aan woonruimte te helpen. Alleen al 9.488 in de laatste twee maanden van 2016. ‘Gemeenten en corporaties verdienen daar een compliment voor,’ vindt Florijn. ‘Op veel plaatsen in Nederland is daar hard aan gewerkt.’
Op sommige plaatsen misschien harder dan op andere. Noord-Holland huisvestte maar 68 procent van de nieuwkomers die ze in de tweede helft van 2016 moest onderbrengen. Terwijl Gelderland meer nieuwkomers (102 procent) aan woonruimte hielp dan het Rijk had geëist.
Waarom sommige gemeentes het beter doen dan andere
De verschillen tussen de gemeenten zijn nog veel groter. Er zijn 63 gemeenten die nog niet de helft van het aantal nieuwkomers hebben gehuisvest voor wie zij moeten zorgen. Daaronder: Almelo, Staphorst, Geldermalsen, Wijk bij Duurstede, Aalsmeer, Amstelveen, Schiedam, Bergen op Zoom, Middelburg en Voerendaal.
Daar tegenover staan 89 gemeenten die meer deden dan ze hoefden, soms twee of drie keer zoveel. Zoals: Assen, Enschede, Arnhem, Lelystad, Nieuwegein, Dordrecht, Den Bosch en Weert.
Van de vijf grootste gemeenten van Nederland scoorde Amsterdam met 56 procent het laagste. Eindhoven haalde bijna het dubbele: 110 procent.
Florijn geeft drie verklaringen voor die grote verschillen. De ene gemeente is enthousiaster dan de andere, zegt Florijn. ‘De ene wil een bijdrage leveren aan een internationale opgave. De andere denkt: we hebben genoeg andere problemen. Maar ik heb nog geen wethouder ontmoet die tegen me zei: ‘We willen dit niet.’ Dat is ook niet aan de orde. Het gaat om een wettelijke verplichting van het Rijk. Provincies zien op naleving toe. Gemeenten hebben geen keus.’
De ene wil een bijdrage leveren aan een internationale opgave. De andere denkt: we hebben genoeg andere problemen
‘Soms zijn gemeenten traag met ontwikkeling en uitvoering van plannen,’ vertelt Florijn. ‘Soms heeft een provincie dat wel erg lang getolereerd. Je ziet nu dat provincies zich actiever opstellen tegenover achterlopers. In het uiterste geval kunnen ze binnenkort gebruikmaken van de wet Kostenverhaal Huisvesting Vergunninghouders.’ Voor elke persoon die de gemeente niet tijdig huisvest, moet ze dan maandelijks 1.800 euro vergoeding betalen voor kosten van de opvang door het COA. ’
Een tweede verklaring: sommige gemeenten krijgen het snel uitbreiden van de huisvesting niet georganiseerd. De taak om nieuwkomers te huisvesten is bijvoorbeeld ondergebracht bij de afdeling Wonen die weinig oog heeft voor het maatschappelijk belang van snelle integratie. Of de huisvesting van vluchtelingen is het probleem van één wethouder geworden. Florijn: ‘Dan helpt het vaak al om een brede taakgroep op te zetten, dwars door alle afdelingen heen, die wel de urgentie voelt. Al is het maar om te voorkomen dat een vluchteling langdurig afhankelijk van de bijstand blijft.’
En dan heb je de ‘niet-kunners,’ zoals Florijn ze noemt. Al die gemeenten met een lastige woningsituatie. Met te weinig woningen voor al die mannen alleen. Met weinig vrije grond om tijdelijk huisvesting neer te zetten. Met te weinig ambtelijke capaciteit.
Wat er dus nog moet gebeuren...
‘Maar al die problemen zijn oplosbaar,’ zegt Florijn. ‘Alleen de complexiteit varieert. Heb je veel grote eengezinswoningen, dan moet je daar soms vier mensen plaatsen. Dat is ingewikkeld, want ze moeten met elkaar een huishouden vormen. De corporatie ontkomt niet aan het sociaal beheer.’
Heb je genoeg ruimte, zoals Leiden, dan bouw je units waar eventueel later ook studenten kunnen wonen. Zit je met leegstaande kantoren dan bouw je die om tot woonruimten, zoals Utrecht heeft gedaan, zoals Haarlemmermeer nu doet.
Het Platform Opnieuw Thuis beschikt inmiddels over een heel scala aan oplossingen voor alle problemen. ‘Er is geen excuus,’ zegt Florijn, ‘voor een gemeente die bij het huisvesten van vluchtelingen in gebreke blijft.’
In de eerste helft van dit jaar moeten gemeenten zo’n 19.000 nieuwkomers huisvesten, van wie driekwart in het kader van gezinshereniging. Florijn heeft er alle vertrouwen in dat dit aantal zal worden benaderd en dat de achterstand bij het huisvesten van nieuwkomers grotendeels wordt weggewerkt.
...en waar de voornaamste problemen nu liggen
Stagnatie van de integratie door tijdverlies bij de huisvesting is dan verleden tijd. Maar in andere fasen van het integratieproces gaat nog steeds kostbare tijd verloren, vindt Florijn. Hij doelt op het inburgeren, waarvoor een nieuwkomer drie jaar de tijd krijgt. Vóór invoering van de Wet Inburgering in 2014 was de gemeente daarvoor verantwoordelijk.
Nu wordt de nieuwkomer gedwongen zelf een weg te vinden door het woud van de commerciële inburgeringscursussen. Volgens Florijn moet de regie weer terug naar de gemeenten die er toch al voor moeten zorgen dat zoveel mogelijk burgers meedoen in het kader van de Participatiewet. ‘Privatisering van de inburgering is een vergissing. Een weeffout die dringend reparatie behoeft.’
Privatisering van de inburgering is een vergissing. Een weeffout die dringend reparatie behoeft
‘Laat je bij inburgering inspireren door wat je zelf zou willen,’ zegt Florijn. ‘Dan heb je niks aan lessen in correcte spelling. Dan loop je liever mee op de werkvloer, krijg je taalles op de werkvloer, word je onder begeleiding ondergedompeld in de maatschappij.’
Na het slagen voor het inburgeringsexamen moet begeleiding ook niet stoppen, vindt Florijn. Syriërs vormen de grootste groep onder de nieuwkomers. Ze staan bekend als de Duitsers van het Midden-Oosten: ondernemend, werklustig. ‘Begeleid ondernemerschap, dat zou je deze groep moeten aanbieden,’ zegt Florijn. ‘Zo’n model zou je ook kunnen gebruiken voor andere kwetsbare groepen in de samenleving.’
Misschien neemt Florijn zelf wel het initiatief. In juli houdt Platform Opnieuw Thuis toch op te bestaan.
Dit verhaal is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van Stichting Dioraphte was dat niet mogelijk geweest.