Mythe tien: China exporteert Chinese arbeiders naar Afrika
China neemt geen Afrikanen in dienst, maar neemt haar eigen werknemers mee. Dat is het beeld. Maar, is dat inderdaad zo?
In 2010 plaatste The Japan Times een artikel met de kop ‘China exporteert nu haar gevangenen.’ China zou - vanwege haar overvolle gevangenissen - gevangenen naar Afrika verschepen om daar aan grote infrastructuurprojecten te werken. Het gerucht ging binnen no time over het internet. Later onderzoek liet zien dat het artikel klinkklare onzin is. Ja, de Chinese arbeiders in Afrika dragen vaak grijze overals (die lijken op gevangeniskleding), maar verder is nooit enig bewijs gevonden voor die claim.
Hoe kan het dat het gerucht zo gemakkelijk werd overgenomen door andere media, en werd geloofd door het publiek? Ten grondslag daaraan ligt het algemene geloof in een andere mythe over China in Afrika: dat China geen Afrikaanse arbeiders inhuurt, maar zelf Chinese werknemers meeneemt voor haar projecten op het Afrikaanse continent. Dat die arbeiders onder dwang komen, is één stap verder.
Vorige week schreven we een artikel over de negen meest hardnekkige aannames over China in Afrika die wel wat nuance konden gebruiken. Vandaag een tiende aanname: China exporteert haar eigen arbeiders naar Afrika.
Eén Chinees op de zes Afrikanen
Dat China geen lokale arbeiders inhuurt in Afrika, is in elk geval onwaar. De ratio Chinese versus lokale arbeiders verschilt erg per land. In Afrikaanse landen waar weinig opgeleide werknemers te vinden zijn, zoals in het jarenlang door burgeroorlog verscheurde Angola, zijn de goede arbeiders relatief duur. Dan loont het voor Chinese bedrijven om Chinese - goedkopere - werknemers mee te nemen. Zo werd in Angola in 2011 een grootschalig huizenproject gerealiseerd door het Chinese staatsbedrijf CITIC, met 10.000 Chinese arbeiders, en slechts 5.000 Angolezen.
In de meeste gevallen zijn alleen de opzichters van de projecten Chinees, en de goedkope, ongeschoolde arbeiders Afrikaans. Een recent onderzoek onder de 193 Chinese bedrijven die lid zijn van de China Africa Business Council liet zien dat deze bedrijven samen goed waren voor 34.000 lokale werknemers, en 6.400 Chinese werknemers. Dat is ongeveer één Chinees voor elke zes Afrikanen. De aanname dat de meeste Chinese bedrijven dus alleen met Chinezen werken, klopt niet.
Wie zijn die Chinezen die wel gaan?
De groei van China in Afrika brengt ook Chinese werknemers naar het continent. En dat bracht een Correspondent-lezer op een aantal interessante vragen: ‘Hoe zit het met de Chinese werknemers die worden ingezet om in Afrika de infrastructurele projecten te realiseren? Blijven zij tijdelijk tot het project klaar is of vormen ze een groep immigranten die elkaar opzoekt in nieuwe Chinatowns? Is de overplaatsing naar Afrika vrijwillig of hoort dat bij hun baan?’
Nu is allereerst belangrijk om te bedenken: niet alle Chinezen in Afrika zijn hetzelfde. Je hebt Chinese ondernemers die naar Afrika trekken om een eigen bedrijfje op te starten. Hoe lang ze blijven hangt ervan af hoe de zaken gaan. Je hebt Chinese diplomaten, die de contacten bij de Afrikaanse overheden moeten warmhouden. Zij zitten vaak jarenlang in een Afrikaans land.
Maar het merendeel van de Chinezen in Afrika werkt aan de veelbesproken infrastructuurprojecten. Zij gaan vrijwillig en tekenen vaak een contract voor een paar jaar. Daarna gaan ze weer terug naar China. De reden voor hun komst is meestal simpel: ze worden aangetrokken door de relatief hoge salarissen.
In goedkope vliegtuigen terug naar China kom je ze tegen: tanige, zongebruinde mannen die voor een salaris dat vier à vijf keer zo hoog is als dat van een arbeider in China een paar jaar keihard werken in de zon. Ongeveer de helft heeft een smartphone of een laptop - die krijgen ze voor contact met het thuisfront.
Zo zat ik eens naast een man die terug naar China ging na twee jaar in Libië aan een snelweg te hebben gewerkt. Hij vertelde me dat er in het dorp waar hij vandaan kwam inmiddels een huis was gebouwd met het geld dat hij had teruggestuurd. Hij was niet van plan terug te gaan naar Afrika, ‘veel te heet.’
We hebben onze eigen koks mee dus we eten altijd Chinees. En praten met de lokale bevolking lukt toch niet
Hij reisde alleen, maar meestal reizen de arbeiders in groepen van twintig tot dertig man - het zijn vrijwel altijd mannen - naast elkaar in het vliegtuig. Degenen die voor het eerst het land verlaten, vragen de ervarenen hoe ze de immigratiekaart moeten invullen en of er ook gratis heet water voor thee in het vliegtuig te krijgen is (zoals gebruikelijk is in Chinese treinen). Tijdens de overstap zoeken ze een plek ver weg van de tax-free stores en de bankjes, om hurkend op de grond kaartspellen te doen of bij te slapen.
Sommige arbeiders reizen niet alleen naar Afrika, maar de hele wereld rond. Zo sprak ik op het vliegveld van Moskou een man die gespecialiseerd was in het bouwen van hotels. Hij was op weg naar Cuba maar werkte eerder al in Pakistan en Kenia. Hij vond het wel een leuke manier om wat van de wereld te zien, al gaf hij gelijk toe dat hij bepaald geen tijd had om de plaatselijke cultuur te leren kennen. ‘We hebben onze eigen koks mee dus we eten altijd Chinees. En praten met de lokale bevolking lukt toch niet. Maar als we vrij waren in Pakistan wandelden we soms door de stad om te kijken naar de gebouwen en al die gesluierde vrouwen.’
Meestal werken deze arbeiders niet in steden, maar aan infrastructuurprojecten rondom de stad. Ze worden dan vaak gehuisvest in een soort woonkampen, vlakbij hun werkplek. Zo komt het ook dat ze nauwelijks mengen met de lokale bevolking.
Terwijl de meeste hoogopgeleide Chinezen China nog nooit uit zijn geweest, zijn er zo steeds meer arbeiders die actief en vrijwillig deel uitmaken van de globaliserende arbeidsmarkt. Maar door hun afgezonderde leven kun je ze niet bepaald wereldburgers noemen. Interessante gesprekspartners zijn het wel.