Bijna twee jaar lang vlogen Nederlandse F-16’s boven Irak en Syrië om met bommen en projectielen IS-doelwitten uit te schakelen en bevriende grondtroepen luchtsteun te verlenen. Mogelijk zal per 1 januari 2018 weer worden gebombardeerd.

Wat weten we over onze oorlog tegen de Islamitische Staat? Heel weinig, en daarmee is Nederland van Ook de Tweede Kamer heeft een vorig jaar door Defensie beloofde rapportage niet gekregen.

Deze januari is besloten dat de in 2017 niet opnieuw naar het Midden-Oosten zullen afreizen. Wel blijven enkele militairen en een tankvliegtuig de bondgenoten van de door Amerikanen geleide coalitie ondersteunen. Over die Nederland zelf in krap twee jaar tijd uitvoerde, is ondertussen nog steeds bijna niets bekend.

Dus zijn de precieze wapens zo precies gebleken als gehoopt? Zijn daarbij voornamelijk IS-doelwitten geraakt, of zijn er ook Iraakse kinderen en Syrische vrouwen omgekomen?

Wat we weten

Van oktober 2014 tot juli 2016 deed Nederland mee in de door de Verenigde Staten geleide coalitie tegen IS. In het Defensiemagazine De Vliegende Hollander wordt na afloop van de missie dat de Nederlandse militairen met zes F-16’s ‘veel’ hebben gebruikt. Defensie spreekt zelf van 2.100 gevlogen missies en 1.800 keer wapeninzet. ‘Dat komt grofweg neer op gemiddeld drie wapeninzetten per dag,’ schrijft Defensie in het blad.

Ondanks de regelmatige wapeninzet, zijn geen gevallen toegegeven waarin onschuldige burgers zijn gedood

Ondanks deze regelmatige wapeninzet, zijn amper gevallen bekend en toegegeven waarin onschuldige burgers zijn gedood door Nederlandse bommen. Wel liggen twee zaken bij het Openbaar Ministerie. Een daarvan kwam aan het licht toen RTL Nieuws met een Amerikaanse onderzoeksjournalist een in handen kreeg.

Wat was er gebeurd? Nederlandse F-16’s zouden twee mensen geraakt hebben toen zij op Tweede Kerstdag 2014 met hun brommers vlak bij de Irakese stad Fallujah reden, waar Nederland bezig was IS-strijders en voertuigen te bombarderen. De minister van Defensie laat zich er niet over uit zolang de onderzoeken lopen. En: ‘Het is nog niet bekend wanneer de onderzoeken zijn

Het vrijheidsplein in Kobani
Een verwoest huis in Kobani
Het centrum van Kobani. Uit het fotoboek ‘Syrian Collateral’ van Kai Wiedenhöfer © (2016)

Wat we niet weten

Hoeveel burgerslachtoffers er precies zijn gevallen tijdens de Nederlandse acties, is niet duidelijk. Van geen enkel bombardement is informatie bekend over datum, locatie of precieze wapeninzet. Hiermee is Nederland van alle deelnemers aan de missie het intransparantst.

Eerder werden wel wekelijkse overzichten naar buiten gebracht van de luchtaanvallen. Maar sinds de lente van 2015 zijn die steeds beknopter geworden, tot er tegen het einde van de missie zelfs geen onderscheid meer werd gemaakt tussen de luchtruimen van Irak en Syrië.

En dat is problematisch, want:

  • Publieke controle wordt bijna onmogelijk.
  • Het gebrek aan informatie geeft ruimte aan IS-propaganda.
  • Kamerleden moeten op basis van zeer beperkte informatie beslissen over verlenging van de missie.
  • En vooral: de nabestaanden van de Syrische en Iraakse burgers die in de bombardementen zijn gestorven krijgen amper informatie.

Wat Syrische en Iraakse smartphones vertellen

Volgens zijn er minstens 2.463 Irakese en Syrische burgers omgekomen tijdens aanvallen door de coalitie waar Nederland deel van uitmaakte. Hoeveel hiervan voor rekening van Nederland komen, is door gebrekkige informatievoorziening door het ministerie niet bekend.

Die groep journalisten, waar ik ook toe behoor, kreeg dankzij het internet beter inzicht in het conflict. Smartphones en sociale media hebben de mist die eeuwenlang om oorlogen heen hing, deels doen optrekken.

Uitgaande van lokale bronnen, tweets, Facebookpagina’s, YouTube-video’s en interviews met getroffen Iraakse en Syrische families, heeft de groep opgebouwd die gedetailleerd verslag doet van ruim twee jaar internationale luchtaanvallen.

Die cijfers staan in schril contrast met het beeld dat de luchtmachten zelf schetsen. De Verenigde Staten – gelijk ook het enige land dát burgerdoden heeft toegegeven – heeft het over ‘slechts’ 220 doden, nog geen 10 procent van de aantallen die Airwars rapporteert.

In het zakendistrict van Kobani
Straat 48 in Kobani. Uit het fotoboek ‘Syrian Collateral’ van Kai Wiedenhöfer © (2016)

Wat er nu moet gebeuren

Er bestaat dus een enorme kloof tussen de overheidscijfers en de statistieken van onafhankelijke onderzoekers.

Dat heeft onder andere te maken met het evaluatieproces binnen de verschillende luchtmachten: te ad hoc, te passief, te veel claims die weerlegd worden en een te grote toelegging op Door geen of weinig te analyseren, lopen de luchtmachten een schat aan informatie mis. Want de explosie ziet er vanuit de cockpit anders uit dan vanaf de grond.

Alleen als informatie van verschillende legers, lokale onderzoekers en externe monitoringgroepen gecombineerd wordt, kan worden bepaald welk land verantwoordelijk was voor de dood van onschuldige burgers.

Het lijkt erop dat sommige luchtmachten zich hiervan bewust zijn geworden. Het Amerikaanse geeft Airwars sinds enige tijd veel datasets, coördinaten en claims. Hierdoor zijn veel incidenten alsnog door de Verenigde Staten onderzocht.

Hopelijk kan die constructieve houding ook in Nederland aangenomen Het is tijd dat Nederland open rapporteert over de oorlog waar we al meer dan twee jaar in verwikkeld zijn. Want wie oorlog voert, beslist over leven en dood.

Syrian Collateral De foto’s bij dit verhaal zijn onderdeel van ‘Syrian Collateral,’ het nieuwste fotoboek van de Duitse fotograaf Kai Wiedenhöfer. In het boek zijn de panorama’s (zoals ook in dit verhaal getoond) gecombineerd met portretten van inwoners van Kobani die door gevechten zijn verminkt. In uitgebreide bijschriften doen zij hun verhaal. Zoals in het boek worden vermeldt zijn volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zo’n anderhalf miljoen Syriërs gewond geraakt tijdens gevechten, in 2015 waren dat er 25.000 per maand. Bekijk in dit filmpje het hele boek Security for Sale. The price we pay to protect Europeans Het afgelopen jaar onderzochten wij met meer dan twintig Europese journalisten de Europese veiligheidsmarkt. In dit Engelstalige thema Security for Sale verzamelen we al onze verhalen. En we praten je helemaal bij over het dominante denken over veiligheid door de Europese beleidsmakers en industriebonzen. Het Nederlandse thema komt over twee weken online. Volg het Engelse thema hier

Lees ook:

Zo verdwijnen miljarden in het zwarte gat van de veiligheidsindustrie De Europese Unie geeft miljarden euro’s uit aan onderzoek naar technologische snufjes die de samenleving veiliger moeten maken. Uit ons onderzoek met 22 journalisten uit tien landen blijkt dat die subsidies vooral goed zijn voor één ding: zelfverrijking van de veiligheidsindustrie. Lees ons verhaal hier terug Hoe onze spionagetechnologie in verkeerde handen valt Sinds 2014 probeert de EU de export van surveillance-technologie naar autocratische landen aan banden te leggen. Maar in de praktijk exporteren Europese bedrijven nog volop kennis en materiaal naar probleemlanden, blijkt uit onderzoek van ons consortium Security for Sale. Lees het verhaal van onze Deense collega’s en ons hier terug Een aanval uit de ruimte? Zelfs daar hebben deze angstmakelaars een technologie voor De Europese Unie trekt steeds meer veiligheidstaken naar zich toe. Daarom is het belangrijk om te weten hoe beleidsmakers en lobbyisten over veiligheid denken. Marijn Hoijtink deed daar vier jaar onderzoek naar. Dit zijn haar bevindingen. Lees het verhaal van Dimitri en onze Belgische partner Kristof hier terug