Deze 22-jarige Syriër maakte al indruk op prinses Beatrix. Nu bestrijdt hij het politieke cynisme
Pas twee jaar in Nederland sprak de 22-jarige Hoseb Assadour al in vlekkeloos Nederlands met prinses Beatrix. Nu wil hij politiek actief worden, want Nederlanders moeten oppassen dat de boel niet escaleert: ‘Wij hadden niets van dit alles in Syrië. Wees een beetje tevreden.’
Middenin het gesprek vraagt Hoseb Assadour me wat de gevolgen kunnen zijn van gesloten Europese grenzen. ‘Als jullie overal muren bouwen om iedereen buiten te houden, waar moeten jullie dan naartoe als jullie oorlog krijgen? Wie gaat jullie helpen? Denken jullie daar weleens over na?’
Ik antwoord dat ik daar inderdaad nooit over nadenk. Vluchtende Europeanen, dat is nogal een onwerkelijk idee. Maar precies zo’n onwerkelijke situatie heeft Assadour meegemaakt. ‘Wie had ooit gedacht dat Aleppo kapot zou worden gemaakt en miljoenen Syriërs moesten vluchten? Niemand, kan ik je vertellen,’ zegt hij fel.
Hoseb Assadour is een 22-jarige Syriër van Armeens-christelijke afkomst. Ik spreek hem voor het eerst door de telefoon in september 2016, als hij anderhalf jaar in Nederland is. Hij vertelt me in het Nederlands dat hij een voordracht heeft gehouden op een jongerenbijeenkomst van D66. ‘Je weet wel, de partij van meneer Pechtold,’ zegt hij erbij.
Hij is de eerste die ons benadert voor Nieuw in Nederland, het initiatief van De Correspondent waarin we maandelijks vluchtelingen bevragen over hun nieuwe bestaan. Ik kan amper geloven dat hij nog maar zo kort in Nederland is: hij praat Nederlands zonder noemenswaardig accent en moet hard lachen als ik tegen hem zeg dat ik weleens van D66 heb gehoord.
Meteen denk ik: Hoseb Assadour, die naam moet ik onthouden. Het lijkt me mooi hem ooit aan het woord te laten omdat hij Nederland in korte tijd goed heeft leren kennen en tegelijk met een frisse blik naar ons kijkt. Met de Tweede Kamerverkiezingen in zicht maak ik een afspraak met hem. Ik ben benieuwd wat hij vindt van Nederlandse politici en de thema’s die tijdens hun debatten steeds terugkeren: de Nederlandse identiteit, de islam en de vraag wie recht hebben in Nederland te wonen.
Assadour wil wat voor de Nederlandse samenleving doen
We ontmoeten elkaar in een café in Maastricht, waar we drieënhalf uur praten. Assadour kwam in januari 2015 in Nederland en kreeg in februari 2016 een kamertje in Maastricht, de stad waar ook zijn ouders, zijn oudere zus en jongere broer wonen. Hij is net klaar met de inburgeringscursus en wil in september beginnen met een hbo-opleiding mondzorgkunde. Tot die tijd zoekt hij een baan zodat hij zichzelf kan bedruipen.
Hij doet in Maastricht volop mee aan het maatschappelijk leven – en niet alleen omdat hij tijdens de laatste carnaval in een bijenpak door de straten denderde. Afgelopen december maakte hij met andere vluchtelingen een film voor de Maastrichtse Mensenrechtenprijs, waarin ze spraken over hun dromen voordat ze vluchtten.
Assadour had cardioloog willen worden, maar daarover heeft hij het niet. Ze werden derde bij de prijs en dat zit hem dwars: ‘Ik was zo verdrietig. Ik ben het type dat de beste wil zijn. Ik ben de beste of ik ben niks.’ Ze wonnen 250 euro, die ze weggaven aan Stichting Kinderen Kankervrij - dat vergoedde veel. ‘Ik heb toch iets voor de Nederlandse samenleving gedaan,’ zegt hij.
Door de Mensenrechtenprijs kwam zijn naam terecht bij de rector magnificus van de Universiteit Maastricht, die hem vroeg een toespraak te houden bij de dies natalis. Zo betoogde hij afgelopen februari voor een afgeladen Theater aan het Vrijthof dat Nederlanders dankbaar moeten zijn voor wat ze hebben, want in vluchtelingenkampen zijn mensen dagelijks op zoek naar water en brood.
Na hem sprak de Duitse president Joachim Gauck en in de zaal zat prinses Beatrix. Hij laat een foto zien waarop hij in gesprek is met de echtgenote van de Duitse president. Beatrix begon even later in het Engels tegen hem te praten en toen ze ontdekte dat hij Nederlands kan, zei ze: ‘O, wat kun jij dat goed.’ Het duurde dagen voordat hij weer op aarde was geland.
Hij laat meer foto’s zien van ontmoetingen met hooggeplaatste Limburgers. Hij sprak met de Maastrichtse burgemeester Annemarie Penn-te Strake en mocht een dag meelopen met CDA-gedeputeerde Ger Koopmans. ‘Een supergoeie ervaring. Ik kreeg zo een nog beter beeld van hoe de politiek in elkaar steekt.’
Assadour wil zich aansluiten bij een politieke partij
Hij houdt van de politiek. De liefde ontstond toen hij niet lang na aankomst in Nederland tolk werd voor Armeniërs en Arabischtaligen en de Nederlandse bureaucratie leerde kennen. ‘Ik vroeg me vaak af bij de gemeente en de sociale dienst: waarom moet het zo ingewikkeld?’
Hij verdiepte zich erin, net als in het asielbeleid waarvan hij de finesses wilde weten vanwege zijn eigen status als vluchteling. Hij bestudeerde partijstandpunten en keek alle Algemene Beschouwingen van de afgelopen kabinetsperiode terug.
Nu wil hij zich aansluiten bij een partij, maar hij weet nog niet bij welke. Hij trad op bij D66 en maakte een bijeenkomst van de jongerenafdeling van het CDA mee. Beide partijen hebben aantrekkelijke standpunten, maar de PvdA heeft weer als voordeel dat die partij de meeste ‘allochtonen’ in de gelederen heeft. ‘O nee,’ corrigeert hij zichzelf. ‘Dat woord mag niet meer. Ik bedoel: Nederlanders van verschillende afkomst.’
Hij heeft alle verkiezingsprogramma’s gelezen en denkt dat hij beter weet dan de gemiddelde Nederlander waar alle partijen voor staan. Daarvoor keek hij ook oude afleveringen van Pauw & Witteman terug en nog steeds zit hij elke avond klaar voor Pauw & Jinek. Ook Zondag met Lubach mist hij nooit: ‘Die Lubach is zo’n geweldige gast.’
Assadour snapt niet waarom Nederlanders zo cynisch zijn over politici
Hij merkt vaak dat Nederlanders politici niet vertrouwen. ‘Vooral de jongeren lezen geen verkiezingsprogramma’s want die worden toch niet uitgevoerd, zeggen ze. Maar in Nederland regeren coalities die compromissen moeten sluiten. Waarom ben je dan boos als niet alles wordt uitgevoerd wat een politicus belooft?’
In Nederland regeren coalities die compromissen moeten sluiten. Waarom ben je dan boos als niet alles wordt uitgevoerd wat een politicus belooft?
Hij weet dat er laatst kritiek was op het verkiezingsdebat in Carré omdat de lijsttrekkers nauwelijks mochten uitspreken. Maar hij genoot. ‘In zo’n debat kun je als politicus toch niet uitleggen wat je visie op een heel land is. Als je dat als kiezer wilt weten, moet je het verkiezingsprogramma lezen. Maar je kunt wel zien hoe een politicus zich gedraagt, hoe hij discussieert. Dat is ook belangrijk.’
Het is een openbaring voor hem dat politici in verkiezingstijd zo benaderbaar zijn, dat ze zich tussen de burgers begeven en folders uitdelen. Daarom zegt hij vaak tegen Nederlanders die blijk geven van hun cynisme over de politiek: ‘Kom op. Wij hadden niets van dit alles in Syrië. Wees een beetje tevreden.’
Assadour weet dat Syriërs hier niet komen om te chillen
Wat hij Nederlanders ook graag zou meegeven, is dat vluchtelingen hier niet voor de lol komen. ‘Het zijn testosteronbommen, ze komen hier om te chillen,’ hoort hij soms. ‘Ga toch weg met die leugens,’ zegt hij dan. Hij wilde helemaal niet uit Syrië vertrekken. Ook al was er geen vrijheid zoals in Nederland, zijn hart lag daar. Hij en zijn familie gingen pas weg toen de straten naar bloed roken.
Zijn overgrootouders vluchtten tijdens de Armeense genocide in 1915 uit Oost-Turkije. Zijn familie had het goed in Aleppo. Zijn vader had een taxibedrijf en een makelaarskantoor. Hijzelf wilde cardioloog worden sinds hij als kind naar operaties keek op National Geographic. Als christelijke Armeniërs konden ze zichzelf zijn. Pas toen in 2011 de burgeroorlog uitbrak, ontstonden spanningen tussen alle etnische groepen.
In 2013 kwam de oorlog voor het eerst dichtbij toen er een ontploffing was in de universiteit waar hij medicijnen studeerde. Er vielen tachtig doden, zijn zus ontkwam net. Begin 2014 viel er een bom voor de winkel waar zijn moeder naartoe was gegaan. ‘Ik dacht dat ik haar voor het laatst had gezien,’ zegt hij met tranen in zijn ogen. Even later belde ze dat ze nog leefde, maar toen er diezelfde dag een bom voor hun appartement afging, was het duidelijk dat ze weg moesten.
Assadour wil arts worden, maar moet aan het werk
In juni 2014 ging hij met zijn moeder en zus via Libanon naar Turkije. Met de boot van een mensensmokkelaar belandden ze in Griekenland en daarna konden zijn moeder en zus met een vals paspoort het vliegtuig nemen naar Nederland. Ze hoorden dat het daar goed was, meer wisten ze niet. Hijzelf kon pas zes maanden later vertrekken omdat de politie hem keer op keer op het vliegveld van Athene tegenhield.
In Nederland woonde hij in drie asielzoekerscentra. Hij wilde zo snel mogelijk Nederlands leren, maar hoorde dat het niet mocht omdat hij nog geen verblijfsvergunning had. Maanden was hij van slag, tot hij via Facebook tweedehands lesboeken Nederlands kocht en zich aan de zelfstudie zette. ‘Het werd een soort wedstrijd tussen mij en de regering die me verbood Nederlands te leren. Ik wilde laten zien dat ik het ook zonder hulp kon.’
Het werd een soort wedstrijd tussen mij en de regering die me verbood Nederlands te leren. Ik wilde laten zien dat ik het ook zonder hulp kon
In september 2015 kwamen zijn vader en broertje via gezinshereniging in Nederland. Tegen die tijd kon hij genoeg Nederlands om ze te begeleiden in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Afgelopen jaar deed hij binnen acht maanden de verplichte inburgeringscursus, waar drie jaar voor staat.
Hij is nu bezig met Nederlands op C1-niveau, dat nodig is om toegelaten te worden tot de universiteit. Hij begon ermee om zijn studie medicijnen af te maken, maar zijn contactpersoon bij de gemeente zei dat hij zo snel mogelijk aan het werk moet. Hij zei dat hij dan het liefst werk wilde aannemen waarmee hij zijn Nederlands kan verbeteren. ‘I don’t give any fuck,’ zei ze. Hij dacht: ‘Oké, ik moet realistisch zijn en doen wat haalbaar is.’
Binnenkort heeft hij zijn eerste sollicitatiegesprek voor een baan als interviewer bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en in september hoopt hij te beginnen met zijn hbo-opleiding waar hij een studielening voor kan afsluiten. Hij legt zich erbij neer dat hij mondhygiënist wordt. ‘Op die manier kan ik iets doen aan de mondgezondheid van vluchtelingen, want die is door de oorlog meestal slecht.’
Assadour hoopt dat Nederlanders kunnen stoppen met uitsluiten
In Aleppo had hij nooit gedacht dat de geschiedenis van zijn Armeense overgrootouders zich zou herhalen. Nu waarschuwt hij de Nederlanders: pas op dat het hier niet uit de hand loopt.
Natuurlijk is Nederland nog lang geen Syrië, zegt hij, maar waarom worden hier ook al constant de verschillen tussen mensen benadrukt? Vooral de islam- en vluchtelingenhaat valt hem op. Hij vindt het logisch dat nieuwkomers zich moeten aanpassen aan Nederland, maar als ze dat doen, kunnen Nederlanders dan eens stoppen te zeggen dat ze zo anders zijn?
‘Syriërs passen zich over het algemeen goed aan. Ik ken ook zoveel Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst die keihard werken en hier volledig geïntegreerd zijn. Maar ik hoor veel mensen zeggen dat andere culturen niet meedoen. Rechtse partijen stellen vooral moslims constant in een kwaad daglicht. Ze spreken de hele islamitische gemeenschap aan zonder onderscheid te maken.’
‘Ben je tegen de islam, stem op ons,’ hoort hij de PVV zeggen. ‘Wat is dat voor flauwekul? Iedereen mag toch op zijn eigen manier geloven? Of helemaal niet geloven?’ Hij is zelf zo’n beetje van zijn christelijke geloof gevallen. Maar hij vindt dat er in Nederland meer respect mag komen voor moslims. Het valt hem op dat moslims die in Nederland de ramadan doen, een hoofddoek dragen of geen alcohol drinken zich voortdurend moeten verantwoorden.
In Pownews vertelden vluchtelingen dat ze tijdens carnaval bier en wodka hadden gedronken. ‘Dus je bent wel redelijk geïntegreerd,’ zei de verslaggeefster. Dat bedoelt Assadour. ‘Het ijkpunt in rechts-Nederland is: als je van je geloof bent gevallen, als je je hoofddoek afdoet en zuipt, hoor je bij ons. Laat iedereen toch leven zoals hij wil. Als gelovige kun je prima geïntegreerd zijn.’
Assadour hoopt nu dat het niet escaleert in Nederland
Ook mantra’s als ‘vluchtelingen pikken onze huizen en banen in’ vindt hij onterecht. Het kabinet-Rutte I dwong woningcorporaties driekwart van hun huurwoningen te verkopen, weet hij feilloos. ‘Dáárdoor is er een tekort aan sociale woningbouw in Nederland, maar de vluchtelingen krijgen de schuld. En de VVD doet eraan mee, terwijl de VVD het volk goed zou moeten voorlichten.’
Laat iedereen toch met rust, dan komt het allemaal goed
Wat de banen betreft: zijn Armeens-Syrische zwager werkt bij autoproducent VDL Nedcar in het Limburgse Born. ‘Het is zwaar werk, hij staat acht uur per dag te monteren. Hij heeft weinig Nederlandse collega’s. En wie doen vrijwilligerswerk bij de plantsoenendienst, in de bejaardenhuizen en winkels met tweedehands spullen? Daar zitten aardig wat vluchtelingen tussen.’
Hij hoort te veel leugens over het samenleven in Nederland. Kom met de waarheid over vluchtelingen, vindt hij. Hij kent Syriërs die nog maar net in Nederland zijn en nu al Arabisch geven op Zuyd Hogeschool in Maastricht. ‘Waarom hoor ik dat soort succesverhalen bijna nooit?’ Pas als ook die worden verteld, kunnen Nederlanders beoordelen of er meer of minder vluchtelingen bij moeten in Nederland.
Hij is Nederland dankbaar voor de hulp die hij krijgt. Dankzij Nederlands belastinggeld is hij veilig en krijgt hij de kans zich te ontwikkelen, dat beseft hij goed. Maar hij hoopt dat het hier niet escaleert. ‘Waarom is het in Syrië uit de hand gelopen? Omdat mensen elkaar niet met rust lieten en andere landen zich ermee gingen bemoeien. Laat iedereen toch met rust, dan komt het allemaal goed.’
Dit verhaal is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van Stichting Dioraphte was dat niet mogelijk geweest.