Vanaf vandaag welkom in het Nederlands profvoetbal: ‘laptoptrainers’
Ook eens leuk: goed nieuws voor het Nederlandse voetbal. De KNVB hervormt de opleiding die leidt tot het diploma Coach Betaald Voetbal. Dat diploma is een voorwaarde om trainer van een profclub te mogen zijn. ‘Laptopcoaches’ zonder veel ervaring als speler - voorheen praktisch buitengesloten - krijgen meer toegang.
Je leest het niet zo vaak, dus hou je vast: de KNVB, de afgelopen jaren zo vaak bekritiseerd en bespot, heeft iets goed gedaan.
De voetbalbond heeft de opleiding tot professioneel voetbaltrainer ingrijpend hervormd. De bond biedt meer ruimte voor zogeheten laptoptrainers - relatief jonge trainers die geen noemenswaardige carrière als profspeler hebben gehad.
Bij de toelating tot de nieuwste editie van de cursus - geopend: vandaag - zal ervaring als profspeler minder zwaar wegen dan voorheen.
De KNVB erkent daarmee de gevleugelde uitspraak van voormalig AC Milan-trainer Arrigo Sacchi: dat een goed paard (voetballer) nog geen goede ruiter (trainer) maakt. Anders gezegd: het maakt een einde aan het waanidee dat je alleen verstand van voetbal hebt als je goed kunt voetballen.
Dat is goed nieuws, want mede daarmee stelt het professionele voetbal in Nederland zich open voor nieuwe ideeën van relatieve buitenstaanders. Met name Duitsland kent veel recente voorbeelden van ploegen die succesvol en vernieuwend worden geleid door zulke coaches.
Carrières zoals die van Thomas Tuchel (Dortmund) en Julian Nagelsmann (Hoffenheim) worden in Nederland nu ook mogelijk. Het kartel van ex-spelers, die de dug-outs en zijlijnen in de Eredivisie domineren, kan hierdoor worden doorbroken.
Andere toelating, andere inhoud
Dit is, wat mij betreft, het belangrijkste gevolg van de nieuwe opzet van de cursus. Eind vorige week legden Frans de Kat (coördinator opleidingen bij de KNVB) en Leon Vlemmings (voormalig trainer bij onder andere Feyenoord en Excelsior) de opzet van de cursus uit aan mij en Pieter Zwart, journalist van Voetbal International.
Voor de duidelijkheid: de KNVB heeft geen voorkeur voor trainers zonder spelerservaring. Ook ex-profs blijven welkom op de trainersopleiding. Belangrijker dan de achtergrond van de sollicitanten, aldus De Kat en Vlemmings, is een andere eigenschap: nieuwsgierigheid.
De KNVB wil kandidaten meer selecteren op hun vermogen om te leren. De reden daarvoor, zei Vlemmings, is dat het voetbal continu verandert. Tactiek, fysiologie, diëtiek, media, statistiek - de ontwikkelingen volgen elkaar zo snel op dat een trainer bij moet blijven leren om succes te hebben.
Naast laptoptrainers maken ook vrouwen meer kans toegelaten te worden
De voetbalbond gaat de trainers-in-spe daarom veel minder voorkauwen wat ze moeten weten. In plaats daarvan wordt de cursus, in de woorden van Vlemmings, meer vraaggericht: de cursisten leggen voor aan de bond wat ze willen leren.
Ze moeten onderbouwen waarom dat hen betere trainers maakt. Hoe dat hen, in de woorden van Vlemmings en De Kat, helpt ‘de wedstrijd van de toekomst te winnen.’ En de bond gaat hen in de opleiding daarbij helpen die ‘leerdoelen’ te behalen.
De Kat en Vlemmings benadrukken dat de vroegere opzet van de cursus niet verkeerd was. Noch zullen de nieuwe cursus en de toelatingseisen dusdanig anders zijn, dat er alleen nog maar jonge, hoogopgeleide trainers het CBV-diploma kunnen krijgen.
Maar dat de KNVB een nieuwe koers inslaat, en dat de deur open is komen te staan voor een bredere groep, en dat naast de laptoptrainers bijvoorbeeld ook vrouwen meer kans maken toegelaten te worden, is duidelijk.
‘Vroeger kwam je als international vrij gemakkelijk de cursus in,’ zegt De Kat. ‘Dat zal nu niet meer zo zijn.’
Geen werk van losgeslagen apparatsjiks
De nieuwe opzet van de cursus - zo benadrukken Vlemmings en De Kat - is niet hun hobbyproject.
De vraag om vernieuwing van de cursus kwam voort uit de wensen van de Nederlandse voetbalwereld, die samengevat zijn in het rapport Winnaars van Morgen. De KNVB benaderde Vlemmings enkele maanden geleden met de vraag wat hij van de bestaande opleiding vond, hoe die beter zou kunnen, en of hij een opzet zou kunnen maken.
Vlemmings nam die uitnodiging aan met een tegenvraag. Stel dat je het diploma ook bij een andere instantie dan de KNVB zou kunnen halen. Zou je dan toch de KNVB-cursus volgen? Diezelfde vraag legde Vlemmings de afgelopen maanden diverse algemeen technisch directeuren, technisch directeurs, en trainers voor.
Het resultaat?
Enerzijds is er de wens om de ervaring en kennis van voormalige topspelers niet verloren te laten gaan (ook al is daar in de praktijk nauwelijks sprake van). Anderzijds is er het verlangen om jonge, wetenschappelijk georiënteerde coaches te kweken zoals in Duitsland en Portugal is gebeurd.
En anderzijds wilde de voetbalwereld niet de Nederlandse voetbalcultuur bij het grofvuil zetten. Anderzijds was er vraag naar coaches die ook andere spelsystemen dan 4-3-3 en de bijbehorende trainingsvormen willen beoefenen - coaches die dus verder kijken dan de Hollandse school.
Het resultaat is dat beide trainerstypes in de opleiding zullen instromen, en dat de cursisten de inhoud voor een groot deel zelf kunnen bepalen.
‘De KNVB,’ zegt Vlemmings, ‘is niet verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een coach. Dat moeten de coach, en de clubs, zelf doen. De KNVB kan er wel bij helpen.’
Vooralsnog geldt deze ‘flexibele’ opzet alleen voor de cursus voor proftrainer. De Kat buigt zich de komende tijd ook over de lagere trainerscursussen. Ook die zullen veranderen, al zal de KNVB bij die opleidingen meer een blauwdruk opleggen van vereisten.
Maar voor proftrainers vindt de KNVB het dus niet meer nodig een blauwdruk te geven waaraan iedereen moet voldoen.
Waarom is het diploma eigenlijk een vereiste?
Dat leidt logischerwijze tot een andere vraag. Als de cursisten de cursus voor een flink deel zelf kunnen vormgeven, als er dus geen vast curriculum meer is, waarom is de cursus dan nog een vereiste om een profclub te mogen trainen?
Anders gezegd: stel dat PSV, Ajax of Feyenoord een onbekende jeugdtrainer, een voetbalgekke econoom, een handbalcoach, Emile Ratelband of een zilverruggorilla wil aanstellen als hoofdtrainer - waarom zou dat dan niet mogen?
‘Dat is een goede vraag,’ zegt De Kat. Het diploma is wel een zekere kwaliteitsgarantie, volgens hem, en de clubs hebben ook behoefte aan een cursus.
‘Maar de vraag [of het diploma noodzakelijk is om proftrainer te mogen zijn, MdH] stellen wij ons ook. En de nieuwe inrichting van onze cursus is een mogelijkheid om de discussie daarover bij de UEFA te openen.’
De KNVB kan immers niet in zijn eentje zulke stappen nemen. De verplichting is een regel van de Europese voetbalbond UEFA.
Het Nederlandse voetbal is niet in crisis - wel kan het beter
De nieuwe cursisten treden in beroemde voetsporen, zegt De Kat, en de lat ligt hoog.
‘We gaan het de kandidaten voorleggen: Nederland stond ooit vooraan als het ging om coaches. Van Rinus Michels, tot Johan Cruijff, tot Louis van Gaal. Wat wil jij doen, wat heb je ervoor nodig, om een vernieuwende, toonaangevende trainer te worden?’
Nee, zulke trainers bracht Nederland al een tijd niet meer voort, erkent De Kat. Niet dat het nu allemaal zo slecht is in het Nederlandse voetbal, volgens hem. We presteren nog steeds goed, gezien onze kleine bevolking, zegt hij. Maar onder de huidige vernieuwers in het internationale topvoetbal zitten inderdaad geen Nederlanders.
Of die er weer zullen komen?
Het valt te bezien welke coaches over een aantal weken zullen worden toegelaten tot de cursus. Als een trainer zoals Sjors Ultee, de trainer die ik eind vorig jaar profileerde, solliciteert en niet wordt toegelaten, dan heeft de nieuwe aanpak niet veel om het lijf. Een veel beter cv dan hij heeft, is voor niet-ex-spelers nauwelijks te halen.
Maar de opzet van de nieuwe cursus maakt de kans op talentvolle trainers in elk geval niet kleiner - en dat is zoals gezegd simpelweg goed nieuws voor het Nederlandse voetbal.