Je moet je fouten juist niet goedmaken, leerde ik van deze sporters
Voetballers kunnen wat van pokeraars leren: als je een fout maakt, moet je die niet goedmaken, maar vergeten. En dat geldt ook buiten de sport. Je moet handelen naar de nieuwe situatie.
Fouten? Die moet je goedmaken.
Menig voetballer, menig teamsporter, menig mens zal deze les op jonge leeftijd ingeprent hebben gekregen. Dat is ook niet zo gek, want het klinkt logisch en goed. Je fout goedmaken is deugdzaam, verantwoordelijk en sociaal.
Er is alleen een probleem met deze vuistregel: hij werkt niet.
De grote ontdekking van Willem Janssen
Dat heeft FC Utrechtspeler Willem Janssen inmiddels ook ontdekt. Als er één speler is die zich verantwoordelijk voelt jegens zijn team, dan is het Janssen. Zo graag wilde hij het goed doen, dat hij er ernstige faalangst van kreeg, tot kotsen aan toe.
Die scherpe kanten zijn er met de jaren af. Maar nog steeds denkt Janssen bij elk foutje dat hij een vreselijk slechte speler is, en dat zijn teamgenoten dat ook vinden. ‘Ik kan ze dan horen denken: Wat een eikel is Willem, wat een klootzak.’
Ook al weet hij dat ze dat niet vinden, hij denkt en voelt dat direct na een fout wel. En omdat hij geen klootzak gevonden wil worden, heeft Janssen de neiging om zijn fout direct te herstellen. Of zoals hij het zegt: ‘Ik ga dan in de emotie voetballen.’
Pas vrij recent weet hij die neiging te onderdrukken. Want, zo zegt hij, ‘als je fouten geforceerd gaat goedmaken, leidt dat alleen maar tot meer fouten.’ Zijn nieuwe motto: je moet handelen naar de nieuwe situatie.
De fout die leidde tot de fout die leidde tot verandering
Het omslagpunt in zijn denken over fouten kwam op 3 oktober 2015, tijdens een uitwedstrijd tegen Excelsior.
In de 73ste minuut krijgt Janssen de bal op de helft van Excelsior lastig aangespeeld. Hij verliest de bal, de snelle Brandley Kuwas gaat ermee vandoor, en instinctief sprint Janssen erachteraan.
Echt nodig is dat niet: Utrecht heeft genoeg spelers op eigen helft om het probleem op te lossen. En dat gebeurt ook. Een van hen, Timo Letschert, dwingt Kuwas handig naar de zijkant van het veld, waar hij niet meer gevaarlijk is. Bovendien geeft het andere Utrecht-spelers tijd.
Situatie onder controle, zou je denken.
Maar Janssen denkt daar anders over. Tenminste, voor zover je van nadenken kunt spreken. Hij is woedend op zichzelf. Voor hem is de teamsport op dat moment veranderd in een individuele sport: hij moet en zal zijn fout goedmaken. En het liefst voordat iemand anders zijn fout goedmaakt.
Dat verklaart zijn volgende actie. Janssen gaat niet tussen het koppeltje Letschert/Kuwas en de goal staan, maar meer naar de zijlijn, achter Kuwas.
Als Janssen zich tussen de goal en het koppeltje Letschert/Kuwas had opgesteld, was de kans op een tegengoal nihil geweest. Als Kuwas onverhoopt nog langs Letschert zou geraken, was Janssen het slot op de deur. Dat was ‘handelen naar de nieuwe situatie’ geweest.
Maar hij stond aan de andere, verkeerde kant. Waarom?
Janssen: ‘Omdat ik dacht, of hoopte, dat Kuwas die kant op zou draaien. Hij zou mij daar niet verwachten, en dan kon ik de bal wegtrappen. Dan had ik het probleem opgelost, dan was ik belangrijk geweest voor mijn ploeg.’
Alleen: Kuwas draait die kant niet op.
Hij glipt langs Letschert en dribbelt richting Utrechts goal. En Janssen raakt nog geïrriteerder en staat op het punt een nog grotere fout te maken.
Elke voetballer moet gaan pokeren
Als Janssen poker had gespeeld, was die grotere fout hem waarschijnlijk niet overkomen.
Voetballers - en andere teamsporters - zouden meer moeten denken als pokeraars. Als pokeraars een fout maken - als ze te hoog inzetten, te laag inzetten, meegaan als ze moeten passen, passen als ze moeten meegaan - proberen ze die fout niet te herstellen, maar te vergeten.
Geforceerd herstel maakt je namelijk juist kwetsbaar. Geforceerd herstellen betekent meegaan als je moet passen, hoger inzetten tegen beter weten in, kortom: koste wat kost de verloren euro’s terughalen. Slimme tegenstanders spelen daarop in, waardoor je weer verlies lijdt en in een negatieve spiraal terechtkomt.
Zo veel komt dit voor, dat het poker er een naam voor heeft: ‘tilten.’ ‘Een staat van mentale of emotionele verwarring of frustratie,’ noemt Wikipedia het.
Het pokerspel leert je vrij snel dat je dit niet moet doen. Het beste is om je fout te accepteren, om jezelf te vergeven, en om door te spelen. Wie regelmatig op ‘tilt’ slaat, raakt zijn fiches snel kwijt.
Het voetbal is vergevingsgezinder - en dus minder disciplinerend. Op tilt slaan - je fout willen goedmaken met een wilde tackle, proberen te scoren met een zinloos afstandsschot, door achter de bal aan te hollen - leidt lang niet altijd tot een tegendoelpunt.
Maar het maakt de kans op problemen wel groter. Zoals Janssen op 3 oktober 2015 zou leren.
De dood van een wereldverbeteraar
Als Kuwas zich voorbij Letschert wurmt, is er nog steeds niet heel veel aan de hand.
Wat ooit een kansrijke counter was, is een redelijke hopeloze aanval geworden. Kuwas heeft geen kans iets gevaarlijks te doen, en speelt de bal al vallend naar medespeler Jeff Stans, die ook niks zinnigs meer kan doen. Gevaarlijk is de aanval al lang niet meer.
Het enige wat je nog van de aanval kunt zeggen, is dat hij niet voorbij is.
En dat kan Willem Janssen dus niet velen.
De aanval had niet eens moeten bestaan, de aanval had allang over moeten zijn. Elke seconde dat de aanval langer duurt, leeft zijn fout voort. Hij snakt naar het einde van de aanval.
En dat einde komt er ook, door een nog grotere fout, van hemzelf.
Stans kan eigenlijk nergens meer heen, want overal staan Utrechters. De enige weg die hem rest is een zinloze: schuin naar voren, weg van de goal, richting de achterlijn.
Met anderhalve seconde geduld is de aanval voorbij. Maar - tilt! - Janssen heeft dat geduld niet. Hij denkt een snellere oplossing te hebben, met hem in de rol van redder: een klein duwtje, zo eentje die nooit met een penalty wordt bestraft.
Helaas voor Janssen blijft zijn linkervoet achter de linkervoet van Stans haken. Stans valt op de grond, Janssen wappert zijn handen in de lucht om zijn onschuld te betuigen, maar de scheidsrechter geeft een strafschop.
Stans schiet raak, Utrecht verliest de wedstrijd.
De vloek van verantwoordelijkheidsbesef
De drang van het individu om zichtbaar schuld te bekennen voor fouten en ze goed te maken - de sportvariant van virtue signalling - kom je in elke teamsport tegen.
In het hockey* bijvoorbeeld als een schuldbewuste verdediger zich voor een schot werpt, en daardoor het zicht van zijn keeper ontneemt. In het volleybal* als een speler een makkelijke maar mislukte smash wil compenseren met een moeilijke wondersmash.
En ook in serieuzere contexten doet het fenomeen zich voor: generaals die de vorige oorlog uitvechten, economen die de vorige recessie bestrijden. Zo worden fouten op fouten gestapeld, wat tot nieuwe frustratie leidt, wat het trekken van lessen weer bemoeilijkt.
Precies dat had Willem Janssen bij FC Utrecht na de nederlaag tegen Excelsior kunnen verwachten. De nederlaag kwam op een vervelend moment. Erik ten Hag was nieuw als trainer, zijn trainingsmethoden deden wenkbrauwen fronsen, resultaten vielen tegen. Het had zomaar de verkeerde kant op kunnen gaan.
Ten Hag had dan ook goed pissig kunnen zijn geweest op Janssen. Maar hij bleef rustig, en greep de gelegenheid aan om Janssen iets te leren.
‘Hij noemde mij een wereldverbeteraar,’ zegt Janssen. ‘Iemand die alles voor iedereen wil oplossen in het veld. Hij legde me uit dat dat niet veel zin had. Een wereldverbeteraar blijf ik, dat zit in me. Maar ik begin tegenwoordig bij mezelf.’