Denk niet als een econoom (en nog 4 ideeën om de Wereldbank te veranderen)
Het is crisis bij de Wereldbank. Ze lijkt zoveel problemen te hebben, dat ze niet meer kan doen waar ze voor bedoeld is: armoede bestrijden. Hoe nu verder? Vijf visionairen delen hun ideeën.
De woorden ‘crisis’ en ‘bank’ gaan samen als ‘wijn’ en ‘kaas.’ Als je ze samen hoort, weet je meteen waar het over gaat.
Maar als je de woorden ‘crisis’ en ‘Wereldbank’ in één zin hoort, heb je grote kans dat er iets anders bedoeld wordt. Dat het niet gaat over economische malaise, maar over de toekomst van een van de invloedrijkste instanties op het gebied van armoedebestrijding.
Want het is crisis bij de Wereldbank.
Om een paar punten te noemen:
- ze zou niet meer kunnen concurreren met andere ontwikkelingsbanken (zoals uit China);
- ze zou mensenrechten en milieu steeds minder serieus nemen;
- ze zou te weinig leren van haar fouten uit het verleden.
Door ontwikkelingslanden leningen te geven, en advies over hoe ze hun land op de rails kunnen krijgen, hoopt de bank armoede de wereld uit te helpen. Maar de organisatie kampt zelf met zoveel problemen, dat de vraag is hoe goed ze die taak nog kan vervullen.
Hoe verder? Moet de Wereldbank zichzelf opheffen? Of zijn er ideeën te verzinnen die de bank beter, effectiever en slimmer maken?
Wij gingen naar Washington DC - de zetel van het hoofdkantoor - en vroegen het zo’n dertig medewerkers, oud-medewerkers, Wereldbankkenners en activisten.
Vijf ideeën sprongen eruit.
1. Let op hoeveel je bereikt, niet hoeveel je uitleent
Marie Gaarder valt op als ze door de sfeerloze gangen van de Wereldbank loopt. Een lange Noorse vrouw in een leren rok, haar blonde haar achterover in een strakke knot. Ze werkt voor de Independent Evaluation Group van de Wereldbank - een club die evalueert hoe effectief de door de organisatie gefinancierde projecten zijn in het bestrijden van armoede.
Je moet het alleen hulp noemen als het ook helpt!
Je zou denken dat bij een organisatie die probeert armoede de wereld uit te helpen, de champagne opengaat als een project goed is afgerond. Als er weer duizenden mensen banen, onderdak of infrastructuur hebben gekregen dankzij jouw geld. Dat is niet zo.
Gaarder is niet de enige die het ons vertelt: de nadruk ligt bij de Wereldbank op lenen. Of dat geld ook armoede bestrijdt, is minder belangrijk, en dus zijn er weinig prikkels om goed uit te zoeken wat werkt.
‘We geven geld dús we zijn goed bezig,’ is volgens Gaarder de gedachtegang. ‘Nee, je moet het alleen hulp noemen als het ook helpt!’
Ze vindt dus dat er iets fundamenteels moet veranderen aan de manier waarop de Wereldbank haar leningen verstrekt. ‘De bank komt een land in en zegt: dit project gaat armoede terugdringen. Maar of dat zo is of niet, het land zal de lening moeten afbetalen.’
‘Wat als een deel van de lening wordt kwijtgescholden als de gewenste uitkomst niet bereikt wordt? Dan zou de Wereldbank ineens heel anders naar het goed afronden van projecten gaan kijken!’
2. Focus op leren, niet op lenen
Ook Martin Ravallion vindt dat de Wereldbank zich te veel bezighoudt met lenen. Als we hem in Washington DC zien, is hij net zo scherp als we hem ons herinneren - met hetzelfde grijze borstelhaar en dezelfde kunstgebitachtige lach. Vorig jaar volgden we deze armoede-econoom en voormalig Wereldbankonderzoeker voor een profiel. Nu eten we met hem bij een Turks restaurant, een van zijn favorieten in deze buurt van Washington.
Dat hij vindt dat de Wereldbank moet veranderen, wordt meteen duidelijk uit de titel van een van zijn recente artikelen: ‘De Wereldbank: Waarom ze nog steeds nodig is en waarom ze nog steeds teleurstelt.’ Niet afschaffen vindt Ravallion, maar hervormen. Hervormen tot een Kennisbank, bepleit Ravallion.
De Wereldbank verstrekt leningen, maar doet ook onderzoek. Dat is waarmee ze zich onderscheidt, vindt Ravallion. Universiteiten, denktanks en non-gouvernementele organisaties doen wel onderzoek, maar lenen geen geld uit.
Tegelijkertijd lenen andere ontwikkelingsbanken en financiële clubs wel geld uit, maar hebben ze niet de reputatie van de Wereldbank als het om onderzoek gaat. De rapporten van de organisatie - zoals Doing Business en het World Development Report - zijn toonaangevend in de ontwikkelingssector. Daarbij publiceren medewerkers in gerenommeerde academische tijdschriften en is de website van de Wereldbank dé plek voor data over armoede, onderwijs en andere ontwikkelingsthema’s.
En toch, stelt Ravallion, schiet de organisatie juist op het gebied van kennis tekort. De onderzoeksafdeling krijgt minder geld binnen de bank en er zijn nog altijd onvoldoende goede data over ontwikkelingslanden. Ook wordt kennis niet genoeg ingezet bij het verstrekken van leningen - mede door de obsessie met geld uitlenen die Gaarder eerder aanstipte.
Dus moet de Wereldbank alles op alles zetten om een Kennisbank te worden. Geld moet niet zomaar worden uitgeleend als landen erom vragen, maar als onderzoek uitwijst dat het nodig en effectief is. En de leningen moeten op hun beurt weer helpen om te onderzoeken wat dan precies nodig en effectief is.
Kortom: het moet volgens Ravallion draaien om leren, niet om lenen.
3. Zet volledig in op migratie
Willem van Eeghen werkt niet meer voor de Wereldbank. Maar als we onder een parasol met hem lunchen op een terras vlak bij het Wereldbankkantoor, zwaait de ene na de andere voorbijganger naar hem. ‘Willem! How are you?’
Van Eeghen, een Nederlander, heeft bijna dertig jaar voor de Wereldbank gewerkt. Hier, in Washington, maar ook in Madagascar, Niger, Syrië, Nigeria. Nu geeft hij vioolles. Hij vindt de Wereldbank ingedut. Terwijl er volgens hem één onderwerp is waarmee de Wereldbank écht het verschil kan maken.
Migratie.
We hebben alles geglobaliseerd, behalve de arbeidsmarkt. Als we dat zouden doen, zou dat meer kunnen betekenen voor arme mensen dan alle Wereldbankprojecten bij elkaar
‘Als je armoede wilt uitroeien, en je kijkt puur naar de economische argumenten, dan móet je concluderen dat de manier om dat te bereiken méér migratie is. We hebben alles geglobaliseerd, behalve de arbeidsmarkt. Als we dat zouden doen, zou dat meer kunnen betekenen voor arme mensen dan alle Wereldbankprojecten bij elkaar.’
Hoewel migratie vooral als probleem wordt neergezet, blijkt uit veel onderzoek dat het juist goed is voor de economie. Migranten betalen belasting, vullen vacatures en zijn goed voor innovatie en economische groei.
Maar: ‘Als puntje bij paaltje komt geeft politiek de doorslag,’ zegt Van Eeghen. En geen politicus durft te pleiten voor meer migratie. De Wereldbank is volgens Van Eeghen - met al haar economische kennis en aanzien - in een unieke positie om juist die economische argumenten te verkondigen. Hij bestelt een cheesecake met drie vorkjes. ‘Stop al het andere en doe dat.’
4. Financier geen grote dammen meer
Kate Geary is een activist. Dat zie je meteen aan haar grote rugzak met campagnemateriaal. Ze heeft jaren voor milieu- en mensenrechtenorganisaties gewerkt en is nu in dienst van het Bank Information Center. Dat klinkt als het bezoekerscentrum van de Wereldbank, maar is een non-gouvernementele organisatie die de Wereldbank het vuur na aan de schenen legt om haar investeringen socialer en duurzamer te maken.
Een van Geary’s frustraties: de Wereldbankfinanciering voor dammen.
Tot de jaren negentig waren enorme waterkrachtcentrales - vaak in combinatie met een dam - dé oplossing van de Wereldbank om ontwikkelingslanden te moderniseren. Maar die oplossing bleek niet te werken. In 2000 kwam de World Commission on Dams met een vernietigend rapport waaruit bleek dat grote dammen te veel kosten en uiteindelijk weinig energie opwekken. Bovendien kwam die energie niet terecht bij de arme mensen, omdat die vaak niet op het elektriciteitsnet zijn aangesloten.
De Wereldbank besloot zich grotendeels terug te trekken uit dit soort projecten, en zo’n twee decennia legde ze zich toe op het bouwen van kleinere dammen en verbeteren van bestaande waterkrachtcentrales. Maar de Wereldbank heeft de grote dammen weer op de agenda gezet.
Als de missie is om extreme armoede te bestrijden, dan helpen die grote dammen simpelweg niet, zegt Geary. ‘De meeste arme mensen hebben geen toegang tot het elektriciteitsnet, dus die hebben niks aan zo’n centrale. Kleinschalige zonne- en windenergie, dáár hebben ze wat aan.’
5. Denk eens niet als een econoom
‘Kijk naar het gebouw,’ zegt Michael Woolcock in een koffiebar naast het hoofdkantoor van de Wereldbank. ‘Zelfs dat ziet eruit als een spreadsheet!’ Woolcock is socioloog bij de onderzoeksafdeling van de Wereldbank. Al zijn hele carrière windt hij zich op over de alleenheerschappij van economen, op de Wereldbank en daarbuiten.
De Australiër spreekt vlug, het accent van zijn moederland nog altijd hoorbaar. Zijn zinnen zitten vol jargon, opvallend vaak uit de economische wetenschappen. Al sinds zijn tijd als promovendus verdiept hij zich in dat vakgebied.
‘Waar je ook werkt in de ontwikkelingssector, je krijgt met economen te maken. Daar kun je heel gefrustreerd over zijn, maar je kunt het ook diplomatiek aanpakken: in hun land gaan wonen, hun taal leren en ze dan duidelijk maken dat ze - ondanks hun waardevolle bijdragen - toch zaken missen.’
Paradoxaal genoeg, zeggen juist economen dat monopolies inefficiënt en slecht voor innovatie zijn
Want dat economen dingen over het hoofd zien, staat voor Woolcock buiten kijf. Hij noemt thema’s als eigendomsrechten, gender empowerment en overheidsbestuur. ‘Er is een aantal best goede manieren om over oplossingen voor die problemen na te denken. Maar die worden uitgesloten als één vakgebied de show runt. Er is een monopolie van economen in de ontwikkelingssector. Paradoxaal genoeg zeggen juist economen dat monopolies inefficiënt en slecht voor innovatie zijn.’
Op die manier probeert hij zijn collega’s met economische argumenten te overtuigen van het belang van andere - niet-economische - ideeën. En er verandert het een en ander. Zo is er het Justice for the Poor-programma, waarin verschillende disciplines samenwerken. En gaan de World Development Reports de laatste jaren over onderwerpen als gedragswetenschappen en wetgeving.
Maar toch. ‘Na bijna negentien jaar ben ik nog altijd de enige socioloog op de onderzoeksafdeling. Er zijn weinig prikkels om meer mensen zoals ik aan te nemen. Ik vind dat de onderzoeksafdeling er net zo uit moet zien als de rest van de Wereldbank. Ze moet alle soorten problemen kunnen aanpakken en het beste onderzoek gebruiken dat er is, uit welk vakgebied dan ook.’
Het einde van de Wereldbank?
In alle gesprekken die we voerden over de Wereldbank werd ons één ding heel duidelijk: als de organisatie wil blijven voortbestaan, moet ze veranderen. Door in te zetten op resultaten, kennis of migratie. Door dammen of de economische bril links te laten liggen.
Er is natuurlijk nog een optie: de Wereldbank opheffen. Aan het eind van deze serie durven we wel te zeggen dat dat zonde zou zijn. Ondanks alle mankementen en schandalen, heeft de organisatie de macht, kennis en ervaring om een belangrijke bijdrage te leveren aan armoedebestrijding. Kritiek op de bank is absoluut terecht, maar negeert soms ook de worstelingen die horen bij een grote organisatie als de Wereldbank en de vele medewerkers die hun idealen proberen te realiseren.
Maar dan moet de bank wel hervormen. Want anders wordt ze overbodig.
De serie over de Wereldbank werd mede mogelijk gemaakt door het European Journalism Center.