Ode aan de luchthaven, nee, aan Marilyn Manson
Consumptie en angst hebben meer met elkaar te maken dan je zou denken. Ode aan het vliegveld, die deze combinatie als geen ander gebouw belichaamt. En aan Marilyn Manson, die haar benoemde.
De leukste luchthaven van Europa moet volgend jaar dicht. Berlin Tegel is klein, gezellig, compact en efficiënt. Met de auto geraak je tot ongeveer vijftien meter van de gate, het inchecken duurt een minuut, een halfuurtje op voorhand arriveren volstaat. Maar daar wrikt net het schoentje. Het zeshoekige ontwerp uit de jaren zestig laat nauwelijks tijd en ruimte om te shoppen, terwijl elke gate wel zijn eigen beveiliging vergt. Hoge personeelskosten, lage opbrengsten uit de verhuur van winkelpanden: het ding moet dicht, ondanks massaal protest van de Berlijners.
Omdat ik nogal veel reis de laatste tijd, mag ik mij stilaan een etnograaf van de luchtvaart noemen. De grote Franse antropoloog Marc Augé bestudeert al een kwarteeuw lang de ‘non-plaatsen van de hypermoderniteit’: luchthavens, supermarkten, snelwegen, bungalowparken. Plekken die overal ter wereld inwisselbaar zijn geworden. Zijn werk is in ons taalgebied weinig bekend, maar wie hem eenmaal gelezen heeft, kijkt nooit meer op dezelfde wijze naar de wereld.
Ik sta aan te schuiven bij ‘de Connector’ op de luchthaven van Brussel en moet denken aan Music for Airports* van Brian Eno, het minimalistische meesterwerkje uit de jaren zeventig dat bedoeld was om ‘muzak’ naar een hoger, bijna zen-boeddhistisch niveau te tillen.
De Connector is de nieuwe centrale hub voor vertrekkende passagiers op Zaventem. Het werd geopend op 23 maart 2015 en gold meteen als pronkstuk van de nationale luchthaven. Bijna dag op dag een jaar later, op 22 maart 2016, vonden de aanslagen plaats. Was er een verband? Nee, natuurlijk niet. De terroristen waren aanvankelijk niet eens van plan om Zaventem op te blazen, ze schoten versneld in actie toen ze vreesden opgedoekt te worden.
Maar anderzijds is er wellicht geen gebouw dat zo de paradoxen van onze tijd zo belichaamt als die ‘Connector’.
De poortwachters van het mondiale kapitalisme
De Connector is het verbindingsstuk tussen de oude en de nieuwe pier van de nationale luchthaven. Zo ziet het er schematisch uit.* In wezen bestaat hij uit twee zones: de securityzone in blauw en de consumptiezone in groen (winkels) en purper (horeca).
Nadat ik bij elektronische poortjes mijn boarding pass heb gescand, begeef ik mij in de ‘blauwe’ zone. Hier is alles licht en rechthoekig. Hoge ramen, lichte kleuren, witte tegels. Medewerkers in fruitig uniform wijzen hulpvaardig waar ik mag aanschuiven. Rechte linten sluizen mij tot bij de wachtenden. De wifi is gratis.
Voorbij een glazen wand kom ik in een ruimte met lagere plafonds en minder licht. Veiligheid is niet alleen een technische controle van lichaam en spullen, maar ook een sociale performance met geheel eigen licht, sfeer, taal en kostuums. In dit deel van de luchthaven zijn de uniforms donkerder en de woorden afgemeten. Tegen een Vlaming die vraagt of ik ‘any liquids’ bij me heb, schud ik neen. Nog voor hij zijn zin kan afmaken, leg ik mijn laptop in een bakje en zwier ik mijn riem uit mijn broek.
De veiligheidscontrole heeft iets van een overgangsritueel
Het personeel hier bestaat uit medewerkers van een beveiligingsfirma. De explosieve groei van commerciële veiligheidsdiensten is een van de meest opvallende mutaties van de neoliberale wereldorde in de afgelopen twintig jaar. Was ordehandhaving vroeger een exclusief voorrecht van de staat, nu wordt het steeds vaker uitbesteed aan private spelers.
De medewerkers zijn correct, beleefd, onverstoorbaar: ze hebben cursussen gevolgd. De mannen met het oortje, de dames met de plastic handschoenen, de controleurs met de metaaldetector vormen een stil, discreet en uiterst gedisciplineerd leger dat de voorbije decennia sluipenderwijs de openbare ruimte heeft ingepalmd. Vandaag staan ze bij de ingang van bars, restaurants en zogenoemde ‘flagship stores’ van mondiale ketens in onze winkelstraten. Altijd staan ze bij een drempel tussen buiten- en binnenwereld. Zij zijn de poortwachters van het mondiale kapitalisme die bepalen wie wel en wie niet mag consumeren.
Het heeft iets van een overgangsritueel, die veiligheidscontrole. In vele niet-westerse samenlevingen moeten mensen die pas getrouwd of besneden zijn vaak door een deurtje of een spleet kruipen om de overgang naar het nieuwe leven te markeren. Het lijkt soms wel een geboorte. Wij zijn eigenlijk ook een niet-westerse samenleving, bedenk ik me. Mijn handbagage verdwijnt in een mysterieuze zwarte tunnel, ik sta voor het veiligheidspoortje waarvan je nooit weet of het gaat piepen. Het is nog niet zo gek als op Schiphol, waar men inmiddels een soort rituele dans moet uitvoeren in een wigwam van plexiglas en stralen, maar bij random testen word ik er steevast uitgepikt. Ik wacht. De dame aan de overzijde knikt me werktuiglijk toe, kordaat als een vroedvrouw.
Vrije uitloop door de parfumwalmen
Opvallend aan de Connector is dat je meteen na de securitycheck door de taxfreeshop wordt geloodst. De passagier heeft geen keus: je moet je een weg banen tussen de parfumwalmen en langs de wanden met whisky. Exit through the gift shop heette de beroemde documentaire van Banksy. Wat ooit een doorzichtig verkooptruukje was in musea en dierentuinen is nu de schaamteloze standaard geworden voor eenieder die zich wil verplaatsen.
Het contrast met de vorige zone kan niet groter, valt me weer op. Reclamepanelen beloven me een ‘premium collection’ en ‘travellers’ exclusives.’ Een whiskydisplay zegt in statige, mannelijke letters: ‘discover the deep flavour.’ Dat is nog wat anders dan die ‘any liquids’ van daarnet!
Het daglicht is weggevallen, de vloer bestaat uit glimmende zwarte tegels, het pad slingert zich tussen de rekken naar de kassa en naar de rest van de shoppingmall met modezaken en chique oesterbar. Vrolijk slalommend tussen de restanten van het laatkapitalisme baan ik mij een weg naar de pier. Wat een verschil met die hoekige routing van de veiligheidscontrole! Dit is niet minder dan het contrast tussen de strak-geometrische, Franse parkaanleg en de organisch golvende, Engelse landschapsstijl. Was ik daarnet nog passagiersvee dat tussen de rollinten naar de kraal werd gevoerd, krijg ik nu zowaar de indruk van vrije uitloop.
En dan is er die ene reclameslogan die ineens alles duidelijk maakt, die niets meer verhult, die niet eens beseft hoe cynisch glamour kan zijn, maar ongewild een heel tijdperk ontleedt. Het parfummerk Shiseido pakt uit met de zin: ‘Beauty vs. the World.’
Welja, denk ik dan, dat is het precies. De haves en de havenots, de winners en de losers, zij die geld hebben om mooi te zijn en zij die maar moeten leren leven met hun lelijkheid. Je zal maar uit Molenbeek komen. Je zal maar een puistige puber uit een kansarm gezin met nul komma nul procent toekomstkansen zijn in een wereld die blaakt van de luxe.
De zelfmoordterrorist, weten we sinds het briljante essay De radicale verliezer van Hans Magnus Enzensberger, is niet alleen vervuld met haat, maar ook met zelfhaat. Hij kan de buitenwereld zoveel verwijten maken als hij wil, ‘nooit kan hij de gedachte helemaal verjagen dat er een eenvoudigere verklaring bestaat, namelijk dat het aan hem ligt, dat zijn vernedering zijn fout is, dat hij het respect waarnaar hij verlangt gewoon niet verdient en dat zijn eigen leven niets waard is.’ Het ligt aan de buitenwereld, het ligt aan mezelf: de enige manier om dat dilemma op te lossen is de zelfmoordaanslag. In één en dezelfde beweging vernietigt hij de wereld die hij niet bereiken kan en het leven dat hij niet leiden wil.
Wat de Connector echt verbindt
Wat is er eigenlijk veranderd aan onze luchthavens sinds nine eleven? Meer security en meer shopping. En die twee activiteiten hebben meer met elkaar te maken dan we op het eerste zicht willen toegeven. Wat die ‘Connector’ echt verbindt, zijn niet zozeer twee pieren op een of andere Europese luchthaven, maar de obsessie met de veiligheid met de obsessie van consumptie. De Connector is de strak aangetrokken knoop van een staat die zijn geweldsmonopolie heeft uitbesteed aan de vrije markt en de vrije markt wiens staatsmonopolie wij met geweld moeten ondergaan.
Om vrij te kunnen bewegen worden we gedwongen ons half uit te kleden en worden we gedwongen koopwaar te aanschouwen, ja zelfs te inhaleren. Want de vrije markt, net zoals de securitycheck, stopt niet bij de grenzen van ons lichaam, maar dringt binnen tot in ons weefsel. ‘Please pay here’ staat er in koeien van letters boven de kassa’s.
Hoe kunnen we het geweld bestrijden als we niet eens het symbolische geweld van onze eigen wereldorde kunnen zien? Ziet er dan niemand het verband tussen die fixatie op veiligheid en consumptie? Ziet er dan niemand dat wij in de strijd tegen het terrorisme meer onze consumptie dan onze waarden verdedigen? Ziet er dan niemand dat inzetten op veiligheid nog iets anders is dan inzetten op vrede?
Ja, toch wel. Ik moet ineens terugdenken aan die grandioze scène in de film Bowling for Columbine van Michael Moore waarin metal-artiest Marilyn Manson, de vleesgeworden antichrist voor conservatief Amerika, het verband legde tussen het nieuws op de Amerikaanse televisie en de reclameblokken voor en na de uitzending. * Het journaal was infotainment geworden om angst te zaaien, de reclame gaf de illusie dat je die angst kon bedwingen door lekker veel te spenderen.
Ik ben nog wat te vroeg. Net voor je de nieuwe pier bereikt, kan je in Zaventem twee etages omhoog. Een bescheiden pijltje wijst de weg. Er is geen roltrap. Er klinkt geen muziek. Hier vind je de gang met gebedsruimtes. Ik ga er soms heen. Broederlijk naast elkaar is er een katholieke, protestantse, joodse, orthodoxe en islamitische cultusruimte. Er is zelfs een meditatieruimte voor vrijzinnigen.* In de gastenboeken lees ik dan de verzuchtingen of dankbetuigingen van andere reizigers. Iemand die een zieke ouder gaat bezoeken. Iemand die bidt voor een veilige reis. Iemand die blij is met een kleinkind dat pas geboren is. Beauty vs. the World? Misschien is dit hier wel de enige connector van de luchthaven.