Deze Tunesiër sloot zich aan bij Al-Qaeda in Syrië. Nu voert hij een vreedzame jihad
Geen land telt zoveel Syriëgangers als Tunesië. Een deel keerde terug en wordt nu opgejaagd door de politie. Ik sprak een jongen en vroeg waarom hij vertrok, terugkeerde en nu probeert te voorkomen dat anderen afreizen.
‘Hij weet dat er iemand met me meekomt. Hij weet alleen niet wie je bent en wat je doet. Dat zou hem waarschijnlijk afschrikken.’
Dat zegt de jonge vrouw die mij in de taxi trok die nu over de Avenue Ali Balhaouène raast. Ze hoopt me in Tunis in contact te brengen met een Tunesische jongen die in 2013 afreisde naar Syrië om jihad te voeren tegen het regime van Bashar Al-Assad.
Of dat lukt, blijft spannend. Twee soortgelijke afspraken mislukten deze week omdat de jongens vreesden te worden ontdekt door de politie.
Die maakt jacht op teruggekeerde jihadisten. Naar schatting 7.000 Tunesiërs reisden de afgelopen jaren naar Syrië, Irak en Libië om zich aan te sluiten bij wat zij zien als een heilige oorlog.
Daarmee is het land hofleverancier van buitenlandse strijders. Het overgrote deel van hen reisde naar Syrië, waar zij zich aansloten bij extremistische groepen als Jabhat al-Nusra en Islamitische Staat.
Enkelen honderden keerden de afgelopen jaren terug van het slagveld. Een van hen hoop ik vandaag te spreken.
Tunesië is bang voor zijn jihadgangers
De afgelopen maanden gingen duizenden Tunesiërs de straat op om duidelijk te maken dat terugkerende jihadstrijders niet welkom zijn. Overal in het land zijn veiligheidsdiensten druk terugkeerders en extremisten op te sporen en gevangen te zetten.
De vrees voor extremistische landgenoten komt niet uit het niets:
- In maart 2015 schoten extremisten 22 toeristen dood in het Bardomuseum in Tunis.
- Een paar maanden later richtten gewapende mannen een bloedbad aan in de badplaats Sousse.
- De mannen die afgelopen jaar in Berlijn en Nice met gestolen vrachtwagens dood en verderf zaaiden, kwamen uit Tunesië.
Het verhaal van één teruggekeerde jihadganger
Om er zeker van te zijn dat de geheime dienst me niet volgt, liet ik mijn telefoon in mijn hotel achter en wisselde ik twee keer van auto. Aan de jonge vrouw beloofde ik het interview af te blazen als de teruggekeerde Syriëganger niet wilde praten. Zijn naam, leeftijd, beroep en woonplaats niet te noemen.
Ik heb ermee ingestemd. Hoe zou ik het verhaal van deze geradicaliseerde jongeren kunnen vertellen als ik ze niet spreek?
Want dat wil ik in Tunesië uitvinden: waarom jongeren radicaliseren en hoe je dat kunt bestrijden en voorkomen. Dit moet het eerste interview van mijn reis worden, waarin ik zowel mensen wil spreken die zelf afreisden naar Syrië en Irak, als personen die dit onderzoeken.
Nu betreden de jonge vrouw en ik een donkere kamer. Een televisie aan de muur vertoont een voetbalwedstrijd, verspreid over vijf tafeltjes zitten jongeren onderuitgezakt waterpijp te roken.
Een van hen is een jongen die ik in dit stuk Ahmed noem. Gespannen stelt hij voor het interview op een andere plaats en tijd te houden, zodat hij zeker weet dat er geen informanten of geheim agenten in de buurt zijn.
Maar als hij aan zijn verhaal begint, weet hij van geen ophouden.
Waarom Ahmed naar Syrië gaat
Het is 2013 als Ahmed op het vliegtuig naar Turkije stapt. Nadat hij probleemloos de douane passeert en door een taxi bij een klein hotel is afgezet, begint voor hem misschien wel het belangrijkste hoofdstuk uit zijn leven.
Zijn familie, vrienden en vriendin hebben geen idee waar hij is en wat hij uitvoert, maar zijn keuze staat vast. Hij wil de Syrische bevolking helpen in de strijd tegen wat hij de ‘goddeloze tiran’ Assad noemt.
Want het waren geen preken van imams, berichten op Facebook of extremistische lectuur die hem hier brachten. En Ahmed is ook geen kansloze jongen zonder werk of opleiding. Het is zijn eigen keuze, en die is politiek en religieus gemotiveerd. Hij wil zijn geloofsgenoten helpen, dat voelt voor hem als een religieuze plicht.
In Syrië komt hij in een dorp op het platteland terecht. Omdat het Vrije Syrische Leger geen buitenlanders opneemt, sluit hij zich aan bij de streng islamitische groep Jabhat al-Nusra, de Syrische tak van Al-Qaeda. Daar ziet hij zich omgeven door talloze Europese jongens die net als hij de wapens op willen nemen tegen Assad.
Wat Ahmed in Syrië moet doen
De Europeanen zijn veelal bekeerlingen die de Koran beter kennen dan hij. Mensen die ook veel strenger in de leer zijn dan Ahmed. Maar veel heeft de strijd die ze voeren niet met religie te maken, beseft hij al snel. Het gaat meer om orders opvolgen, onder het móm van religie.
Soms gaat dat lijnrecht tegen zijn gevoel in. ‘Als ze van een tafel zeiden dat het een stoel was, dan moest je dat beamen,’ zegt hij. Ze zeiden ook: ‘Als je niet voor ons bent, dan ben je tegen ons.’
Als de veelal jonge strijders op een dag te horen krijgen dat ze een andere strijdgroep moeten aanvallen, begint hij te twijfelen. Dat waren toch bondgenoten in de strijd tegen Assad? Dat zijn toch mede-moslims? Hij ziet aan de gezichten van de jongens om hem heen dat zij er ook grote moeite mee hebben.
Maar weigeren kon niet. Hun paspoort was afgepakt en als het je lukte te vluchten riskeerde je celstraf in eigen land of in Turkije. Ahmed beseft dat hij gegijzeld is door de oorlog.
De plek waar zijn idealen hem naartoe hadden geleid bleek heel anders dan waarvan hij had gedroomd. De islam waarmee de strijd wordt verantwoord, is niet zijn islam. ‘Dat zag je, dat voelde je en dat wist je.’ Toen zijn kameraden op een dag iemand levend verbrandden, stond het voor hem vast: dit is onmenselijk en heeft helemaal niets met de islam te maken.
Na ruim drie weken eist hij met een groepje vrienden met geweld hun afgepakte paspoort terug en ontsnapt hij. Maar niet iedereen van zijn groep durft dat, zegt hij. In eigen land of Turkije riskeren ze celstraf. Een aantal van hen zit er dus nog steeds of is inmiddels omgekomen.
Wat er gebeurt als Ahmed thuiskomt
Voordat hij naar Syrië vertrok, liet hij zijn baard groeien. Hij zei dat het voor een rol in een toneelstuk was, maar zijn broer geloofde hem niet. Toen Ahmed opeens verdween, belde die hem op. Vanuit zijn hotelkamer in Turkije vertelde Ahmed dat hij had gekozen voor de gewapende strijd in Syrië.
Het bericht zorgde voor een enorme schok bij familieleden en vrienden. Zijn vader ging naar de moskee en schreeuwde naar de bezoekers dat hij door hen zijn zoon was verloren. Zijn moeder viel flauw van schrik, zijn vriendin begreep niet wat hem bezielde. Het maakte hem bang hun onder ogen te komen.
Hij wist ook dat hij bij terugkomst waarschijnlijk zou worden opgepakt door de politie. Maar liever was hij een gevangene in eigen land, dan gevangen door een strijdgroep die hem dwong te moorden.
Maar als hij in Tunesië landt, wordt hij niet opgepakt. Hij neemt een taxi en stapt uit voor het huis van zijn ouders. Zijn moeder doet open en valt opnieuw flauw. Tantes die hem zien volgden haar voorbeeld. Zijn ooms zijn woest en willen hem tot op de dag van vandaag niet spreken. Andere familieleden en zijn vriendin accepteren hem wel. ‘Zonder hen was ik een monster,’ zegt hij zachtjes. Dankzij hun steun heeft het leven nog waarde.
De pijn die hij hun aandeed was veel groter dan hij zich ooit realiseerde, zegt hij nu. Zijn afwezigheid, het aanzicht van zijn lege bed in zijn slaapkamer, het deed zijn familie ontzettend veel pijn. Daar voelt hij zich schuldig over.
Nu praat hij met geradicaliseerde jongeren
Dat er nu nog steeds jongeren naar Syrië of Irak vertrekken om voor IS te vechten, snapt hij niet. Sinds het verbranden van een Jordaanse piloot moeten ze inzien dat die beweging fout is, zegt hij.
Daarom praat hij nu geregeld met jongeren die toch willen afreizen. Ze luisteren omdat hij weet waarover hij spreekt. Zelf zou hij ook nooit naar zijn ouders hebben geluisterd als ze hem hadden afgeraden naar Syrië af te reizen. Ze weten niet wat hij meemaakte, zegt hij.
Het is moeilijk de jongeren op andere gedachten te brengen en het gaat heel traag. Telkens leert hij ze twee dingen. Eén: de strijd in Syrië heeft niets met islam te maken. Twee: je doet je familie ontzettend veel pijn als je vertrekt. Hij biedt ook een alternatief: doe thuis jihad, zonder geweld.
Als het kon, overtuigde hij jongeren openlijk een vreedzame jihad te voeren
Zijn inzet om jongeren op andere gedachten te brengen maakt hem een doelwit van een puriteinse moskee die juist wil dat Tunesiërs afreizen naar het kalifaat. Tegelijkertijd wordt hij gezien als een vijand van de staat en riskeert hij gevangenisstraf.
Maar hij snapt het ook. Een deel van de Syriëgangers keert terug met andere ideeën, zoals hijzelf. Maar een deel ook niet, benadrukt hij. Die komen terug met extreme denkbeelden en willen de strijd thuis voortzetten. Dat moet kostte wat kost worden voorkomen.
Hij schudt zijn hoofd. Als het kon, overtuigde hij jongeren openlijk om thuis een vreedzame jihad te voeren. Of reisde hij naar Palestina om de mensen daar te helpen. Maar dat kan niet. De wereld om hem heen accepteert hem niet meer, hij heeft alleen nog de familie en vrienden die om hem geven.
Toch heeft hij geen spijt. Hij deed waar hij in geloofde. Maar als hij tegen zichzelf zou kunnen spreken in het verleden zou hij zeggen: doe het niet. De strijd in Syrië is niet de juiste strijd.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.