Resultaat van twintig jaar miljarden extra naar onderwijs: minder docenten, grotere klassen, lager salaris

Illustratie: Cliff van Thillo (voor De Correspondent)

Er is de afgelopen twintig jaar veel geld naar het Nederlandse onderwijs gegaan. Uit ons onderzoek blijkt dat daar géén extra docenten mee aangesteld zijn, die docenten mínder salaris hebben gekregen én de klassen groter zijn geworden.

De meeste politieke partijen die nu onderhandelen over een nieuw regeerakkoord willen miljarden extra in het onderwijs gaan investeren. Ze geven daarbij aan dat de extra middelen besteed moeten worden aan kleinere klassen, minder lesuren per docent en een betere beloning.

Maar door de lumpsumfinanciering waarmee ons voortgezet onderwijs betaald wordt, is het maar de vraag of extra geld voor onderwijs daar ook echt aan besteed zal worden. De afgelopen twintig jaar zijn de uitgaven aan onderwijs namelijk flink gestegen. In 2014 concludeerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat de uitgaven per leerling over de gehele periode bezien jaarlijks toenamen met 1,9 procent.

Dat is een jaarlijkse uitgave van

Volgens het SCP kwam dit doordat de uitgaven aan materiaal sterk toenamen en er meer en duurder personeel ingezet werd. Het planbureau maakt daarbij geen onderscheid tussen lesgevend personeel en anderen. Dat doen wij in dit onderzoek naar de uitgave van de lumpsumbesteding wel. Ons onderzoek leidt tot drie conclusies:

  1. Niets van het extra geld heeft geleid tot de inzet van meer docenten. In verhouding tot het aantal leerlingen is het aantal docenten zelfs met 6 procent gedaald.
  2. Niets van het extra geld is gegaan naar kleinere leerlinggroepen. De gemiddelde groepsgrootte is met 8,3 procent gestegen.
  3. Niets van het extra geld is gegaan naar een hoger salaris voor de docenten. Het reële salaris van docenten is met bijna 2 procent gedaald.

In delen wij

1. Heeft het extra geld geleid tot de inzet van meer docenten?

De inzet van personeel in het voortgezet onderwijs is tussen 1998 en 2012 flink gestegen. Het SCP komt op een stijging van 26 procent. Maar hoe zit het met de inzet van docenten?

Dat personeel bestaat namelijk niet alleen uit docenten, maar ook uit onderwijsondersteunend personeel en directie. In onderstaande grafiek laten we zien hoe de verdeling tussen 2002 en 2012 veranderde. We hebben geïndexeerd.

Tussen 2002 en 2012 is het totale aantal personeelsleden met 10 procent toegenomen. Maar voor het onderwijzend personeel zien we een stijging van 4 procent, terwijl het aantal fte niet-onderwijzend personeel met 27 procent steeg. Het aantal leerlingen steeg in dezelfde periode met 9 procent.

Vanaf 2010 werd er zowel op onderwijzend als niet-onderwijzend personeel bezuinigd. Lerarensalarissen werden op de nullijn gezet. In het Nationaal Onderwijsakkoord dat in 2013 gesloten werd, werd afgesproken dat lerarensalarissen vanaf 2014 weer van die nullijn af zouden gaan. Middels een herfstakkoord werd bovendien geld vrijgemaakt om in het primair en voortgezet onderwijs 3.000 extra docenten aan te kunnen nemen.

Een van ons deed al eerder onderzoek naar waar dat geld terechtkwam en concludeerde dat er in ieder geval Robert Sikkes, hoofdredacteur van het Onderwijsblad, concludeerde Schoolbesturen zeiden toen: we kregen het geld te laat om het in 2014 nog te besteden, dus het is begroot voor 2015.

Is dat zo? en daar kunnen we de bovenstaande grafiek

Je ziet dat het aantal docenten met 2 procent is gestegen, terwijl het aantal leerlingen met ruim 3 procent toenam. In de gehele periode 2002-2015 nam het aantal docenten met 6 procent toe, terwijl het aantal leerlingen met 12 procent toenam.

Niet zo gek dat de werkdruk voor docenten stijgt.

2. Heeft het extra geld geleid tot kleinere klassen?

Het ligt dan ook voor de hand dat de klassen groter werden. Dat is inderdaad het geval. Er zijn geen directe gegevens over de klassengrootte, maar de leerling-leraarratio geeft een heel goede indicatie.

De leerling-leraarratio steeg van 14,4 leerlingen per docent in 2002, naar 15,6 leerlingen per docent in 2015. Dit bevestigt de conclusie dat er minder docenten voor het toenemende leerlingaantal zijn ingezet.

3. Heeft het extra geld geleid tot meer salaris voor docenten?

Er is dus meer geld naar onderwijs gegaan terwijl er niet meer docenten kwamen en de klassengrootte steeg. Ging al dat extra geld dan misschien rechtstreeks naar het salaris van docenten?

Dat is om een aantal redenen lastig in beeld te brengen:

  • Het salarishuis werkt met schalen en treden. Er zijn wel gegevens beschikbaar over de verdeling van docenten over de schalen, maar niet over de treden.
  • De schaallengte veranderde in de periode 2002-2015 tweemaal: in 2003 van 12 naar 18 treden, en tussen 2008 en 2014 terug naar 12 treden met één tree per jaar.
  • Met de invoering van de en het moesten meer docenten naar hogere salarisschalen doorstromen.
  • Er was uiteraard sprake van inflatie.

Daar hebben wij in onze berekening rekening mee gehouden, en wij komen tot de volgende grafiek.

Je ziet: het salaris is tussen 2007 en 2010 iets omhoog gegaan, waarna het salaris –door inflatie en de nullijn- tot 2013 weer terugliep. In 2014 volgde een kleine impuls door het eenmalige entreerecht, in 2015 loopt het weer terug door de inflatie. In 2015 is het gemiddelde salaris 97,7 procent van het salaris van 2002, een vermindering van 2,3 procent.

En nu?

Ook de honderden miljoenen in 2013 beschikbaar gesteld voor extra docenten leverde geen extra docenten op.

en is De Tweede Kamer heeft de Onderwijsraad gevraagd om een advies uit te brengen over de bekostiging van en de sturing op kwaliteit in het onderwijs.

Ons advies aan politici die in de kabinetsformatie moeten beslissen over investeringen om de werkdruk in het onderwijs te verlichten: onderzoek eens grondig hoe het komt dat in de afgelopen vijftien jaar niets van de extra overheidsuitgaven via de lumpsum bij de docenten terecht is gekomen met als gevolg dat het hele veld klaagt over te hoge werkdruk en een tekort aan docenten.

Lees ook: