Hoe de ‘grootste ramp sinds de Tweede Wereldoorlog’ voorspeld én genegeerd werd
De hongersnood in Jemen, Somalië, Zuid-Soedan en Noordoost-Nigeria was voorspeld én had voorkomen kunnen worden. Toch is een hele generatie omgekomen van de honger. Ik ontdekte hoe dat kon toen ik er verhalen wilde maken.
Hulpverleners deden in oktober een gruwelijke ontdekking. Tijdens een rondreis door Noordoost-Nigeria kwamen ze amper jonge kinderen tegen. Wat bleek: een hele generatie tussen de één en vijf jaar was omgekomen van de honger.
Toen ik dit bericht las, moest ik denken aan een voorstel dat ik in oktober naar een krant stuurde. Ik wilde naar Nigeria reizen en daarover schrijven, de redacteur bedankte me vriendelijk: ‘Afrika interesseert de lezers niet zo.’
En inderdaad, verhalen over oorlog en (dreigende) hongersnoden zijn moeilijk aan de man te brengen. Honger in Zuid-Soedan, droogte in de Sahel, geweld in Jemen - het is pas nieuws als het heel erg afwijkt van de ellende die we al kennen.
Zoals nu: ‘Grootste humanitaire ramp sinds 1945 dreigt,’ koppen kranten. ‘De dodelijkste ramp deze eeuw,’ stond er ook. Of ikzelf: een hele generatie is omgekomen van de honger.
Het punt is dat de ramp al is geschied. De afgelopen jaren trok een dodelijke droogte langzaam over de Sahel die het leven uit dieren, gewassen en mensen perste. Legerleiders, rebellen, criminelen en politici gingen door met het inzetten van geweld, terwijl journalisten en hulpgoederen werden tegengehouden, hulpverleners werden vermoord en ziekenhuizen werden beschoten.
Net als de vorige hongersnood in Somalië in 2011 is de huidige catastrofe hoofdzakelijk door mensen gecreëerd, had ze voorkomen kunnen worden én was ze aangekondigd. Toen ik verhalen wilde maken in Nigeria, Zuid-Soedan en Jemen ontdekte ik hoe dat kan.
Hoe deze ramp aangekondigd werd
Begin 2015 waarschuwden meteorologen en hulporganisaties voor weerfenomeen El Niño. Gecombineerd met droogte en politieke instabiliteit werd gevreesd voor ernstige voedseltekorten in Afrikaanse landen in de Sahel.
Zo’n 20 miljoen mensen dreigen te verhongeren
Half 2016 benadrukten hulporganisaties dat een hongersnood dreigde in Zuid-Soedan, Somalië, Jemen en het grensgebied tussen Noordoost-Nigeria, Niger, Tsjaad en Kameroen. Hoewel ze sterke argumenten hadden, werd het benodigde budget bij lange na niet gehaald.
Nu dreigt de hongersnood in de Sahel de boeken in te gaan als de grootste humanitaire ramp sinds 1945. Zo’n 20 miljoen mensen dreigen te verhongeren, waarschuwen de Verenigde Naties. Het zijn duizelingwekkende aantallen, die het conflict in Syrië, waar naar schatting ruim 450.000 doden vielen, in een ander daglicht stellen.
Hoe deze ramp nu slachtoffers eist
In Noord-Nigeria heeft terreurgroep Boko Haram meer dan 2 miljoen mensen op de vlucht doen slaan. Velen leven in kampen waar niet genoeg water is om te drinken, te wassen of land te bevloeien. Het Nigeriaanse leger heeft de rebellen inmiddels teruggedreven, maar de dreigende aanslagen belemmeren de voedselverstrekking. Dit zorgt er volgens de Verenigde Naties voor dat 7,1 miljoen mensen honger lijden in delen van Noordoost-Nigeria en het aangrenzende Tsjaad, Niger en Kameroen.
Dan Somalië: aanvallen van de terroristische beweging Al-Shabaab en de gevolgen van de vorige hongersnood in 2011 maken dat ruim 6 miljoen inwoners - de halve bevolking - acuut hulp nodig hebben. En ook hier maken geweld en politieke instabiliteit het vluchten moeilijk, laat staan dat hulpgoederen de slachtoffers kunnen bereiken.
De nood lijkt het hoogst in Jemen. Naar schatting 17 miljoen van de 27,4 miljoen inwoners kampen met ernstige voedseltekorten. Voor de oorlog, die twee jaar geleden begon, was het land al afhankelijk van voedselimport, nu worden hulpgoederen tegengehouden door strijdende partijen uit vrees dat ze in verkeerde handen vallen.
En in Zuid-Soedan? Daar zorgt een bloedige burgeroorlog er al drie jaar voor dat boeren hun velden niet kunnen bewerken, wat nog eens wordt verergerd door aanhoudende droogte. Volgens de Verenigde Naties hebben 4,9 miljoen mensen snel voedselhulp nodig. Maar de corrupte overheid werkt dit tegen: ambtenaren vragen tot wel 10.000 dollar voor een visum per buitenlandse hulpverlener en houden hulpgoederen tegen. Sinds 2013 werden er 79 hulpverleners vermoord, waarvan twaalf in 2017.
In maart 2015 bezocht ik Zuid-Soedan om te onderzoeken of er nog hoop was voor het jonge land. Maar hoe hard ik ook zocht, ik kon geen uitweg vinden en publiceerde een verhaal waarin ik vreesde voor erger. En inderdaad: in juli 2016 laaide het geweld weer op en verviel het land in een bloedige burgeroorlog.
Een gebrek aan aandacht voor de aanloop
Het is bizar om naar plekken te reizen waar genocides zich aankondigen en hongersnoden worden voorspeld zonder dat ze klaarblijkelijk kunnen worden gestopt. Het wringt dan ook dat er zo weinig aandacht is voor de aanloop van dit soort humanitaire rampen.
Toen ik afgelopen oktober belde met de Jemenitische journalist Mohammed al-Qadhi, noemde hij de situatie in Jemen erger dan die in Syrië en waarschuwde hij voor een dodelijke hongersnood. En hoewel de coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië zowel politieke als logistieke steun krijgt van Amerika en Groot-Brittannië, wordt voedsel nog steeds tegengehouden en worden talloze mensenrechten geschonden zonder dat hier aandacht voor is.
Het is bizar om naar plekken te reizen waar genocides zich aankondigen en hongersnoden worden voorspeld
Natuurlijk: oorlogsjournalistiek is duur, gevaarlijk, levert niet altijd een verhaal op en verkoopt niet meer kranten. Maar als er niet over wordt bericht, worden burgers en politici er minder mee geconfronteerd, weten nog minder mensen wat er speelt, kunnen hulporganisaties niet op tijd geld losweken, kunnen oorlogsmisdadigers hun gang blijven gaan en blijven bondgenoten oorlogsmisdaden plegen met wapens die wij produceren.
Kortom: dan is het geweld bijna onzichtbaar tot het te laat is.
De machtspolitiek die journalisten tegenhoudt
Na mijn mislukte reis naar Nigeria richtte ik mijn pijlen op Jemen. Daar voltrok zich namelijk een humanitaire ramp die alle andere dreigde te overschaduwen. Dit keer was er wel interesse van verschillende media, maar al snel liep ik tegen een ander probleem aan: machtspolitiek.
Om dat uit te leggen, eerst wat context. Jemen raakte in maart 2015 verstrikt in een bloedige burgeroorlog toen de in 2011 aangetreden president Abdrabbuh Mansur Hadi werd verdreven door een combinatie van opstandige Houthi’s uit het noorden van het land en aanhangers van de vorige president Ali Abdullah Saleh.
President Hadi riep de hulp in van buurland Saoedi-Arabië, dat vanuit de Jemenitische havenstad Aden een offensief begon. Met hulp van Arabische staten voerde het koninkrijk talloze luchtaanvallen uit om de Houthi’s te verdrijven.
Inmiddels zijn meer dan 8.600 luchtaanvallen uitgevoerd, waarbij talloze scholen, ziekenhuizen en burgerdoelen werden getroffen. Omdat de Jemenieten niet in staat zijn zelf voldoende voedsel te produceren en voedseltransporten worden tegengehouden, dreigen 17 miljoen mensen te verhongeren.
In de ontstane chaos winnen groepen als Al-Qaeda op het Arabische schiereiland terrein en voeren Amerikaanse drones, Navy SEALs en groepen huurlingen dodelijke aanvallen uit. Maar wat er precies gebeurt of hoe dit conflict opgelost kan worden, weet niemand.
Precies daarom wilde ik erheen. Via via legde ik contact met iemand in Jemen die mij kon helpen aan nummers en e-mailadressen van Houthi-leiders, die de scepter zwaaien in de hoofdstad Sana’a en grote delen van het noorden van het land. Na een maand bellen kreeg ik toestemming de door hen gecontroleerde delen van het land te bezoeken.
Vervolgens liet ik mijn contact benzine inslaan, een auto met chauffeur registreren waarmee fotograaf Andreas Stahl en ik op pad zouden gaan en maakte ik een veiligheidsplan. Verder stuurde ik documenten naar de Verenigde Naties om een vliegticket naar de hoofdstad Sana’a te bemachtigen.
De vraag was toen: zou Saoedi-Arabië dwars gaan liggen? Dat land bestookt immers de gebieden die wij wilden bezoeken en zit niet te wachten op journalisten. De Verenigde Naties voerden echter de druk op het koninkrijk op. Drie weken later mochten wij en twee journalisten van The New York Times meevliegen naar Sana’a.
Alles was volledig op eigen risico, en ik moest talloze documenten ondertekenen waarin ik verklaarde dat ik volledig voor mijn veiligheid verantwoordelijk was. Ik regelde een verzekering, sloeg voedsel en medicijnen in en maakte verdere afspraken met media.
Na twee weken kreeg ik een e-mail van een medewerker van de Verenigde Naties. Alles was rond, ik moest alleen nog een visum regelen bij de Jemenitische ambassade in Nederland. Dat was slechts een formaliteit, schreven ze. Ik belde en een opgewekte vrouw nam in het Nederlands op. Ik moest alleen nog een visum hebben, legde ik uit, was dat mogelijk?
‘Nee,’ antwoordde ze direct, ‘sinds september niet meer.’ ‘Heeft dat met de oorlog te maken?’ vroeg ik. ‘Dat is vertrouwelijk,’ antwoordde ze en ze hing op.
Daarna belde ik naar de ambassade in België. Hetzelfde antwoord: er werden om vertrouwelijke redenen geen visa meer afgegeven. Fotograaf Andreas Stahl probeerde het nog via Canada, maar ook daar was het antwoord: een visum is onmogelijk.
Na een paar telefoontjes kwamen we erachter wat er aan de hand was. Alle Jemenitische ambassadeurs die wilden dat journalisten Jemen zouden bezoeken, waren vervangen voor leden van de Al-Islah-partij, een pro-Saoedische partij die geen visa verstrekten aan journalisten.
Een voormalige ambassadeur legde per WhatsApp uit: ‘Ze willen niet dat je ziet dat er 7 miljoen mensen sterven.’ Hijzelf was ontslagen omdat hij het daar niet mee eens was. Geen ambtenaar durfde journalisten daarna nog te helpen.
Waarom hier dus zo weinig tegen gedaan wordt
De manier waarop Saoedi-Arabië journalisten het werken onmogelijk maakt, is geen uitzondering. In Zuid-Soedan is een visum onbetaalbaar en zijn ook hulpverleners niet meer welkom. In december beschuldigde de Nigeriaanse president Muhammadu Buhari de Verenigde Naties er zelfs van de problemen in het noordoosten van het land te overdrijven om er zelf beter van te worden.
Groepen als Boko Haram, Islamitische Staat en Al-Qaeda spelen gretig in op het falen van de internationale gemeenschap
Een optelsom van dit soort machtspolitiek, weerfenomeen El Niño, de effecten van klimaatverandering, een gebrek aan media-aandacht voor de aanloop, ontoereikende budgetten van hulporganisaties, politieke desinteresse en een gebrek aan politieke daadkracht om oorlogsmisdadigers aan te pakken bedreigt nu miljoenen mensen.
En dat is een groot probleem. In de eerste plaats voor de talloze mensen die sterven, hun leed is letterlijk ondraaglijk. Daarnaast spelen groepen als Boko Haram, Islamitische Staat en Al-Qaeda gretig in op het falen van de internationale gemeenschap.
En zij die overleven? Die zullen zich afvragen waarom dit niet is voorkomen.
Het nieuws over tien jaar
Hoe nu verder? Het schrijnende is dat hulporganisaties het huidige geweld en de hongersnood een voorbode noemen van wat kan komen. De voortschrijdende klimaatverandering zal de Sahel de komende jaren opnieuw hard treffen, waardoor oogsten zullen mislukken, conflicten kunnen toenemen en mensen zullen sterven en op de vlucht slaan.
Daarbij komt dat de migratieroutes richting Europa sinds de val van de Libische leider Moammar Khadafi en de opkomst van moderne technologieën in rap tempo zijn geprofessionaliseerd. De smokkelroutes kunnen veel meer mensen aan dan voorheen.
Niet voor niets maakte de Duitse bondskanselier Angela Merkel afgelopen oktober een reis door Mali, Niger en Ethiopië om over het tegengaan van massamigratie te praten. Begin deze maand bracht ze een bezoek aan Tunesië en Egypte om van gedachten te wisselen over een plan om vluchtelingen op te vangen in de regio. En in Libië krijgt de regering in Tripoli EU-geld om de kustwacht te betalen. Er gaan zelfs geruchten dat de Soedanese Janjaweed – die dood en verderf zaait in Darfur – met Europees geld worden ingezet om vluchtelingen tegen te houden.
Kritiek is er ook: zo’n vluchtelingenstroom is niet tegen te houden door corrupte staten miljarden te betalen, ver van huis gewapende milities als grenswachten in te zetten, buitenlandse detentiecentra aan te leggen, een muur te bouwen, of populistische retoriek te bezigen. De oplossing is voorkomen dat mensen vertrekken. Dat begint met weten wat er speelt om vervolgens over een structurele oplossing na te kunnen denken.