‘Hé, een Türrek,’ zegt de aangeschoten man op een verjaardagsfeest. Ik draai me om en denk: wát?

Ik zat midden in een verhitte discussie over hoe culturele kwesties economische kwesties verhullen. Wat de man uitkraamt klopt: ik ben oorspronkelijk Turks. Mijn gedachte is dan ook niet: shit, ik ben ontmaskerd. Waarom het ertoe doet, is me echter onduidelijk.

Met dubbele tong vervolgt de man: ‘Wat vind je van Erdowan?’

De vraag wil me categoriseren. Ik weiger. Een variant is: ‘Wat vind je van Denk? Heb je op die partij gestemd?’

En ze - welopgevoede, hoffelijke en geciviliseerde witte Nederlanders - zien het probleem van zulke vragen niet.

Wat deze vraag doet

Psychiater en filosoof Frantz Fanon legt het goed uit in het boek (1952). Doordat witte mensen hem voortdurend definiëren - hij geeft zelf het voorbeeld ‘look, a negro’ - wordt hij zich bewust van zijn zwarte lichaam, en zichzelf. Fanon probeerde een antwoord te formuleren op het geweld van deze categorisaties.

Een goede vriendin vertelde eens een verhaal over haar dochter. Ze moesten de bus pakken en er waren twee vrije plaatsen. ‘Ga maar zitten,’ zei ze tegen haar dochter en wees naar een stoel. Het meisje weigerde en begon te huilen.

Ze wilde niet naast een zwarte man zitten.

Wat er gebeurt als je hier iets van zegt

Deze gebeurtenissen grijpen in op het zelfbeeld. En voordat iedereen zich blindstaart op deze twee voorbeelden - een opzettelijke neiging is mijn indruk - als kind van ouders die niet doorgaan als ‘wit’ ontkom je er nauwelijks aan jezelf te begrijpen via de ogen van witte Nederlanders. Die projecteren graag van alles op je: exotisme, inferioriteit, traditionalisme, risico, gevaar.

Hoe vind je een weg door dit mijnenveld?

Er wordt mij ook woede toegeschreven. Soms ontmoet ik mensen die de indruk geven maandenlang vragen te hebben verzameld in een notitieboekje, om ze vervolgens te stellen aan het eerste exemplaar in het wild. ‘Ben je boos?’ ‘Waarom doe je zo moeilijk?’ ‘Ik heb de indruk dat je het je allemaal inbeeldt.’

Hoe vind je een weg door dit mijnenveld? Hoe voorkom je dat bevriezingstechnieken van anderen, niet tot auto-bevriezing leiden? Dat je anderen niet de rug toekeert, maar met open vizier tegemoet blijft treden?

Voor mij geldt dat het antwoord niet ligt in de schoot van de evenzo verbeelde ‘eigen gemeenschap.’

De weg uit dit mijnenveld

We - wit, zwart, iedereen - worden gedefinieerd, maar definiëren ook onszelf. In het laatste schuilt een uitweg. Uitgesloten groepen vormen enkel door hun lichamen een bedreiging voor vastgeroeste betekenissen.

Schrijver Albert Camus heeft ooit gezegd dat in een onvrije wereld de enige manier om vrij te zijn vereist dat je bestaan een daad van verzet wordt. En er is ruimte voor individuele betekenisgeving. Er is ruimte voor vrijheid.

Niet ‘vrij’ in absolute zin. Mijn inzet is niet meer dan duidelijk maken dat we geen barbaren zijn. Niet permanent ‘vrij,’ maar slechts de moments of freedom waar antropoloog Johannes Fabian over schrijft.

Die momenten zijn tijdelijk en wankel, als bescheiden microrevoluties: minuscule verstoringen van machtsverhoudingen, zonder per se oplossingen te beloven. En toch dragen ze die potentie in zich.

Ik zit in de bus, in Amsterdam-West. Verderop hoor ik drie meiden met een zwaar Brabants accent praten. Een donker jongetje staart ze gefascineerd aan. Dan loopt hij naar ze toe, wijst ze aan en vraagt: ‘Welke taal spreken jullie?’

We moeten eerst de boel verstoren. De vanzelfsprekendheid van macht in de weg zitten. Ik kon het dan ook niet laten. Op het verjaardagsfeestje wees ik terug naar die man en riep: ‘Kijk, een witte!’

Heel even voelde ik me vrij.

Meer lezen?

Nederland is weer rechtser geworden. Het antwoord is aan de jongeren Het populisme is niet gestopt met deze verkiezingsuitslag, het is gemeengoed geworden. Ook heeft links niet gewonnen, het is juist rechts dat aan het langste eind trekt. Mijn hoop is gevestigd op de jongeren. Lees de column hier terug Waarom ik niet alleen op een tattafissa een buitenstaander ben Ik merk het niet alleen in die witte zaal, maar ook bij mijn Marokkaanse slager. Klasse is niet belangrijker dan kleur, de twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Lees de column hier terug