Vluchtelingen willen niks liever dan werken. Waarom krijgen ze zo weinig steun?

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Illustrations by Roel Venderbosch for The Correspondent

Vluchtelingen die de afgelopen jaren naar Nederland kwamen, smachten naar werk. Vrijwillig, onder hun niveau, om ervaring op te doen - alles beter dan thuis zitten. Alleen krijgen ze amper begeleiding. Dat blijkt uit onderzoek met leden van De Correspondent.

Vluchtelingen die de afgelopen twee jaar in Nederland een verblijfsvergunning kregen, willen niets liever dan werken. Ze zijn blij met de veiligheid die ze in Nederland vonden, met hun huisvesting, met hun uitkering. Maar liever, veel liever, werken ze voor hun geld. Desnoods onder hun niveau en in een baan die niet bij hun belangstelling past.

Bij het zoeken naar een baan, hebben ze grote behoefte aan ondersteuning. Op de vraag wat ze nodig hebben om in Nederland werk te vinden, antwoordt grofweg iemand die me helpt en begeleidt. Zo’n 60 procent zegt onvoldoende kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt te hebben.

Dat blijkt uit ons onderzoek. Ruim nieuwkomers beantwoordden met een lid van De Correspondent een reeks vragen over werk. Dat gebeurde in het kader van het initiatief Resultaten van onze peiling zijn maar vormen een startpunt voor

Werk is super belangrijk, vinden bijna alle vluchtelingen

Hoe belangrijk is het voor jou om in Nederland aan het werk te gaan? Zeer belangrijk, antwoordde bijna van de nieuwkomers.

Dat hadden we kunnen weten. Vier maanden geleden begonnen we het onderzoek met een ‘Wat heb je nodig om je in Nederland thuis te voelen?’ was een van de vragen. Veel van de nieuwkomers leken het toen al uit te schreeuwen: werk.

Ik ben hier niet om te profiteren. Ik wil wat bijdragen aan dit land en werken voor mijn geld

En op de vraag ‘Wat moeten Nederlanders weten om te begrijpen hoe vluchtelingen zich hier voelen?’ kwamen tientallen varianten op de verzuchting ‘dat ik niet van een uitkering wil leven.’ Een tekenende reactie: ‘Ik ben hier niet om te profiteren. Ik wil wat bijdragen aan dit land en werken voor mijn geld.’

Verreweg de meeste nieuwkomers (zo’n 85 procent) die meedoen aan Nieuw in Nederland zijn Syriërs. Hun thuisland staat bekend als het Duitsland van het Midden-Oosten. Als land van de harde werkers met een sterk ontwikkeld arbeidsethos. Deze vluchtelingen willen hun handen uit de mouwen steken en laten zien wat ze in hun mars hebben.

En daar hebben ze heel veel voor over, blijkt uit ons onderzoek. Zo’n twee derde van de deelnemers, niet alleen van de Syriërs maar van alle nationaliteiten, wil desnoods werk doen dat minder goed past bij hun opleidingsniveau, capaciteiten en interesse. Grofweg 40 procent van de ondervraagden is bereid om elk soort werk te doen. Zo’n 80 procent onderschrijft de stelling ‘Werk onder mijn niveau is beter dan geen werk.’

Ervaringen uit het recente verleden zijn weinig bemoedigend

De weg naar de Nederlandse arbeidsmarkt is voor de meeste nieuwkomers lang en onoverzichtelijk. En de ervaringen met grote groepen vluchtelingen die in de jaren negentig naar Nederland kwamen, zijn weinig bemoedigend.

Van de 33.000 nieuwkomers die tussen 1995 en 1999 een verblijfsvergunning kregen en die in 2011 nog in Nederland waren, had de helft na vijf jaar een baan van meer dan acht uur per week. Na vijftien jaar had ongeveer één derde betaald werk voor minimaal 30 uur per week.

Waarom vond het leeuwendeel geen werk? Het Geen tijd te verliezen (2016) van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid noemt een aantal factoren die te maken hebben met de nieuwkomers zelf: lage opleiding, geringe werkervaring, het ontbreken van relevante sociale netwerken. Andere oorzaken zijn het gevolg van Nederlands overheidsbeleid: de lange asielprocedure en het inburgeringsbeleid.

En, voegen de opstellers van het rapport daaraan toe: Nederland maakt het nieuwkomers niet makkelijker. Diploma’s uit bepaalde herkomstlanden worden niet erkend. ‘Een voltooide opleiding in het land van herkomst biedt minder arbeidskansen dan een opleiding in Nederland.’

De samenstellers wijzen ook op de factor discriminatie. ‘Men mag aannemen dat vluchtelingengroepen, net als andere migranten, vanwege hun herkomst minder kansen hebben op werk.’

De belangrijkste les die de raad trekt uit de ervaringen met vluchtelingen die in de jaren negentig naar Nederland kwamen, is dat het veel te lang duurt voordat ze voet aan de grond krijgen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dat moet sneller en beter.

Hoe langer je niet werkt, hoe moeilijker het wordt nog aan de bak te komen

Maar de praktijk is weerbarstig. Die snellere en betere aanpak die de raad voorstaat, komt langzaam en met horten en stoten op gang. Kostbare tijd gaat zo verloren, voordat het zoeken naar werk begint.

Werkgevers moeten leren hoe ze vluchtelingen met een verblijfsvergunning kunnen werven

Uit ons onderzoek komt naar voren dat nieuwkomers het risico van tijdverlies glashelder zien. Zo’n van de ondervraagden onderschrijft de stelling ‘Hoe langer je niet werkt, hoe moeilijker het is om nog aan het werk te komen.’

Vluchtelingen kunnen beter tijdens de inburgering al aan het werk of daarnaar op zoek gaan, vindt zo’n twee derde van de nieuwkomers die meedoen aan ons onderzoek.

Dat bepleitte eind vorig jaar ook de Verruim de mogelijkheden om stage te lopen of te leren met behoud van uitkering. Neem barrières weg om vrijwilligerswerk te doen. En werkgevers moeten leren hoe ze vluchtelingen met een verblijfsvergunning kunnen werven.

Dus is er nu nieuw overheidsbeleid: blijven is meedoen

Geleidelijk drong vorig jaar ook tot de Rijksoverheid door dat ze het vinden van werk niet langer alleen aan de nieuwkomers zelf kon overlaten. En dat de markt daar niet vanzelf voor zorgt.

Dus trok ze in totaal 500 miljoen euro uit, verspreid over 2016 en 2017, voor maatregelen die de integratie van vluchtelingen moeten bevorderen. Onder het motto:

Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken noemde werk als een van de drie pijlers voor een geslaagde integratie, naast taal en ‘het verinnerlijken van waarden.’ Hij riep een Werk en Integratie Vluchtelingen in het leven.

De aanpak van de taskforce klinkt in jargon onvermijdelijk schimmig: investeren in screening, matching, integratie door binnen de keten kennis uit te wisselen en het onderlinge netwerk te versterken. Het doel is duidelijker: het moet sneller en beter. Zoals de Wetenschappelijke Raad voor de Regeringsbeleid bepleit.

Mede onder invloed van de taskforce komt nu geleidelijk gericht beleid op gang. Het ei van Columbus? Laat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) al in het asielzoekerscentrum een gesprek voeren met elke nieuwkomer zo gauw hij zijn verblijfsvergunning heeft gekregen. Dat moet gaan over zijn opleiding, werkervaring, studie- of arbeidsdoelen en eventueel netwerk in Nederland.

Op basis van die informatie adviseert het COA in welke regio deze nieuwkomer om een zo groot mogelijk kans op werk te hebben. Op basis van diezelfde informatie begint een gemeente meteen als de nieuwkomer daar is komen wonen met het aanbieden van vrijwilligerswerk en het begeleiden naar studie of werk.

De plannen zijn goed, de uitwerking kan veel beter

Dat is ongetwijfeld de juiste aanpak. Vroeg inventariseren wat nieuwkomers in huis hebben en wat ze willen, en ze vervolgens ondersteunen om dit potentieel zo optimaal mogelijk te benutten. Vluchtelingen die nu een verblijfsvergunning krijgen, helpt het hopelijk sneller aan werk.

Maar zo’n 80.000 nieuwkomers hebben deze aanpak de afgelopen jaren moeten missen. Misschien kan daar alsnog een begin mee worden gemaakt. Anders verdwalen ze op hun zoektocht naar werk.

De nieuwste lichting nieuwkomers krijgt in veel gemeenten met die actievere aanpak te maken. Al komt die op veel plaatsen moeizaam op gang. Vaak ontbreekt de kennis van de arbeidsmarkt en van de onderwijswereld. Vaak zijn de zogeheten contactambtenaren niet geschoold in interculturele communicatie en kennen ze de achtergronden van de vluchtelingen niet, is een veel gehoorde klacht.

De verleiding voor veel gemeenten is groot om die ‘lastige’ begeleiding maar uit te besteden aan arbeidsconsultants of reïntegratiebureaus. Kwaliteit en effectiviteit zijn niet altijd gewaarborgd.

Een lid van De Correspondent uit Friesland dat een vluchteling begeleidt uit Eritrea, schrijft het volgende verhaal over de nieuwe begeleiding naar werk. ‘Haar’ nieuwkomer kreeg van een ambtenaar te horen dat het begeleiden naar werk in 2014 juist was afgeschaft in het kader van de Wet Inburgering, die nieuwkomers zelf verantwoordelijk maakte voor hun integratie. Maar dat de Rijksoverheid daarop was teruggekomen en dat die vluchteling daarom een gesprek kreeg met een man van een reïntegratiebureau.

Geen Nederlands diploma, dan moet je beginnen op niveau 1, jammer maar helaas

Over dat gesprek schrijft het Correspondentlid: ‘Vriendelijke man, maar het gesprek ging nergens over. Hij vroeg niet naar ambitie of interesses. Geen ervaring, geen diploma’s, dus alleen ongeschoold werk was zijn conclusie. Hij noemde een gevelreinigingsbedrijf in de buurt waar de nieuwkomer eens zou kunnen informeren. Inmiddels is het zo’n acht weken later. De man uit Eritrea heeft niets meer gehoord.’

Ook bij onderwijsinstellingen kost het nieuwkomers vaak de grootst mogelijke moeite om een goed advies te krijgen. Een Correspondentlid schrijft over haar Somalische kennis met wie ze de open dag van ROC Tilburg bezocht. De nieuwkomer heeft in Somalië de middelbare school afgemaakt en een halfjaar een vervolgopleiding gevolgd. In Nederland heeft ze haar zinnen gezet op de opleiding verpleegkunde MBO4-niveau. Maar op het ROC krijgt ze meteen te horen: ‘Geen Nederlands diploma, dan moet je beginnen op niveau 1, jammer maar helaas.’

De Somalische is ontredderd, schrijft het Correspondentlid. ‘Pas later troffen we een voorlichtster die echt wist hoe het zat. Haar antwoord: laat eerst je Somalische diploma eens waarderen. Wanneer dat minimaal VMBO-TL-niveau blijkt te zijn, dan mag je in principe instromen op MBO niveau 3. Mits je ook je staatsexamen hebt gehaald.’

Nieuwkomers mailen ons ook over workshops en trainingen die de gemeente hen aanbiedt, maar waar ze niks leren. ‘We beginnen ons ernstige zorgen te maken over het onderwijsniveau in Nederland,’ zegt er een. Andere nieuwkomers hekelen de zogenaamde ‘werkervaringsplekken’ waar ze alleen als goedkope handjes fungeren. ‘Een vriend van mij studeert tandheelkunde. Van de gemeente Rotterdam kreeg hij een werkplek aangeboden bij de spoorwegen, voor drie dagen van tien uur in de week.’

Zo’n veertig procent van de ondervraagden in ons onderzoek doet vrijwilligerswerk. Veel gemeenten propageren dit omdat het ‘zo goed is voor hun Nederlands.’ Maar dat doel wordt nog wel eens uit het oog verloren. Een man uit Eritrea meldt dat hij in zijn eentje het plantsoen stond te schoffelen. Een Syriër schrijft dat hij speelgoed mocht repareren in een schuurtje, samen met twee andere Syriërs. Niet goed voor hun Nederlands.

In het licht van dit soort begeleiding en adviezen is het een wonder dat de meeste nieuwkomers nog zo optimistisch zijn over hun kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt, zoals blijkt uit ons onderzoek. Bijna twee derde van de ondervraagden verwacht binnen twee jaar aan het werk te zijn. Ruwweg denkt in elk geval ooit aan de slag te komen. En ruim de wil een eigen bedrijf beginnen.

Zoveel geloof in een productieve toekomst. Zoveel energie die Nederland kan helpen groeien en gedijen. We hoeven ze alleen maar een handje te helpen om die in daden om te zetten.

Dit verhaal is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van was dat niet mogelijk geweest. Dit verhaal is vertaald in het en het

Verder lezen?