De Wereldbank leent nu ook vertrouwen uit (en veel mensen zijn daar boos over)
Een ogenschijnlijke niche-discussie over nieuw Wereldbankbeleid gaat over een fundamentele vraag: hoe verbeter je de wereld?
Dit had een makkelijk stuk moeten worden. Onze monden waren opengevallen. Onze vrienden reageerden verontwaardigd. Onze collega’s geschokt.
Eindelijk een stuk zonder mitsen en maren.
Want wat de Wereldbank nu had besloten, was gewoon onbegrijpelijk. Punt.
Onderwerp waren de ‘safeguards’: de regels om mens en milieu te beschermen bij projecten die worden gefinancierd door de Wereldbank, zoals wegen, energiecentrales en dammen. Die regels ontstonden na grote schandalen in de jaren tachtig.
Misschien wel het bekendste schandaal: de bouw van de Sardar Sarovar Dam in India, waar de Wereldbank in 1985 450 miljoen dollar voor uitleende. Door de dam werden zo’n 140.000 mensen* getroffen door overstromingen. Uit onafhankelijk onderzoek* bleek: vaak werden slachtoffers niet goed ingelicht en hun rechten genegeerd. Zelden kregen ze vergoeding of nieuwe woonplaats aangeboden.
Na internationale druk trok de Wereldbank de lening terug, en stelde ze safeguards op om zulke situaties te voorkomen. Zo schrijven die safeguards voor dat mensen die gedwongen moeten verhuizen gecompenseerd moeten worden en dat ontbossing zo veel mogelijk vermeden dient te worden.
En sinds de safeguards er zijn, is de situatie verbeterd. Dat vinden niet alleen Wereldbankmedewerkers, maar ook de organisaties die de Wereldbank kritisch in de gaten houden.
Sinds de safeguards er zijn, is de situatie verbeterd
Maar nu, ruim twintig jaar na de invoering, komt de Wereldbank met nieuwe regels. Een fundamentele koerswijziging: arme landen worden zélf verantwoordelijk voor het controleren van mensenrechten en milieuschade bij Wereldbankprojecten.
Dus stel: de Indonesische regering sluit een Wereldbanklening af om een weg te bouwen. Dan bekijkt de Wereldbank de Indonesische wetten op het gebied van arbeidsomstandigheden, gedwongen verhuizingen en vervuiling. Komen ‘de doelstellingen [van die wetten] wezenlijk overeen’ met de standaarden van de Wereldbank? Dan is het aan de Indonesische overheid om de regels te handhaven en te controleren.
Hoe dit in de praktijk gaat uitpakken, is nog niet helemaal duidelijk. De nieuwe safeguards zijn in augustus 2016 aangenomen, en op dit moment wordt er gewerkt aan de praktische uitvoering. Maar de non-gouvernementele organisaties (ngo’s) die wij spraken in Washington maakten zich stuk voor stuk zorgen.
Want als ontwikkelingslanden al een mooi wetboek hebben, dan nog worden die wetten in de praktijk vaak niet nageleefd. Een grote stap terug, dus, waardoor mens en milieu groot gevaar lopen.
Waarom?
Waarom zou de Wereldbank zo’n onbegrijpelijk besluit nemen? We begonnen ons verder te verdiepen in de drijfveren van de organisatie. En zo zagen we langzamerhand: dit was geen makkelijk, eenzijdig verhaal. De situatie is ingewikkelder dan het lijkt.
Ook zagen we: de discussie gaat veel verder dan alleen de safeguards, op het eerste gezicht een niche-onderwerpje voor congresbezoekers. Want uiteindelijk gaat het om een fundamentele vraag: hoe verbeter je de wereld? Ga je voor vertrouwen of controle? Ben je pragmatisch of principieel? En ga je voor bureaucratie of flexibiliteit?
Allemaal dilemma’s die niet zomaar op te lossen zijn. En dat gaan we dan ook niet proberen. In plaats daarvan nemen we je mee langs de voor- en tegenstanders, om zo de Wereldbank én de wereld wat beter te begrijpen.
Vertrouwen of controle?
Onze aanvankelijke verontwaardiging over de nieuwe regels kwam vooral uit de ogenschijnlijke gemakzucht. De Wereldbank lijkt de verantwoordelijkheid voor de naleving van de safeguards van zich af te schuiven door het toezicht over te laten aan de landen die geld lenen.
Maar de Wereldbank zegt: wij willen landen vertrouwen geven. Die landen zijn partners, geen onderdanen. Wie zijn wij om onze regels op te leggen, als ze zelf ook regels hebben?
Het is een discussie die al decennia woedt in de ontwikkelingssector. Vertel je mensen wat ze moeten doen, of vertrouw je erop dat ze dat zelf het beste weten? Waar de eerste strategie lange tijd de boventoon voerde, moet je tegenwoordig van goeden huize komen om af te wijken van de tweede.
Dat zie je bijvoorbeeld aan de populariteit van cashprogramma’s in ontwikkelingslanden. Mensen krijgen geen hulpgoederen, maar geld - en mogen zelf beslissen hoe ze dat gaan uitgeven. Steeds meer experimenten laten zien dat zo’n aanpak werkt: inkomens worden structureel hoger, armoede daarmee lager.
Vertel je mensen wat ze moeten doen, of vertrouw je erop dat ze het zelf het beste weten?
Resultaten die ook de aandacht trekken in rijke landen, waar veel wordt gediscussieerd over het basisinkomen. Een basisinkomen is immers ook niets meer dan een zak geld die de ontvanger naar eigen inzicht mag besteden. En blijkbaar, zo laten de experimenten zien, kun je erop vertrouwen dat mensen goed met dat geld omgaan.
Natuurlijk werkt de Wereldbank met overheden, niet met individuen. In veel van de lenende landen is de macht zo ongelijk verdeeld, dat er veel prikkels zijn voor de elite om zichzelf te verrijken. En om daarmee de belangen van burgers naast zich neer te leggen.
Toch, vindt de Wereldbank, moet je landen vertrouwen. Als je ze nooit verantwoordelijkheid geeft, gaan ze het ook nooit zelf kunnen. Zoals de president van Somalië, Hassan Sheikh Mohamud, ooit gezegd schijnt te hebben: ‘Ja we zijn corrupt, ja we zijn incompetent, ja er is veel wetteloosheid. Maar er is maar één Somalische regering, en als je ons niet als een regering behandelt, zullen we ook nooit een regering worden.’
Om overheden een steuntje in de rug te geven om de safeguards na te leven, heeft de Wereldbank beloofd extra geld te geven. Zo kunnen overheden hun eigen systeem verbeteren, en hun eigen regels beter implementeren, controleren en naleven. In het hele land.
Want wat heb je eraan als de projecten brave reservaatjes zijn waar de regels perfect worden toegepast, terwijl er buiten de hekken niks verandert?
Pragmatisch of principieel?
En dan is er natuurlijk nog de vraag: wíllen landen wel veranderen? De Wereldbank is geen bezettingsmacht die landen beleid kan opleggen. Uiteindelijk beslissen landen zelf of ze milieu en mensenrechten in acht nemen.
Neem de rechten van LGBTQ’ers. Een land als Oeganda, waar homoseksualiteit illegaal is, heeft daar maling aan. En daarin staat het niet alleen. Het is dan ook niet verrassend dat het niet lukte om LGBTQ-rechten specifiek in de safeguards te noemen, ondanks de ngo’s en landen die hiervoor pleitten. Want de Wereldbank werkt over het algemeen met een consensus-systeem: 189 landen moeten het eens zijn.
En dus is een land als Oeganda, volgens de nieuwe safeguards, zelf verantwoordelijk voor het beschermen van LGBTQ-groepen. ‘Alsof je een vos het kippenhok laat bewaken,’ stelde Ty Cobb, directeur van Human Rights Campaign, op de website van de ngo.
Waar ngo’s zich kunnen vasthouden aan idealen, is het voor de Wereldbank schipperen tussen de belangen van haar leden. En zo gaat het tussen principes en pragmatisme, een tweestrijd die je in veel arena’s tegenkomt. Ook in de Nederlandse politiek, waar de Partij voor de Dieren het huidige economische systeem radicaal wil veranderen, terwijl GroenLinks het bestaande systeem zo snel mogelijk probeert te verduurzamen.
De Wereldbank probeert - met al haar beperkingen - toch iets te veranderen op het gebied van LGBTQ. Op de dag dat de safeguards werden goedgekeurd, stelde de bank een hoge adviseur aan die LGBTQ-rechten in het werk van de Wereldbank gaat promoten.* Ook heeft de Wereldbank meer medewerkers op het onderwerp gezet, en laat ze steeds meer onderzoek doen naar de economische gevolgen van discriminatie.
Bureaucratie of flexibiliteit?
Maar toch. Toch schuurt er iets. Want met de nieuwe safeguards komt ook meer flexibiliteit. Een project kan nu worden goedgekeurd door het Wereldbankbestuur, zonder dat duidelijk op papier staat wat er gaat gebeuren - en wat de gevolgen daarvan zijn.
Neem mensen die moeten verhuizen door de aanleg van een nieuwe weg. Met de oude safeguards moest je van tevoren aangeven hoeveel mensen er moesten verhuizen, hoeveel vergoedingen er werden uitgedeeld en of er nieuwe woningen werden aangeboden. Nu kan dat ook later.
Het argument van de voorstanders: je kunt een plan van tevoren wel willen dichttimmeren met bureaucratische procedures, maar de meeste problemen ontstaan juist onderweg. Daar wil je actief op reageren, zonder dat je op je lazer krijgt omdat je je niet aan de plannen hebt gehouden.
Het doet denken aan de Nederlandse discussie rond incidenten als Project X of het Monstertruck-ongeluk
Een van die voorstanders: Scott Morris van het Center for Global Development. Hij vindt dat je als Wereldbank risico’s moet durven nemen. ‘De bredere benadering en cultuur bij de Bank wordt al te lang geleid door een klein aantal mislukkingen,’ schrijft hij. ‘En is zo het zicht kwijtgeraakt op het grotere doel: het verbeteren van standaarden in ontwikkelingslanden zelf.’
Het doet denken aan de Nederlandse discussie rond incidenten als Project X of het Monstertruck-ongeluk. Moet je telkens nieuwe regels smeden om zulke voorvallen te voorkomen? Of moet je accepteren dat er nou eenmaal wel eens wat misgaat?
Tegenstanders van het nieuwe beleid stellen: er moeten duidelijke regels zijn, geen flexibele voorschriften. Want de problemen bij de Wereldbankprojecten zijn structureel, niet incidenteel. Een consortium van onderzoeksjournalisten liet zien dat de afgelopen tien jaar 3,4 miljoen mensen moesten verhuizen of ander werk zoeken door projecten gefinancierd door de Wereldbank. Herhaaldelijk kregen slachtoffers niet de bescherming waar ze recht op hadden, ondanks de safeguards die daarvoor hadden moeten zorgen.
De Wereldbank erkent de problemen, en beloofde beterschap.* En toch laat ze de teugels vieren onder het mom van flexibiliteit, pragmatiek en vertrouwen.
Een nieuwe Wereldbank
Eén belangrijk argument voor de nieuwe safeguards is nauwelijks terug te vinden in de pr van de Wereldbank: er is steeds meer concurrentie. De Chinese ontwikkelingsbank, regionale ontwikkelingsbanken, de Golfstaten, het bedrijfsleven - landen komen toch wel aan leningen.
En, tja, je raakt klanten kwijt als je te streng op mensenrechten of milieueisen hamert.
Als de Wereldbank relevant wil blijven, moet ze veranderen. Met de nieuwe safeguards probeert ze dat, door op een andere manier met overheden te gaan samenwerken. Ze geeft meer vertrouwen en flexibiliteit - en probeert stappen vooruit te zetten op controversiële kwesties.
Maar het is de vraag of de nieuwe safeguards de oplossing zijn. Er zijn betere - radicalere - manieren te bedenken om de organisatie te vernieuwen. Daarom in ons volgende en laatste stuk in deze serie: de beste ideeën om de Wereldbank te veranderen.
De serie over de Wereldbank werd mede mogelijk gemaakt door het European Journalism Center.