Zou het voetbal misschien ietsje minder negatief kunnen zijn?
Zouden voetballers en iedereen die met voetbal te maken heeft misschien een onsje positiever tegen elkaar kunnen zijn? Bart Vriends, verdediger van Sparta, denkt dat de sport er een stuk beter van zou worden.
Zou het voetbal misschien ietsje minder negatief kunnen zijn? Bart Vriends, verdediger van Sparta, denkt dat de sport er een stuk beter van zou worden.
Hij denkt daarbij aan veelvoorkomende uitingen als
- ‘WAT EEN KUTBAL WAS DAT WEER!’
- ‘BLIJF. NOU. EENS. BIJ. JE. MA-HAN!’
- ‘Deze wedstrijd was een SCHANDE!’
‘Elke voetballer zal het herkennen,’ zegt Vriends. ‘Je speelt een verkeerde pass, en direct is iedereen om je heen aan het roepen dat je een slechte pass gaf. Alsof ik dat zelf niet weet.’
Het zit ‘ingebakken’ in het voetbal, zegt hij, dat er meer kritiek wordt gegeven dan lof. Iedereen doet eraan mee: toeschouwers, trainers, medespelers en media. Hij is het niet anders gewend; hij maakt het al mee sinds hij in de hogere jeugdelftallen speelt.
Maar voor hem werkt het niet, zegt Vriends.
Hij staat daarom iets anders voor. Het is niet de gewoonte, het is misschien niet mannelijk, en ‘het zal wel soft gevonden worden.’ ‘Maar,’ zegt Vriends, ‘volgens mij is het veel effectiever als ‘we’ wat normaler tegen elkaar zouden doen.’
‘De verhouding van negatief en positief commentaar is nu denk ik 80/20. Als het nou 50/50 zou zijn, dan vaart iedereen daar beter bij. Ik denk dat je dan veel beter voetbal krijgt.’
Kritiek is mooi...
Voor de duidelijkheid: Vriends heeft geen probleem met kritiek. Hij zoekt kritiek juist op - en zijn grootste criticus is hij zelf. Door zelfkritiek leerde hij zichzelf bijvoorbeeld beter koppen.
Hij zag zichzelf altijd als goede kopper. Maar een paar jaar geleden speelde hij met Go Ahead Eagles tegen ADO Den Haag. In die wedstrijd verloor hij kopduel na kopduel van zijn tegenstander Mike van Duinen. Geen kleine jongen, maar dat is hij zelf ook niet. Hoe was dit gebeurd?
Hij bestudeerde een video van de verloren duels. Toen hij klaar was, wist hij waarom hij die kopduels verloor: Van Duinen sprong telkens eerder dan hij. Anders gezegd: hij sprong te laat, iets dat hij sindsdien heeft veranderd. ‘De truc is: net iets eerder springen dan je denkt dat je moet springen,’ zegt Vriends.
Dit soort aanwijzingen zou hij maar wat graag vaker ontvangen. Want ‘niets is bevredigender dan progressie boeken.’ Maar veel kritiek die hij in zijn carrière kreeg was vrij nutteloos.
...maar dan moet die kritiek wel ergens op slaan
Met stip op één: de vreemde focus van trainers op tegendoelpunten.
‘Als je 3-0 verliest,’ zegt Vriends, ‘dan gaat de nabespreking vrijwel alleen maar over de tegendoelpunten. Dan zegt de trainer: ‘Bij de 1-0 stapt die [speler] te laat in, bij de 2-0 dekken we verkeerd, en bij de 3-0 is de opbouw naïef. En de keeper ziet er ook niet lekker uit. Dat soort commentaar.’
Dat is vrij zinloos, denkt Vriends. Natuurlijk: tegendoelpunten zijn slecht. Maar dat betekent nog niet dat ze ook echt iets zeggen over de problemen van een ploeg.
‘Misschien had onze tegenstander ook nog vier of vijf kansen die onze zwaktes wel veel duidelijker maakten,’ zegt hij. ‘Alleen worden die situaties niet nabesproken. En de enige reden is dat er geen tegendoelpunten uit voortkwamen. Terwijl dat evengoed wel had gekund.’
Zijn huidige trainer, Alex Pastoor, doet dat niet zo, zegt Vriends. Maar de meeste coaches die hij had - en sommige coaches over wie hij hoort van bevriende spelers - wel. Ze geven kritiek om de kritiek.
Zo speelde hij bij Go Ahead Eagles samen met Deniz Türüc. Türüc neemt de bal vaak aan onder zijn voet, als een zaalvoetballer. Dat ging hem goed af, maar de coaches vonden het fout. Je neemt een bal met de binnenkant van je voet aan, want dat hoort zo.
En dus hoefde Türüc maar één slechte balaanname te hebben, of het hele trainingsveld wist het ook. ‘NIET ONDER JE VOET DENIZ!’ – ‘ZIE JE WEL, GAAT FOU-HOUT!’
Het sloeg nergens op, zegt Vriends. ‘Deniz had een prima balaanname. Ze beviel de coaches alleen niet, ze vonden het frivool of zo. Maar als je van jongs af aan gewend bent het zo te doen, dan ga je zoiets echt niet meer veranderen.’
Negativiteit is besmettelijk
Een tijdlang deed Vriends zelf ook mee aan de negativiteit; aan de ‘kritiek om de kritiek.’
Dan hadden ze met Go Ahead een wedstrijd verloren, zoals weleens gebeurt, en werd hij voor de televisiecamera’s gevraagd om een uitleg. Laatst keek hij zo’n filmpje terug: hij leek wel een ander mens.
‘Het was een schande,’ ‘dit is Go Ahead-onwaardig,’ ‘we moeten eens goed in de spiegel kijken,’ dat soort dingen heeft ook hij gezegd.
Niet dat hij dat op die momenten ook echt vond.
‘Ik zei dat dan omdat media en fans dat willen horen. Iedereen is zwaar teleurgesteld als we verliezen. Soms zelfs boos of woedend. Dan is het lastig om genuanceerd te zijn en te zeggen: zo slecht was het helemaal niet. Ook al vind je dat wel.’
Met zijn huidige ploeggenoten bij Sparta, Michel Breuer en Thomas Verhaar, lacht hij om de clichés die voetballers - inclusief zijzelf - soms uitslaan in interviews. Ze hebben zichzelf iets voorgenomen: ze gaan dat niet meer doen. Geen ritueel gejammer meer, gewoon eerlijk zijn.
‘Iemand zei me dat destijds bij Go Ahead eens: waarom ben je toch altijd zo negatief, zo hard voor jezelf? Toen viel het kwartje: dat klopt, en ik heb er ook niks aan.’
Dus hoe dan wel?
Een aha-moment over positief denken, over de rol van psychologie, kwam twee jaar geleden.
Go Ahead speelde uit tegen FC Twente, Vriends was geschorst en bekeek een wedstrijd vanaf de tribune. Hij lette op de keeper van zijn eigen team, Erik Cummins. Die speelde ‘oké maar niet overtuigend.’ Tot de 48ste minuut. Go Ahead kreeg een strafschop tegen, en Cummins stopt hem.
‘En opeens,’ zegt Vriends, ‘is hij een heel andere keeper. Hij keept opeens geweldig: overtuigend, met lef, met goede passing, alsof hij elke situatie de baas was. Die houding wil je hebben, het liefst vanaf het begin.’ En dat alles vanwege een gestopte penalty.
Hij herkende het van zichzelf: als hij in de training een keer een goede bal gaf, of scoorde, speelde hij daarna veel vrijer. ‘Alsof je ineens alles sneller ziet, alsof het vanzelf gaat, als in een flow. Heel gek: dat niveau zit in je, want je doet het. Maar je haalt dat niveau maar zelden. Stel nou dat je dat vaker zou kunnen doen. Dat je dat positieve gevoel zou kunnen oproepen. Dan is the sky the limit.’
Simpel gezegd: positief denken leidt tot betere prestaties. Hoe hij zo’n staat kan oproepen, dat weet Vriends nog niet. Een advies dat hij kreeg, van een psycholoog, is fake it till you make it. Buik in, borst vooruit, dat is wat hij doet - gevoel beïnvloeden door gedrag. En ook al is er ernstige twijfel aan die theorie van power poses, Vriends heeft er baat bij.
Een andere manier om positief te denken, is simpeler: je wedstrijdbeelden terugkijken. Sinds hij zijn acties structureel terugkijkt, is hij milder voor zichzelf. Hoe slecht het resultaat ook was, en hoe slecht je denkt te hebben gespeeld, als je terugkijkt, valt dat vrijwel altijd mee.
Vroeger kon hij zichzelf omlaag denken, nu niet meer.
Positief denken als reservespeler
Een test voor zijn positieve denken kreeg hij in de winterstop. Toen deelde trainer Alex Pastoor hem mee dat hij reserve zou staan. Dat had hij niet verwacht. ‘Ik speelde niet op mijn best, maar zakte nooit door een ondergrens of zo.’
Terecht of niet, reserve stond hij. Maar hij blijft zijn spel, en zelfs zijn fouten, nuchter bekijken.
Er wordt vaak te veel gemaakt van een moment, terwijl dat moment de uitzondering is
Goed voorbeeld: de recente wedstrijd tegen Willem II. In de negentiende minuut ging hij in de fout. Bij een aanval van Willem II lette hij een tel niet op zijn tegenstander, de Spaanse spits Fran Sol, maar op de bal. Zoiets is niet altijd fataal, maar nu wel.
Een voorzet zeilt over zijn hoofd en als hij zich omdraait ziet hij waar Sol belandde: doelpunt.
‘Ik wist meteen dat ik fout zat,’ zegt Vriends. ‘Vroeger kon ik dat de hele wedstrijd met me meedragen. Daardoor weer minder spelen. En na afloop zou ik mezelf veroordelen: slecht gespeeld.’
Tegenwoordig verzet hij zich al tijdens de wedstrijd tegen die gedachte. En toen hij de wedstrijd twee dagen later terugkeek, bleek dat hij ook niet slecht had gespeeld. Vriends: ‘Van mijn veertig acties waren er maar twee echt slecht, drie matig, en de rest was voldoende of goed.’
Ja, hij maakte een fout, en ja, het resulteerde in een tegendoelpunt. ‘Maar was ik echt slecht? Nee. Er wordt vaak te veel gemaakt van een moment, terwijl dat moment de uitzondering is.’
Is hij niet bang om kritiek te krijgen? Dat hij de lat niet hoog genoeg legt voor zichzelf? ‘Dan denken ze dat maar. Ik weet waar die lat ligt.’