Eén derde van de vluchtelingen slaagt op tijd. Dat krijg je als je bezuinigt op inburgeren
De Algemene Rekenkamer velt vandaag een vernietigend oordeel over het inburgeringsbeleid. Door bezuinigingen slaagt maar 33 procent van de vluchtelingen op tijd. Inburgeren en participeren zouden weer hand in hand moeten gaan.
Het inburgeringsbeleid schiet tekort. Sinds de invoering van de nieuwe Wet inburgering in 2014 hollen de resultaten achteruit.
Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer, het overheidsinstituut dat controleert of het Rijksbeleid werkt. Het rapport met de bevindingen - Inburgering. Eerste resultaten van de Wet inburgering 2013 - verscheen vanochtend om zeven uur.
Het harde oordeel van de Algemene Rekenkamer bevestigt het sombere beeld dat Greta Riemersma en ik vorige week van het inburgeringsbeleid schetsten op basis van onderzoek onder 172 vluchtelingen met een verblijfsvergunning. Ook onderzoekers en gemeenten toonden zich eerder uiterst kritisch over het inburgeringsbeleid.
De resultaten van de nieuwe wet
Eerst de achteruitgang in cijfers. Vreemdelingen van buiten de Europese Unie die in Nederland willen verblijven, zijn sinds 2007 inburgeringsplichtig. Ze krijgen drie jaar om het inburgeringsexamen te halen. Van de eerste groep nieuwkomers die nog onder de oude inburgeringswet van 2007 viel, slaagde 60 procent binnen de wettelijke termijn. Bij de eerste groep onder de nieuwe wet was dat 33 procent.
Alle kennis en ervaring werden in één klap overboord gegooid
Nog een ander groot verschil: onder de oude wet deed 20 procent van de nieuwkomers staatsexamen NT2 - examen Nederlands op het hoogste niveau, vereist om toegelaten te worden tot hoger onderwijs of universiteit -, onder de nieuwe wet was dat maar 2 procent.
De Wet inburgeringsbeleid 2013 was voor alles een bezuinigingsoperatie. Een waarmee de Rijksoverheid vanaf 2014 jaarlijks 333 miljoen euro bespaarde, maar die de samenleving nog duur kan komen te staan.
Inburgering werd weggehaald bij de gemeenten, die er tot dan toe voor verantwoordelijk waren. ‘Zonder vooraf de mogelijke gevolgen in de praktijk na te gaan,’ stelt de Rekenkamer vast. Alle kennis en ervaring die gemeenten hadden, de hele infrastructuur om in te burgeren, werden in één klap overboord gegooid.
De drie pijlers onder de nieuwe wet
Het nieuwe beleid was op drijfzand gebouwd. Eerste pijler was dat nieuwkomers voortaan zelf verantwoordelijk waren voor hun inburgering. Er waren genoeg signalen en tal van waarschuwingen dat dit te hoog was gegrepen, signaleert de Algemene Rekenkamer nu, maar in de praktijk werd daar niks mee gedaan.
De inburgeringsmarkt werd geprivatiseerd, dat was de tweede pijler. Maar die commerciële markt was voor nieuwkomers volstrekt ondoorgrondelijk. Hoe konden ze ooit de geschiktste cursus vinden in de jungle van aanbieders? Informatie over de cursussen is volgens de Algemene Rekenkamer namelijk onbegrijpelijk, niet betrouwbaar en niet toegankelijk. Een motie van het D66-parlementslid Gerard Schouw die in 2012 door de Kamer werd aangenomen en die de regering verplichtte om een jaarlijks overzicht te geven van de kwaliteit van cursussen, de prijzen en de slagingspercentages, is nooit uitgevoerd. De kwaliteit van de inburgeringscursus wordt door de overheid niet getoetst.
De derde pijler onder de wet was de zogeheten ‘resultaatverplichting.’ Wie het inburgeringsdiploma niet binnen de gestelde termijn haalt, wordt bestraft. De vluchteling krijgt een boete van maximaal 1.250 euro die herhaaldelijk opgelegd kan worden. Ook wordt gedreigd met het intrekken of niet verlengen van zijn verblijfsvergunning.
Dat laatste kan volgens het internationaal recht helemaal niet. En die boete werkt volgens de Algemene Rekenkamer alleen maar contraproductief. Om geen boete te riskeren, mijden nieuwkomers de taalcursussen op het hoogste niveau uit angst dat ze daarvoor misschien niet tijdig slagen.
Inburgering en participatie zouden weer samen moeten gaan
Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken weet dat het inburgeringsbeleid niet goed werkt. Drie maanden geleden kondigde hij in een brief aan de Tweede Kamer een aantal ingrepen aan. De belangrijkste: gemeenten krijgen weer meer grip op de inburgering. Opdat ‘dit nieuwe inburgeringsstelsel zo snel mogelijk goed gaat functioneren,’ schreef de minister.
De overheid moet beter in kaart brengen hoe de participatie van nieuwkomers verloopt
Volgens de Algemene Rekenkamer gaan die ingrepen niet ver genoeg. De Rekenkamer vindt het onbegrijpelijk dat de overheid geen overzicht heeft van het opleidingsniveau van de nieuwkomers. ‘Een omissie,’ zei Kees Vendrik, lid van de Rekenkamer, gisteren in een toelichting op het rapport. Volgens de Rekenkamer moet de overheid beter in kaart brengen en volgen hoe de participatie van nieuwkomers verloopt.
Inburgering moet bijdragen tot participatie. Dat gebeurt onvoldoende, vindt de Algemene Rekenkamer. Inburgering en participatie zouden weer hand in hand moeten gaan en gelijktijdig worden aangepakt, zoals dat vóór invoering van de Wet inburgering 2013 gebeurde.
Dit verhaal is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van Stichting Dioraphte was dat niet mogelijk geweest.