Deze farma-activist buigt regels zonder ze te breken. En redt er levens mee
Wilbert Bannenberg hielp aidsremmers Zuid-Afrika in te loodsen en stelde een bedrijf aan de kaak dat steroïden verkocht aan ondervoede kinderen. Een interview met een man die al jaren tegen misstanden in de farmaceutische industrie strijdt. Met lef, een haviksoog voor mazen in de wet en een vleugje burgerlijke ongehoorzaamheid.
‘Herstelt de eetlust.’ ‘Gaat afbraak tegen.’ Een afbeelding van een uitgemergeld kindje moet wanhopige moeders in arme landen over de streep trekken hun kroost een geadverteerd medicijn te geven.
De advertenties zijn er niet voor zomaar een middeltje. Nee, het gaat om de anabole steroïde ethylestrenol (Orabolin), een chemisch zusje van het bij bodybuilders bekende nandrolon (Deca-Durabolin). Een illegale spierversterker.
Beide middelen kennen bijwerkingen als borstvorming en erectieproblemen bij mannen, clitorisvergroting bij vrouwen, hartfalen en levertumoren. Bij kinderen kunnen ze zorgen voor achterblijvende groei.
De Nederlandse farmaparel Organon adverteert in arme landen met anabole steroïden voor ondervoede kinderen. Dat is hoe Wilbert Bannenberg in 1981 kennismaakt met de geneesmiddelenindustrie.
Met zijn twee jaar eerder opgerichte stichting Wemos duikt Bannenberg in de zaak. Hij ontdekt dat Organon niet alleen met Nederlandse ontwikkelingshulp een fabriek in Bangladesh heeft opgetuigd waar de grondstof van de steroïden mee wordt gesubsidieerd. Ook worden de steroïden voor baby’s in speciale druppeltjes met een chocoladesmaak en ijzer geproduceerd.
‘Anabole steroïden, die schreef je in het westen eigenlijk alleen maar voor bij mensen met nierfalen of kanker,’ herinnert Bannenberg zich. ‘Maar ondervoede kinderen hebben gewoon brood nodig. Het is hoogst onethisch om bij hongersnood dit soort schadelijke middelen te geven.’
Hij dringt bij Organon dan ook aan met de handel te stoppen. Maar het bedrijf vecht intussen de subsidie van Wemos aan waarmee Bannenberg een congres organiseert waar hij de praktijken wereldkundig wil maken. ‘Het verwijt van Organon aan ons was dat we steeds te laat om wederhoor hadden gevraagd,’ blikt Bannenberg terug. ‘We hadden onze bevindingen bijvoorbeeld maar één dag van te voren aan Organon opgestuurd, terwijl we al langere tijd selectief documenten lekten naar de kranten en het NOS Journaal.’ Een reprimande van de subsidieverstrekker verder, kon het congres niettemin doorgaan.
Het is tragisch dat arme mensen hun laatste geld uitgeven aan iets wat in een mooi doosje zit en uit het rijke Westen komt
Met resultaat: Organon kwam zo in verlegenheid dat branchevereniging Nefarma de marketingstrategieën van haar erelid moest veroordelen.
‘Ik heb het altijd ontzettend tragisch gevonden dat mensen in ontwikkelingslanden hun laatste centjes uitgeven aan iets wat in een mooi doosje zit en uit het rijke Europa of de VS komt,’ zegt Bannenberg. ‘Terwijl het middel daar helemaal niet meer mag worden gebruikt.’
En precies die dingen die Organon hier deed - geslalom tussen de regels, het presenteren van halve waarheden, het negeren van basale ethische afwegingen in landen met weinig toezicht - werden een terugkerend fenomeen in de carrière van Bannenberg.
Hij vertelt me hoe het de basis legde voor zijn activistische instelling van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid.’
Insider van de Wereldgezondheidsorganisatie
Want naast dat in arme landen op grote schaal ‘troep’ is verkocht, constateert Bannenberg in de jaren tachtig dat de meest essentiële geneesmiddelen er dan weer niet beschikbaar zijn. Niet veel later leert hij dat die twee bevindingen communicerende vaten zijn.
Op het jaarlijkse congres van de Wereldgezondheidsorganisatie ziet hij in 1982 de Amerikanen, hofleverancier van geneesmiddelenontwikkelaars, als enige afgevaardigde tegen het voorstel stemmen om een ‘Action Programme on Essential Drugs’ op te zetten. Dat was bedoeld om essentiële middelen beter beschikbaar te krijgen in ontwikkelingslanden. De Amerikanen zijn daarnaast fel tegen een gedragscode die onethische marketing aan banden moet leggen.
‘Dit was eigenlijk de eerste keer dat ik aanschouwde wat een ongelofelijk machtige partij de farmaceutische industrie is,’ zegt Bannenberg. ‘Want de industrie was natuurlijk bang dat de gedragscode marketingafdelingen zou hebben beperkt in het verspreiden van onzinnige claims. Dat er voorschrijfrichtlijnen zouden komen gebaseerd op klinisch onderzoek, waar veel producten niet meer in zouden komen.’
Niettemin: ontwikkelingslanden hebben een meerderheid in de Wereldgezondheidsorganisatie, met 120 van de 194 stemmen. Toch kwam de gedragscode en de naleving van een rationeel gebruik van geneesmiddelen er niet.
‘De Amerikanen betalen een kwart van de jaarlijkse contributie van de Wereldgezondheidsorganisatie,’ zegt Bannenberg. ‘De toenmalige directeur-generaal, Halfdan Mahler, heeft toen in 1985 op een conferentie in Nairobi vertrouwelijk verteld dat er achter de schermen geëist werd dat het voorstel voor een gedragscode van tafel ging, anders zouden de Amerikanen geen cent* meer overmaken.’
Souffleur van lokale journalisten
Gevolg was dat Bannenberg nog jaren geneesmiddelen aantrof in ontwikkelingslanden die in Europa allang van de markt waren. De lijst essentiële geneesmiddelen van de Wereldgezondheidsorganisatie bleef daarnaast nog beperkt invloedrijk, omdat er alleen medicijnen op kwamen zonder octrooibescherming, die dus goedkoop waren.
Bij gebrek aan toezicht fluisterde Bannenberg de lokale pers dan maar in. ‘Dangerous drug on Sale in Kenya,’ kopte een krant dan, herinnert Bannenberg. Na een paar dagen ophef kopte diezelfde krant: ‘Killer Drug is Pulled out of the Market.’
Maar het bleef toch een provisorische oplossing voor een structureel probleem. Het gebrek aan grip op farmaceutische bedrijven in ontwikkelingslanden leidde aan het eind van de jaren negentig een catastrofe in.
Cynisch genoeg gebeurde dat gelijktijdig met een van de belangrijkste doorbraken die de industrie ooit voortbracht.
Medicijnrekenaar onder Mandela
In 1996 maakt de wereld op de elfde internationale aidsconferentie in Toronto kennis met een spectaculaire medische doorbraak. Een combinatietherapie remt het hiv-virus dusdanig dat het zich niet meer kan vermenigvuldigen in het bloed, waardoor aids degradeert van een dodelijke ziekte naar een chronische aandoening.
Het middel krijgt een prijskaartje van rond de 12.000 dollar per jaar. In het Westen betalen verzekeringen dat. In ontwikkelingslanden wordt het een levenselixer voor alleen de superrijken.
Bannenberg werkt dan voor de Wereldgezondheidsorganisatie in Zuid-Afrika, een van de zwaarst getroffen hiv-landen. ‘Op de eerste dag van mijn baan moest ik een memo schrijven voor Thabo Mbeki, de vice-president van Nelson Mandela,’ herinnert hij zich. ‘Ik moest onder andere uitrekenen wat het zou gaan kosten om de doorbraak naar Zuid-Afrika te brengen.’ De firma’s Glaxo en Abbott willen voor ‘kostprijs’ leveren: 7.000 dollar per patiënt per jaar.
Dat komt neer op een totaalbedrag van 21 miljard dollar, want er zijn dan 3 miljoen bekende besmettingen. ‘Meer dan het hele zorgbudget van Zuid-Afrika.’
Gastheer van aidsactivisten
Al vrij snel was er een staatsbedrijf uit Brazilië dat het voor 3.000 dollar kon doen. Waarna de Indiase producent Cipla liet weten het voor 800 dollar, en later zelfs voor maar 360 dollar per patiënt per jaar te kunnen maken, vertelt Bannenberg.
Het grote probleem is alleen dat de merkmiddelen octrooibescherming genieten, waardoor deze goedkopere versies niet mogen worden ingevoerd. De Zuid-Afrikaanse regering wil in 1998 een wet invoeren die de import ervan makkelijker maakt, maar dat komt de regering-Mandela op een rechtszaak te staan van 39 farmaceutische multinationals. Zij claimen dat deze wetsaanpassing ongrondwettelijk is.
‘Die schandalige rechtszaak heeft tot 2001 geduurd, eigenlijk alleen omdat ze betere juristen hadden dan wij,’ zegt Bannenberg.
En dus was er in Zuid-Afrika een radicalere strategie nodig om zo’n 1.000 aidsdoden per dag en 1.500 nieuwe hiv-infecties per dag te lijf te gaan.
Naast zijn baan bij de Wereldgezondheidsorganisatie broedde Bannenberg met aidsactivisten op het vergaren van internationale media-aandacht, het organiseren van hoorzittingen in het parlement en het verkrijgen van getuigenverklaringen van doodzieke patiënten.
Allemaal in overleg met groepen als Artsen zonder Grenzen en de Treatment Action Campaign. ‘Mijn huis werd een logeerplek van nationale en internationale aidsactivisten,’ zegt Bannenberg. ‘Ik had twee ingangen in mijn woning. Aan de voorkant stond mijn dienstauto van de Wereldgezondheidsorganisatie, via de achterdeur liet ik de mensen binnen met wie uiteindelijk de overwinning zouden worden behaald’.
De directeur van een brievenbusfirma
Het zijn de activisten die ‘met meerdere pannetjes op het vuur’ de merkbedrijven uiteindelijk op de knieën krijgen. Zo wordt Bannenberg in 2002 directeur van een importbedrijf, een papieren onderneming. ‘Enkele jaren nadat Mandela president af was, kreeg Artsen zonder Grenzen van zijn stichting het verzoek om generieke medicijnen het land in te sluizen,’ zegt hij. ‘We hebben toen een speciale farmaceutische importeur opgezet, met vergunningen en al. De Generic Antiretroviral Procurement Project,’ lacht hij. ‘Een knipoog naar the World According to Garp.’
We zetten een brievenbusfirma op om goedkope aidsremmers in te voeren
‘We hadden een adviesraad met allerlei hiv/aids-professoren, en vrienden van de Nelson Mandela Foundation. Het idee was om goedkopere, generieke aidsremmers in te voeren, daarbij bewust het risico nemend van een civiele rechtszaak van de industrie wegens octrooischending.
Maar de bedrijven durfden niet meer zelf naar de rechter te stappen; in april 2001 waren zij na zware reputatieschade al uit de zaak tegen de Zuid-Afrikaanse regering teruggetrokken. Maar de activisten moesten zelf nog een rechtszaak starten om Cipla daadwerkelijk tot de markt toe te laten. ‘In 2003 hebben we hen via de mededingingswet succesvol onder druk gezet om generieke aidsremmers op de markt toe te laten,’ zegt Bannenberg. Waarna ‘de hele wereld’ stond te springen om Zuid-Afrika eindelijk te helpen.
Toch is de geneesmiddelenbanvloek van het land daarmee nog niet gebroken. Uit onverwachte hoek volgt namelijk een nieuwe tegenstander.
Sleutelgetuige in een doorslaggevende rechtszaak
Als de man die hem enkele jaren daarvoor nog inschakelde om uit te rekenen wat het zou gaan kosten om Zuid-Afrika te bevoorraden met hiv-remmers, Thabo Mbeki, in 1999 president wordt, blijkt deze een aids-ontkenner te zijn geworden.
Mbeki oogst het giftige zaad waartegen Bannenberg tevergeefs jarenlang gestreden heeft: de agressieve farmamarketing in ontwikkelingslanden, onder het valse predicaat van hoogwaardige wetenschap. Met als gevolg: een tanend vertrouwen in de medicijnen van die bedrijven.
‘Hij had het idee ontwikkeld dat de hiv-remmers een achterdeurtje waren voor de industrie om Afrikanen opnieuw veel geld af te troggelen, zonder dat daarbij de echte oorzaak van de ziekte zou worden aangepakt,’ zegt Bannenberg. Ironisch genoeg luidde Bannenberg dik twintig jaar eerder zijn carrière in met een vergelijkbaar vermoeden bij de promotie van anabole steroïden bij ondervoede kinderen. ‘Mbeki dacht dat aids mede door armoede en racisme werd bepaald, niet perse door het hiv-virus.’
Flagrante onzin, maar dat verhinderde niet dat zijn regering de medicijnen wilde tegenhouden.
Zo wilde het Duitse farmaceutische bedrijf Boehringer Ingelheim het medicijn nevirapine weggeven. Dat verlaagt bij een eenmalige dosering van een hiv-positieve moeder het risico op een besmetting van de baby tijdens de geboorte met de helft.
‘Boehringer is niet beursgenoteerd, maar een oud familiebedrijf,’ zegt Bannenberg. ‘Bij het kerstdiner was besloten dat dit middel gratis ter beschikking gesteld zou worden aan Zuid-Afrika,’ zegt Bannenberg. Maar de regering onder Mbeki weigerde dit aanbod.
‘Toen heb ik meteen de belangrijkste aidsactivisten van Zuid-Afrika ingeseind. Zij hebben toen de regering van Mbeki aangeklaagd,’ zegt Bannenberg. ‘Ik heb in die zaak als getuigedeskundige verklaard dat het middel 50 procent van de besmettingen kan voorkomen, en daardoor levens redt.’ De hoogste rechter veroordeelt de Zuid-Afrikaanse regering tot het beschikbaar stellen van het middel. ‘Het redde het leven van honderd baby’s per dag.’
Na Zuid-Afrika ging Bannenberg door met het adviseren van regeringen om betere toegang tot geneesmiddelen te bewerkstelligen en lokale systemen te verbeteren.
Adviseur van toezichthouders
Terug naar het nu. Tegenwoordig werkt Bannenberg in Mongolië en Ethiopië, waar hij in de herfst van zijn carrière het geneesmiddelentoezicht helpt te versterken. Verder zet hij zich in voor het toegankelijk krijgen van peperdure geneesmiddelen tegen hepatitis C, waar drie jaar geleden een doorbraak heeft plaatsgevonden.
De wereld van farmaceutica ziet er anders uit, erkent hij. Een belangrijke les die hij geleerd heeft is dat de globalisering de dubbele standaarden voor een aanzienlijk deel heeft aangepakt, in ieder geval bij de multinationals.
‘Je merkt dat ze kwetsbaarder geworden zijn. Met een muisklik is te controleren of ze iets claimen wat niet waar is.’ Tegelijkertijd is de vrees voor imagoschade zo groot dat de interne procedures van multinationale bedrijven enorm zijn aangescherpt, soms tegen het verlammende aan.
Het leidt volgens Bannenberg tot de wat aparte situatie waarin firma’s als Glaxo of MSD intussen in sommige landen juist om meer regulering vragen, omdat ze een gelijke concurrentiestrijd willen voeren met de nationale of lokale generieke producenten, die zich bij gebrek aan toezicht meer kunnen permitteren.
Gelijktijdig zetten die bedrijven zich ook in voor lovenswaardige initiatieven, vindt Bannenberg. ‘MSD geeft op hele grote schaal een medicijn tegen rivierblindheid weg en Glaxo heeft inmiddels 5 miljard doseringen albendazole voor mensen met filariose weggegeven,’ implicerende dat er naast de malversaties wel degelijk lichtpunten te vinden zijn als het gaat om verantwoord ondernemen.
Het neemt niet weg dat er nog steeds enorme uitdagingen voor de opvolgers van Bannenberg zijn, met als belangrijkste het opstellen van een mondiaal R&D-verdrag. Een overeenkomst waarin alle leden van de Wereldgezondheidsorganisatie een gemeenschappelijke agenda vastleggen voor de ontwikkeling van geneesmiddelen die met name in arme landen wenselijk zijn, met maar een beperkte, of afwezige, rol van monopolies.
Vooralsnog houden de rijke landen dat tegen; de overwegend Amerikaanse en Europese bedrijven willen koste wat het kost vasthouden aan het octrooimodel. Maar Bannenberg heeft wel ervaring met de boel in beweging krijgen.
‘In de rijke en middeninkomens-landen zou je dwanglicenties moeten afgeven, om zo de monopolies van de grote multinationals in de markten aan te pakken waar het echt pijn doet.’ Met twinkeling in zijn ogen besluit hij. ‘Dat mag gewoon. Landen hebben die wettelijke mogelijkheid.’