Toen ik Anaas al Hallak eind februari in Hoogeveen bezocht, praatte hij tegen me alsof hij bevrijd wilde worden van een last. Hij deed mee aan en ons gesprek diende ter voorbereiding.

Toen ik zijn nieuwbouwwoning binnenstapte, stak hij meteen van wal. ‘Het belangrijkste wat ik wil zeggen is: vertrouw ons. Geloof niet alles wat je over ons vluchtelingen, moslims of Arabieren hoort. Probeer met ons in contact te komen, breek de muur tussen ons. Práát met ons en jullie idee over ons zal compleet veranderen. Daar ben ik zeker van.’

Hij benadrukte dat hij Nederlanders aardig en open vond. Maar soms voelde hij wantrouwen, bijvoorbeeld als ze hem Arabisch hoorden spreken. ‘Dan hebben mensen het gevoel dat ik tégen hen ben. Maar dat is niet waar. Ik respecteer de Nederlanders.’

De nieuwkomer merkte ook dat er vooroordelen leven. Een Nederlandse vriend nodigde hem uit met de waarschuwing: ‘Ik heb alcohol in huis, is dat een probleem?’ Anaas moest lachen en zei: ‘Totáál geen probleem. Ik drink niet, maar wat iemand anders doet, is mijn zaak niet.’

Anaas (41) komt uit Syrië en is sinds 2014 in Nederland. Ik ontmoette hem via het initiatief van De Correspondent waarin mijn collega Dick Wittenberg en ik het afgelopen halfjaar onderzochten hoe het vluchtelingen vergaat die sinds begin 2015 een verblijfsvergunning kregen.

Nu het initiatief ten einde is, moet ik terugdenken aan Anaas en zijn hartenkreet: ‘Vertrouw ons.’ Ik hoop dat Nieuw in Nederland een bijdrage heeft geleverd aan het vergroten van het vertrouwen tussen vluchtelingen en niet-vluchtelingen. Dat is nodig, want over en weer leven vooroordelen.

Het zijn grote woorden, maar laat ik ze uitleggen.

Hoe vluchtelingen en niet-vluchtelingen bij elkaar kwamen

Voor zover ik kan nagaan was Nieuw in Nederland een uniek project, in elk geval in Nederland. Nooit eerder werden zoveel lezers van een journalistiek platform ingezet voor het maken van verhalen.

Alle eer komt Dick toe: het was zijn idee. In beschreef hij hoe Nieuw in Nederland werd geboren. Hij vroeg zich af hoe het verder ging met de grote vluchtelingenstroom die in 2015 en begin 2016 richting Nederland trok.

Veel vluchtelingen hadden intussen een verblijfsvergunning gekregen en de asielzoekerscentra verlaten, maar de media-aandacht was verslapt. Opvallend, want nu begon hun leven in Nederland pas echt en het slagen ervan is in het belang van de hele samenleving.

Dick bedacht hoe Correspondentleden konden helpen onderzoek te doen. Ze moesten met één persoon uit die grote vluchtelingenstroom maandelijks een vragenlijst invullen. Er kwamen kwesties aan de orde en Op grond van de antwoorden werden dan verhalen gepubliceerd.

Vooraf leek het grootste probleem dat Correspondentleden zelf op zoek moesten naar een nieuwkomer in hun buurt. Toch was de belangstelling in oktober overweldigend. Vijf vragenlijsten verder, in maart,

Dick en ik waren meer dan tevreden. Er was op grote schaal contact gelegd.

Niet alleen de verhalen van de ‘goeden’ werden verteld

Het is belangrijk te vermelden dat we geen idee hadden welke nieuwkomers zich hadden aangemeld. Later zouden critici onder onze verhalen op De Correspondent of op Facebook opmerken dat we alleen ‘de goeden’ eruit hadden gepikt, maar die veronderstelling klopt niet.

De deelnemende vluchtelingen hoefden maar aan twee eisen te voldoen: ze moesten in de twee jaar ervoor een verblijfsvergunning hebben gekregen en het asielzoekerscentrum hebben verruild voor een zelfstandige woning. Pas aan de hand van de eerste vragenlijst zagen we hoe de groep was samengesteld.

Grofweg driekwart van de deelnemende nieuwkomers was man, de rest vrouw. Hun gemiddelde leeftijd was 29 jaar. De helft was hoger of universitair opgeleid, de andere helft lager. 85 procent was afkomstig uit Syrië, 5 procent uit Eritrea en 10 procent uit overige landen. Het was geen representatieve groep en dat hebben we in elk verhaal benadrukt.

Veel verhalen die we schreven sloegen op deze groep, maar we spraken ook vluchtelingen die niets te maken hadden met Onze mailboxen liepen vol met berichten over bijzondere vluchtelingenverhalen of -projecten. Als ze pasten binnen onze criteria besteedde Dick of ik er soms aandacht aan.

YouTube
Een aantal van hen namen een boodschap op voor Nederlanders

De voorstelling die liet zien waar zoveel vluchtelingen mee kampen

Zo ontmoette ik Anaas al Hallak. Hij was gitarist in een toneelvoorstelling van 22 Syriërs op een industrieterrein in Hoogeveen. Het was een initiatief van de gemeente, bedoeld om nieuwkomers sneller te laten inburgeren. Ze moesten een verlaten kringloopwinkel tot theater ombouwen, een voorstelling bedenken en uitvoeren.

Op de dag van de try-out, eind november, begon Anaas tegen mij al over het wantrouwen dat hij soms voelde. ‘Waarom hebben zoveel Nederlanders een hekel aan mensen met zwart haar?,’ zei hij. De andere Syriërs deelden zijn gevoel: ze wilden dolgraag in contact komen met Nederlanders, maar het lukte niet.

‘Waarom hebben zoveel Nederlanders een hekel aan mensen met zwart haar?’

Tijdens de voorstelling kwam die ervaring terug. Aan het begin stonden er deuren voor het publiek die het zicht op het podium belemmerden. Aan de achterkant morrelden de Syrische toneelspelers aan de deur, terwijl Geert Wilders door de geluidsboxen schreeuwde dat driekwart van de moslims de sharia wil invoeren. De Syriërs wilden naar de Nederlanders op de tribune toe, maar de deuren bleven dicht.

Ze rolden de deuren weg en lieten zien wat ze hadden meegemaakt, zonder veel woorden maar o zo effectief. Met simpele decorstukken beeldden ze de oorlog in Syrië uit, hun vlucht en hun eerste stappen in Nederland. ‘Vol is vol. Fuck you. Ga terug,’ kregen ze hier te horen.

Het beeld dat oprijst uit al die verhalen over vluchtelingen

Dick en ik probeerden de deuren van de andere kant te openen. We publiceerden - nog los van wat onze mede-auteurs en schreven. We schetsten de uitkomsten van de vragenlijsten en besteedden apart aandacht aan thema’s en mensen die we veelzeggend vonden.

Stel dat iemand ál die stukken heeft gelezen, wat is dan het beeld dat beklijft? Ik denk het volgende. De door ons onderzochte vluchtelingen en Ze hebben problemen, maar ze proberen zich erover heen te zetten.

Wil ik hiermee zeggen dat Anaas al Hallak gelijk heeft? Dat we vluchtelingen kunnen vertrouwen en ze massaal moeten omarmen? Nee, niemand moet iets van mij. Ik wil alleen opmerken dat generaliserende denkbeelden over groepen mensen nooit een adequate beschrijving van de werkelijkheid zijn. Dat is bekend, maar ik werd er tijdens Nieuw in Nederland opnieuw mee geconfronteerd.

En over vluchtelingen is de laatste jaren nogal wat gezegd. Samenvattend: Ook als je weet dat het zeer grove generalisaties zijn: als je ze maar vaak genoeg hoort, blijven ze toch ergens in je hersenen haken.

Het viel me op toen ik Anaas voorstelde aan iemand, een supersympathieke man die ik in de verste verte niet verdenk van xenofobie. Toen die man en ik even later met zijn tweeën waren, zei hij over Anaas: ‘Wat een aardige vent. Hij is wel de laatste bij wie je aan een terrorist denkt.’

Hoe ook bij mij de angst voor de ander verdween

Ik pleit mezelf niet vrij. Ik weet dat ik opkeek van sommige ervaringen die ik de afgelopen maanden had. Dat gebeurde bijvoorbeeld in een woongemeenschap in Amsterdam Nieuw-West met 283 jonge Nederlanders en 282 jonge vluchtelingen. Ik bracht 24 uur door in gang 3A en zag dat ’s avonds om tien uur alleen nog Nederlanders in de gezamenlijke ruimte zaten.

Alle nieuwkomers waren naar hun kamer verdwenen. Ze wilden Nederlands leren of vroeg naar bed om de volgende ochtend aan de slag te kunnen met de taal. Waarom verbaasde me dit? En waarom was ik nog verbaasder toen ik hoorde dat sommige nieuwkomers naast hun inburgeringscursus baantjes hadden? Belachelijk, als ik er nu op terugkijk.

Waarom was ik nog verbaasder toen ik hoorde dat sommige nieuwkomers naast hun inburgeringscursus baantjes hadden?

De grootste shock kreeg ik door mijn contact met de Syrische familie Alrashed uit het Groningse dorpje Glimmen. Met Huda Alrashed (33) vulde ik maandelijks de vragenlijsten van Nieuw in Nederland in. Ik had niet verwacht dat er zoveel warmte uit zou voortkomen. Nog nooit kreeg ik zoveel eten voorgeschoteld, zoveel hartjes in whatsappjes gestuurd en zoveel aardige woorden te horen. Ik kan denken dat het allemaal plichtpleging was, maar dat doet Huda en haar man Mahmoud (42) tekort.

Want elke keer dat ik het gezin Alrashed ontmoette, merkte ik hoe stompzinnig vooroordelen zijn. Huda en Mahmoud leren allebei Nederlands, maar zij tien keer sneller dan hij. Zij heeft ook meer Nederlandse contacten. Onlangs regelde ze voor hem een baantje achter de bar in de kantine bij de plaatselijke voetbalclub.

En o ja, nog even over haar hoofddoek. Huda laat haar haren niet zien aan andere mannen dan haar echtgenoot, maar haar tieten wel. Ze geeft baby Jamaan de borst en doet dat overal, of er nu andere mannen bij zijn of niet. Het is maar net wat je gewend bent.

Het maatschappelijke gevolg: de deuren gingen open

Ik was de afgelopen maanden niet de enige met deze ervaringen. In de laatste vragenlijst vroegen we de deelnemers hoe hun onderlinge contact bevallen was. Op een enkeling na zeiden ze elkaar na het einde van Nieuw in Nederland te blijven ontmoeten.

Er waren over en weer vooroordelen gesneuveld, want uiteraard bestaan die onder vluchtelingen ook over Nederlanders en die zijn even ongenuanceerd. Sommige nieuwkomers dachten dat alle Nederlanders rijk of aan de drugs waren. Iemand dacht dat alle Nederlanders zich hard opstelden tegenover vluchtelingen.

Voor zover ik weet hebben Nederlanders ook geen hekel aan zwart haar, zoals Anaas al Hallak dacht. Nogal wat Nederlanders zijn bang voor een aanslag door Islamitische Staat en het kan zijn dat ze die angst projecteren op zwartharige mensen als Anaas. Toen ik hem dit zei, begreep hij dat. ‘Maar 90 procent van de slachtoffers van IS zijn moslims. Wij vechten ook tegen IS,’ antwoordde hij.

Nieuw in Nederland begon als een journalistiek initiatief en kreeg een maatschappelijk gevolg. Dat was niet het doel, maar stemde me wel gelukkig. Het betekent niet dat alle deelnemende Correspondentleden nu himmelhoch jauchzend over vluchtelingen zijn geworden of andersom. Ze zijn met elkaar aan de praat geraakt en daardoor is hun beeld van de ander meer in overeenstemming met de werkelijkheid. Ik hoop dat de lezers van onze artikelen dezelfde ervaring hebben gehad.

Daarbij besef ik dat aan sommige vluchtelingenverhalen problematische kanten zitten. Van meerdere Syrische vluchtelingen hoorde ik dat ze elkaar onderling niet vertrouwen. die al bijna twintig jaar in Nederland woont, zei het zo: ‘Veel Syriërs botsen met elkaar en hebben wraakgevoelens. Er is geen vrede in het hoofd.’ De grote vraag die Syriërs elkaar onderling stellen is: ‘Ben je pro- of anti-Assad?’

Anaas zou willen dat de verhoudingen tussen de Syriërs in Nederland normaliseren. Hij snakt naar een ongedwongen omgang met elkaar. ‘Misschien kunnen jullie dat van de Nederlanders leren?,’ zei ik. ‘Dat zou mooi zijn. We kunnen van elkáár leren,’ antwoordde hij.

Hij had Nederlanders horen zeggen dat ze hun ouders weken, maanden of jaren niet hadden gezien. Daar kon hij met zijn hoofd niet bij. Hij zou graag zijn moeder in Syrië bezoeken, maar dat is onmogelijk. ‘Daar voel ik me schuldig over. Ik heb mijn kinderen gered door weg te gaan uit Syrië, maar mijn moeder heb ik achtergelaten,’ zei hij geëmotioneerd. ‘Het is een kwestie van respect dat je je als kind om je ouders bekommert. In dit opzicht kunnen jullie wat van ons leren.’

Terwijl we het hierover hadden, gleed Nederland aan ons voorbij. We waren met de auto onderweg van Hoogeveen naar Amsterdam om te maken waarin hij zou zeggen dat we hem en zijn mede-vluchtelingen moeten vertrouwen. Hij bedoelde niet dat alle vluchtelingen engelen zijn, maar mensen.

Achter het stuur dacht ik aan Thuis in Hoogeveen, waar ik Anaas maanden eerder had ontmoet. Aan het einde van de voorstelling stonden de dichte deuren opnieuw voor het publiek. De Syrische toneelspelers morrelden weer aan de deur en deze keer gingen ze open.

Ze stapten erdoorheen en namen de honderden toeschouwers één voor één bij de hand. Ze leidden ze naar lange tafels toe. Daar gingen ze zitten, Nederlanders en vluchtelingen. Ze aten met elkaar en praatten met elkaar.

Dit verhaal is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van was dat niet mogelijk geweest.

Lees ook:

Farid bouwde een nieuw bestaan op in Nederland. En wat ik nog meer zag toen ik daar een halfjaar over schreef Een halfjaar lang schreven we over hoe nieuwkomers in Nederland een nieuw bestaan opbouwen. Over de emoties en inzichten die ons initiatief opleverde, vertel ik aan de hand van een serie Nederlandse uitdrukkingen, verzameld door mijn vriend Farid. Lees het verhaal hier terug Hoe contact tussen Nederlanders en vluchtelingen vooroordelen en wantrouwen wegnam Honderden Correspondentleden interviewden vluchtelingen het afgelopen halfjaar over hun nieuwe bestaan in Nederland. Veel mensen blijven contact houden: ze vertellen dat het de integratie bevordert en zo de samenleving vooruithelpt. Lees het verhaal hier terug Hier verzamelen we alle verhalen én vertalingen van het initiatief Nieuw in Nederland Honderden Correspondentleden interviewen vluchtelingen over hun nieuwe bestaan in Nederland. Hun verhalen vormen de basis voor de stukken binnen het initiatief Nieuw in Nederland. Hier zetten we al die verhalen én vertalingen op een rij. Lees hier alles terug