Hoe je stemgedrag kunt aflezen aan bakfietsen, rolluiken en schotelantennes
Allerlei kenmerken verraden de politieke kleur van een buurt. Ziet het er in een straat in Haarlem net zo uit als in Breda? Grote kans dat ook de bewoners er vergelijkbare denkbeelden op nahouden.
De Nijmeegse buurt Bottendaal staat vol negentiende-eeuwse panden en cafeetjes. Mensen wonen er dicht op elkaar, maar toch oogt het groen. Blauweregens sieren de gevels en stokrozen groeien langs de stoepen. Gluren we bij de huizen naar binnen, dan zien we houten boekenkasten en in de vensterbank een kat en een gatenplant. De industrie is weg uit de wijk en de oude fabriekspijp wordt omringd door gezinswoningen met bakfietsen voor de deur. Exotische winkeltjes, yogastudio’s, een bakkerij waar mensen met een beperking werken en een gezamenlijk beheerde buurtspeeltuin maken het beeld af.
Nergens in het land wordt meer op GroenLinks gestemd dan hier.
Aan de andere kant van de stad ligt ’t Acker, een jarentachtigwijk met rijtjeshuizen en kleine tuinen voor de deur. Ondanks de ruime opzet, valt het gebrek aan groen op. De tuinen zijn vaak betegeld, afgewisseld door een enkel palm- of bonsaiboompje. Loop je door de wijk, dan zie je veel witte glimmende deuren, witte beelden en rolluiken. In de vensterbanken staan glimmende vazen symmetrisch opgesteld. Fietsen zijn er relatief weinig, wel scooters, brommers en gepimpte auto’s. De binnenstad is ver weg en de winkelcentra fungeren als ontmoetingsplaatsen met veel parkeerruimte.
Dit is de PVV-buurt van Nijmegen.
Een patroon dat voor elke Nederlandse stad geldt
Loop door het Haagse Regentessekwartier of het Amsterdamse Westerpark en je ziet Bottendaal. Rij door Maarssenbroek of de Almeerse Stedenwijk en je herkent ’t Acker. In eerdere verhalen voor deze verkiezingsserie schreef ik al over een Nederland uit voorraad leverbaar. In dat land zien we overal dezelfde typen wijken als jaarringen rondom de oude binnensteden liggen.
De totaaluitslag verschilt weliswaar per stad, omdat de geschiedenis van een regio ertoe doet en omdat het uitmaakt of havens of universiteiten de stad domineren, maar de patronen zijn vergelijkbaar. Van Groningen tot Den Bosch trekken dezelfde soort wijken dezelfde groepen mensen aan. Rijk en arm, hoog en laagopgeleid, bakfiets en scooterrijdend Nederland sorteert zich uit, op zoek naar geschikte woonruimte, passend bij het budget, en liefst op een plek waar mensen zich thuisvoelen. Landelijke patronen die ook de verkiezingsuitslagen kleuren.
Hoe de binnensteden yuppificeren...
Eerst maar eens inzoomen op de binnensteden. Die zijn het domein van starters, studenten en ondernemers, en daarmee van D66, GroenLinks en VVD. Om het centrum heen liggen de negentiende-eeuwse buurten als Bottendaal, die vaak gentrificeren. De huizen worden gerenoveerd en oude fabrieken, kazernes en haventerreinen omgevormd in hippe woonplekken. Van Berlijn tot Melbourne en van Stockholm tot Wenen lijken deze wijken op elkaar en doen groene politieke bewegingen het er goed. Worden de huizen te duur, dan groeien D66 en VVD en schuift GroenLinks door naar de volgende hotspot.
Worden de huizen te duur, dan groeien D66 en VVD en schuift GroenLinks door naar de volgende hotspot
In populaire steden slaat de gentrificatie soms over naar de arbeidersbuurten uit de jaren twintig en dertig. In de Nijmeegse Wolfskuil, het Amersfoortse Soesterkwartier en de Amsterdamse tuindorpen mengt de GroenLinks-aanhang zich met de PVV- en SP-gezinde oudere bewoners. In die vooroorlogse arbeidersbuurt valt de sterke samenhang op: als het Nederlands elftal speelt kleuren de straten oranje. Maar de sfeer is niet meer zoals vroeger: migranten en yuppen veranderen de wijk, de kinderen van de oude garde kunnen er geen huis meer vinden en vertrekken naar de randgemeenten.
En dan zijn er de buurten die altijd al welvarend waren. Zoals de jarendertigwijken, gekenmerkt door degelijke huizen met erkers en hoge daken, de kwaliteitskrant bij het oud papier en een Volvo V70 voor de deur. Wijken waar D66 vaak aan kop gaat. En dan zijn er nog de echte elitewijken, die bijna altijd VVD stemmen, zoals het Nijmeegse Kwakkenberg en het Bredase Ruitersbos.
...en de buitenwijken degraderen
Dan gaan we naar de buitenwijken. In de naoorlogse stad werd elk decennium een andere manier van stedenbouw populair. De wijken uit de jaren vijftig kenmerken zich door sobere portiekflats. Eind jaren zestig verschenen er grote nieuwe stadsdelen met hoge galerijflats afgewisseld met rijwoningen. De hoogbouw wordt vaak bewoond door mensen met een migratieachtergrond. Schotelantennes hangen aan de balkons, en de PvdA was er tot voor kort met afstand de grootste partij. In de laagbouw is het vaker de PVV, en hier en daar piekt het CDA als er veel ouderen wonen. We hebben het dan over Utrecht Overvecht, Rotterdam Ommoord en Nijmegen Meijhorst.
De grote flats werden vaak als onplezierig ervaren en in de jaren zeventig werd radicaal met het concept gebroken. De bloemkoolwijk deed haar intrede, zo genoemd vanwege de ringweg die de stam vormt, terwijl kronkelende woonerven er als roosjes omheen liggen. Andere voorbeelden, naast ‘t Acker in Nijmegen, zijn Colmschate in Deventer en Elderveld in Arnhem. Het stemgedrag in deze wijken verschilt, net afhankelijk van hoe gunstig de ligging is. Veel wijken uit de jaren tachtig zijn nu PVV-bolwerken. Ooit bloeide in deze wijken de gemeenschapszin, nu trekken mensen zich terug achter hun schuttingen.
Weer verder naar buiten liggen de nieuwste woonwijken. Schuytgraaf bij Arnhem, Nijmegen-Oosterhout, Amersfoort-Vathorst. Waar ze in de jaren negentig nog weleens experimenteel oogden, zien de wijken gebouwd in de nieuwe eeuw er juist traditioneel uit: de jaren dertig in een nieuw jasje. De tuinen zijn strak en voorzien van neprieten loungebanken en flinke auto’s. Deze nieuwe wijken stemmen meestal VVD.
Hoe de regio het verlengstuk is van de stad
Om de stad heen vinden we een reeks woonplaatsen die verbonden zijn met de stad. Allereerst zijn er de elitedorpen: Bilthoven bij Utrecht, Heilig Landstichting bij Nijmegen en Wassenaar bij Den Haag. Het zijn de woongebieden van de oude rijken, waar de VVD haar allerhoogste scores behaalt. Ten tweede zijn er de met de stad verbonden wijken die van karakter veranderen: er is ook een linkse elite, natuur- en kunstminnend, die D66 en GroenLinks laat groeien. En er zijn de nieuwe rijken, met villa’s met witte ornamenten die doen denken aan de volksbuurten, en soms een voorkeur hebben voor de PVV.
Succesvolle bewoners verlaten de verloederende oudere buurten en trekken naar de nieuwste wijken. Juist de nieuwbouw stemt nog altijd VVD
En dan zijn er de gewone omringende dorpen, waar over het algemeen de rechtse partijen VVD, CDA en PVV het goed doen. Soms zijn de dorpen tegen hun zin ingelijfd door de grote stad. Bij de gemeenteraadsverkiezingen uiten ze hun onvrede in een stem op een lokale partij. Dit zijn dorpen als Lent bij Nijmegen, Driemond bij Amsterdam, Zoeterwoude bij Leiden.
In de buurt van de stad vinden we ook de groeikernen. Nieuwe steden zoals Almere, of uitgegroeide dorpen als Spijkenisse bij Rotterdam en Wijchen bij Nijmegen, vingen vanaf de jaren zeventig de middenklasse op die in groten getale de stad verliet. Midden jaren negentig waren het welvarende plaatsen met veel kiezers voor VVD en D66.
Langzaam veranderde dat toen de vervallen en verarmde stad weer opbloeide. Welvarende gezinnen blijven nu weer vaker in de stad wonen, in de opgeknapte oudere wijken of de nieuwe vinexwijken. Alles wat tussendoor gebouwd is, raakt onder deze groepen in onmin. Dus nu is het juist de lagere (midden)klasse, autochtoon en allochtoon, die naar deze groeikernen verhuist. Hun stemgedrag, vaak PVV, PvdA of SP, nemen ze mee. Waar het rechtspopulisme in Amsterdam relatief afneemt, groeit het in Almere.
Ook binnen de groeikernen zet het doorschuifproces zich voort. Succesvolle bewoners verlaten de verloederende oudere buurten en trekken naar de nieuwste wijken. Juist de nieuwbouw stemt nog altijd VVD, terwijl de PVV de oudere wijken heeft overgenomen.
Hoe stad en ommeland uit elkaar groeien
En zo toont de electorale geografie ons een veranderend Nederland. Zowel in Bottendaal als ’t Acker vinden we arme en rijke mensen en linkse én rechtse kiezers. Maar ze stemmen wel op heel ándere linkse en rechtse partijen.
Opleidingsniveau, leefstijlverschillen en toekomstverwachtingen lijken hiervoor doorslaggevend. Deels is dat een gevolg van vrijwillige keuzes: in ’t Acker krijg je meer ruimte voor je geld. Maar het gaat ook om de voor- en nadelen van processen als globalisering, flexibilisering en migratie: de binnensteden profiteren ervan, andere plekken veel minder.
Heeft de kosmopolitische en multiculturele stad dus de toekomst en vormen de populisten een achterhoede? Of loopt de stad inmiddels achter de feiten aan en ziet ze de omwenteling niet aankomen? Het zal erom spannen 15 maart.
Aanstaande woensdag zijn de verkiezingen. Om 21.00 uur sluiten de stembussen en volgen de eerste prognoses. In mijn volgende stuk geef ik een handleiding voor de uitslagenavond. Over de gemeenten waar we op moeten letten, en waarom het uitmaakt of Vlieland of Renswoude als eerste binnenkomt.