Een van de interessantste literaire genres van 2017 wordt ongetwijfeld de natuurfotografie. Het jaar is nog maar enkele weken oud en ik werd al tweemaal van mijn sokken geblazen.

Best raar voor een fotografie die zich al te vaak lijkt vast te rijden in kitsch, clichés of kolder. Altijd maar die cheetah tegen een streperige achtergrond, altijd maar die bijeen gedrumde flamingo’s, altijd maar die kikker op zijn stokje met zijn grote domme ogen.

De foto die ruikt naar de teloorgang van de Amerikaanse droom

Maar neem nu deze foto:

Geen dieren, geen beweging, geen spektakel. Het spektakel is voorbij. De stilte is teruggekeerd. Een mistig naaldwoud met wat late sneeuw.

De helft van de foto bestaat uit aarde, zoals de oude landschappen van grotendeels uit lucht bestonden. Dit is aan de westkust van Amerika. Een ingetogen, majestueus landschap waar de menselijke aanwezigheid hooguit nog een silhouet kan zijn. Dit keer niet van een paar schouders of een rug, maar van een donker, neergehaald informatiebord in het midden van het beeld.

Het moet nogal een machtig gedonder geweest zijn toen de Pioneer Cabin Tree op 8 januari naar beneden kwam. Hoogte en leeftijd van Amerika’s beroemdste boom waren onbekend. Iets van vijfentachtig meter. Iets van duizend jaar.

Het moet een machtig gedonder geweest zijn toen de Pioneer Cabin Tree naar beneden kwam

Bij de laatste honderd kon je er met een autootje doorheen rijden. Toen mocht ook dat niet meer. Het woord bleef wel bungelen in het Amerikaans: een drive-through tree. Een woord dat naar wassalons, roomijs en brillantine rook. Hoe ondraaglijk kan het optimisme van de American Dream zijn?

De sequoia in het Calaveras Big Tree State Park in Californië zou niet alleen door storm en overvloedige regenval geveld zijn, maar ook erg geleden hebben onder die ingreep die de boom op hoge leeftijd had moeten ondergaan. Die recente operatie uit de jaren 1880 toen twee arbeiders er een tunneltje in hadden gehakt.

De foto van het voorheen trappelende, nu vastgevroren vosje

Of neem deze foto, die begin januari de wereld rondging:

Een vos was door het ijs van de Donau gezakt. De randen waren glad. De vos trappelde steeds trager. Het ijs vroor dicht. Enkele dagen later kwam een jager langs. Die haalde een zaag.

Alles aan dit verhaal klopt. Allereerst: de Donau, de meest Europese van alle Europese rivieren, die niet alleen door Wenen, Belgrado en Boedapest stroomt, waar de Hongaarse dichter József Attila haar grijze golven vergeleek met ‘de rollende spieren van een werkende mens,’ maar ook door Fridingen bei Tuttlingen, op zeshonderd meter hoogte, waar die werkende mens gewoon nog een speelse jongen is, met zachte, soepele spieren die zich niet snel laten bevriezen.

Vervolgens: een jager. Is dit een sprookje opgetekend door de gebroeders Grimm? Vroeger had de schutter al eens een ree in het ijs gevonden. Af en toe een everzwijn.

Ten slotte: die poten. Hoe het nog loopt, hoe het nog trippelt, dat vosje. Hoe het zich nog steeds lijkt klaar te maken om te springen op die trampoline, zoals in dit heerlijke filmpje.

YouTube

Wat was er gebeurd? Enkel de romp was vast komen te zitten in het ijs, de poten waren aldoor vrij blijven hangen in het stromende water daaronder. Het was de jager die de poten buiten in een bak met water zette om de vondst langer te

Alles klopt aan dit verhaal. Donau, jager, silhouet. Bovendien: de oortjes waren aldoor vrij.

Wat deze foto’s nu vertellen

In Amerika viel een boom om, in Europa vroor een vos vast.

Ik wil het niet doen, het lijkt te gemakkelijk, maar ik doe het toch. Het einde van een tijdperk is daar, het begin van een stilstand hier. Ik kan die foto’s bijna niet anders dan metaforisch lezen. Pijnlijke metaforen over dit moment in de tijd. De indruk dat iets onherroepelijk vastzit. De somberte daarover.

Natuurfotografie van de nieuwe soort: achteloos, ondoordacht, bewust niet esthetisch en juist daardoor weer relevant. Iets tussen profetische poëzie en politieke commentaar in.

Enkele jaren geleden liep ik door een weinig bezocht stuk van de Pyreneeën. Het pad omhoog was maagdelijk wit, op het spoor van één vosje na. Kilometerslang kon ik zijn pootafdrukken volgen, die typische stand van de voetkussentjes. Ik heb mij zelden zo weinig eenzaam gevoeld als toen.

‘Natuurlijk spreken bomen,’ debiteerde hij, ‘maar ze zeggen Maar Eén Woord Per Eeuw’

Bij ons aan de keukenmuur hing een kalender. Elke maand een ander wereldwonder. Die waren nog goedkoop in de jaren zeventig. Ergens in de zomermaanden: die foto van een boom waardoor een autootje reed. Zwaaiende kinderen.

Daar moet ik aan denken. Toen die boom ontkiemde, was er nog geen Europeaan in Noord-Amerika te bespeuren, afgezien van de Viking Leif Eriksson die er even voet aan wal zette. Duizend jaar. Het is haast niet te bevatten. Rooksignalen. Maïsteelt. Aardewerk. Toen de boom op de helft van zijn leven was, kwamen de eerste karvelen in zicht. Spaans. Suikerriet. Slavenliederen. Oliebaronnen. Stoomtreinen. Dagjestoeristen. Vliegtuigcondens. Selfiesticks.

In Italië onmoette ik eens een man die blootsvoets in de bossen woonde. Hij sprak zeer weinig, en daardoor zeer luid. We aten pasta. ‘Natuurlijk spreken bomen,’ debiteerde hij, ‘maar ze zeggen Maar Eén Woord Per Eeuw.’ Hij nam een slok pinot grigio. ‘Dus als ze spreken, moet je wel zorgen Dat Je In De Buurt Bent.’

Welke volzin zou de ene sequoia gestameld hebben?

Meer odes:

Ode aan Leonard Cohen. Een gids en vriend van velen Zijn songs waren aanzetten tot stilte. Dat we dit hebben mogen meemaken, zoveel tederheid. Ode aan een vriend van velen. Lees de ode hier terug Ode aan het risico. Want braafheid heerst Westerse samenlevingen zijn geobsedeerd door veiligheid. Voor onze staten, onze lichamen, onze kinderen. Maar we kunnen niet elk onheil beteugelen. Ode aan een neologisme: risicovreugde. Lees de ode hier terug