Hoe woorden onze privacy hebben uitgehold in de Tweede Kamer
De overheid is steeds wantrouwiger tegenover de burger komen te staan. Dat leert een zoektocht naar het gebruik van de woorden misdaad, straf, fraude en misbruik door de Tweede Kamer. Wat betekent dit voor de privacy van de burger?
Politici zijn na de Val van de Muur in de greep geraakt van een nieuw soort maakbaarheidsdenken.
‘Dit is echter geen maakbaarheid die, zoals in de jaren zestig en zeventig, in het teken staat van emancipatie, vooruitgang en solidariteit, maar een die in het teken staat van surveillance, controle, misdaad- en terreurpreventie, bewaking, zero tolerance, spreidingsbeleid, inperking van privacy, kortweg: het herstel van een autoritaire, gesloten samenleving,’ schreef filosoof René Boomkens in 2006.
De nieuwe gestrengheid, noemde de jurist Ybo Buruma het in 2011. We hebben niet langer een hulpvaardige, maar een strenge, straffende overheid.
‘Het beleid komt erop neer de burger niet te geven wat hij vraagt (sociale zekerheid) maar hem te doen geloven dat een gevoel van persoonlijke veiligheid will do also. Van verzorgingsstaat naar strafstaat,’ signaleerde de TeldersStichting, de denktank van de VVD in 2006.
Dat de aandacht voor terrorisme sterk is toegenomen, is logisch: van vier vermeldingen in wetten, amendementen en moties onder kabinet-Kok I tot 104 onder kabinet-Rutte II. Maar het nieuwe maakbaarheidsdenken uit de 21ste eeuw is veel breder dan een reactie op terrorisme alleen.
De politiek wantrouwt de burger op vele terreinen en wil hem of haar overal in de gaten houden en corrigeren: als verkeersdeelnemer, als patiënt, uitkeringsgerechtigde en als belastingbetaler.
De opkomst van die strenge, wantrouwende overheid is goed terug te vinden in onze parlementaire zoekmachine. Woorden als misdaad, criminaliteit, straffen, fraude en misbruik doken de afgelopen jaren steeds vaker op in officiële Kamerstukken.

Dat die woorden meer gebruikt worden, komt niet doordat de dreiging ook groter wordt: de geregistreerde misdaad daalt bijvoorbeeld in de hele westerse wereld al ruim een decennium. En de fraude met zorgdeclaraties is met 11 miljoen per jaar verwaarloosbaar (op 69 miljard euro zorgbudget dit jaar).
Dat politici alleen maar meer over misdaad, fraude en straf zijn gaan praten, zegt dus niet zozeer iets over de werkelijkheid, maar over de obsessie die politiek en media ermee hebben.
En aangezien privacy bij uitstek hét grondrecht is dat de burger moet beschermen tegen een wantrouwige, snuffelende overheid, is het geen wonder dat door al dat gestolde wantrouwen tegen de burger, privacy zélf steeds vaker onderwerp van politiek debat werd.

Privacy veranderde zodoende in een paar decennia van een wat obscuur Grondwetsartikel in een cruciaal politiek onderwerp. Of we daar blij mee moeten zijn, is de vraag.