Deze vader vertelt hoe machteloos je staat als je kind radicaliseert
Ruim 280 Nederlanders reisden af naar het kalifaat, stelt de AIVD. Een deel van hen wil terug naar huis keren. Mohamed Nidalha vertelt open over zijn zoon Reda, die in 2014 naar Syrië afreisde. ‘Ik ga niet boos zijn. Nog niet. Ik wil hem niet kwijtraken.’
Zelf had Mohamed Nidalha (51) nooit gewild dat zijn smartphone een directe lijn naar het kalifaat werd. Toch staat het ding vol ingesproken berichten van Nederlandse jongeren die terug naar huis willen.
Hij scrollt omlaag en drukt op play.
’As-Salaam-Alaikum,’ zegt een Nederlandse vrouw. ‘Weet jij toevallig wanneer die jongen gaat vertrekken? Ik zat te denken: misschien kan ik met hem [mee] want alleen vertrekken is [zo’n] groot risico.’
‘Papa,’ zegt zijn zoon Reda (22), die half 2014 naar Syrië vertrok. ‘Ik kost hen alleen maar geld. Ze willen me zo snel mogelijk weg hebben hier.’
De noodkreten van de Nederlandse jongeren klinken oprecht, maar zijn ze dat ook? Het is een vraag die ik meerdere keren stel, en die hem zichtbaar kwelt. Kan hij erop vertrouwen dat zijn zoon echt van gedachten is veranderd en terug naar huis wil reizen om zijn leven opnieuw in te richten?
‘Het is tweezijdig,’ zegt hij na een uur praten. ‘Aan de ene kant vertrouw ik mijn zoon. Hij is niet zo. Maar wat als hij terugkomt en wel iets doet? Dan voel ik me mijn hele leven schuldig. Ik weet niet wat ze hebben gedaan in zijn hoofd.’
Het gesprek met Mohamed is onderdeel van mijn zoektocht naar de vraag wat jongeren wereldwijd trekt in de gewapende oorlog. Hiervoor spreek ik met deze jongeren zelf, maar ook met hun ouders, vrienden, familieleden en onderzoekers, beleidsmakers en sociale werkers. (En jullie kunnen ook meedoen - Mohamed gaat graag met jullie in gesprek. Vandaag en morgen zit hij tot 15:00 uur klaar om jullie vragen te beantwoorden.)
Het verhaal van Reda
Hoe komt het dat zijn zoon radicaliseerde en naar Syrië wilde? Dat is de vraag die Mohamed nu al drie jaar bezighoudt. Zijn zoon was behulpzaam en hield van de mensen om hem heen. Net als zijn Nederlandse vrienden ging hij naar discotheken en deed alles wat God verboden had. De moskee en politiek interesseerden hem niet. Aan iedereen die het wil horen zegt Mohamed: ‘Mijn zoon was een normale jongen.’
Ik ben toch niets waard hier in Nederland. Alles wat ik wil doen gaat mis
Maar Reda had ook problemen op school, was gediagnosticeerd met ADHD en groeide op in een gebroken gezin, blijkt later in het gesprek. In zijn vroege jeugd uitte hij eens zijn zorgen over de talloze doden die vielen in Irak, maar dat was niet buitensporig, beweert Mohamed.
De meeste moeite had hij misschien nog wel met het gevoel niet geaccepteerd te worden in Nederland. Toen hij voor zijn opleiding elektrotechniek een stageplek zocht kon hij alleen bij een islamitische slagerij aan het werk. Hij zei toen volgens zijn vader: ‘Papa, begrijp mij. Ik ben toch niets waard hier in Nederland. Alles wat ik wil doen gaat mis.’
Mohamed: ‘Hij had het gewoon erg moeilijk, en had het gevoel niet geaccepteerd te worden. Hij zei vaak: ‘Ze willen ons hier niet hebben’.’
De grote verandering
Het is eind 2013 wanneer Reda aan zijn vader opbiecht dat hij in de problemen zit. Hij was in contact gekomen met verkeerde vrienden en in de drugshandel verstrikt geraakt. Nu eisen ze geld, hij vreest dat ze hem zullen vermoorden als hij niet betaalt. Aan zijn vader vraagt hij: wat moet ik doen?
Mohamed besluit hem naar een oom in Antwerpen te sturen, waar hij zijn opleiding elektrotechniek zal voortzetten. Maar tijdens het regelen van het papierwerk komt hij online in contact met twee Syriëgangers. Zij koppelen hem aan twee jongens in Antwerpen van Sharia4Belgium, een kleine maar hechte groep jonge extremistische moslims.
Reda verandert. Hij laat een baard groeien en komt soms pas rond 6 uur ‘s ochtends thuis. Naar eigen zeggen omdat hij na het bezoek aan de moskee koranlessen volgt bij iemand thuis. Al snel trekt hij bij een van zijn nieuwe vrienden in, zodat zijn oom en zijn gezin ‘geen last meer van hem hebben,’ zegt hij.
In werkelijkheid bereidt hij zijn reis naar Syrië voor. Twee weken nadat hij uit Nederland vertrok belt hij zijn zus vanuit Turkije, en zegt: ‘Ik hou van jullie, maar ik ga een ander leven leiden om mensen in Syrië te helpen.’
Reda in Syrië
Toen Mohamed hoorde dat zijn zoon op het punt stond de Turks-Syrische grens over te steken belde hij direct met de AIVD om zijn zoon tegen te houden. Maar ze konden niets doen. Ook de politie en de gemeente lieten hem aan zijn lot over. Reda was als negentienjarige volwassen en zelf verantwoordelijk voor zijn keuzes, zeiden ze.
In de weken die volgden werd Reda twee keer opgepakt en weer vrijgelaten door Turkse grenswachten toen hij probeerde Syrië te bereiken. Maar hoe hard Mohamed ook smeekte: niemand deed iets om zijn zoon te stoppen. Na twee weken lukte het hem toch om Syrië te bereiken.
Zes weken later lukte het Mohamed contact te leggen met zijn zoon. In die tijd had hij een besluit genomen, zegt hij: ‘Ik ga niet boos zijn. Nog niet. Het belangrijkste is nu dat ik laat zien dat ik om hem geef. Ik wil hem niet kwijtraken.’
Maar de Reda die hij sprak was veranderd. Hij had een andere toon in zijn stem, en was fel. Hij schold zijn vader uit voor ‘vuile hond’ omdat hij met de media contact had gezocht om aandacht te vragen voor zijn zoon, en sprak ‘alsof ze hem iets hadden gegeven.’
Ook Reda’s vrienden spraken op hem in. Ze benadrukten dat zijn ouders hem nodig hadden en dat hij terug moest keren naar huis. Maar Reda reageerde vastberaden: ‘De mensen hier hebben me nog meer nodig.’
Er gingen drie maanden overheen totdat Reda van gedachten begon te veranderen. De strijd waar hij voor kwam bleek niet de strijd te zijn waar hij op hoopte. ‘IS vermoordt iedereen,’ zei hij op een dag. Niet veel later zei hij tot Mohameds opluchting: ‘Dit is niet wat ik wil. Ik wil naar huis.’
Mohameds strijd in Nederland
Om aandacht te vragen voor de situatie van zijn zoon sprak Mohamed talloze keren met journalisten, agenten, onderzoekers, de burgemeester en politici. Samen met ouders van andere Syriëgangers begon hij een lotgenotengroep.
Hun kinderen waren gehersenspoeld en zijn erin geluisd door extremisten, was hun overtuiging. En hoewel Mohamed vindt dat zijn zoon straf verdient, vindt hij ook dat deze straf net zo tot stand moet komen als voor de rest van Nederland: via de rechtbank.
Je kunt niet iemand zijn hele leven veroordelen
Maar hoe meer hij zijn best doet om aandacht te vragen, hoe meer hij het gevoel krijgt dat niemand echt om zijn zoon geeft. Tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer waar hij spreektijd krijgt om zijn verhaal te doen was er niemand die hem welkom heette. De AIVD was niet geïnteresseerd in zijn hulp, zegt hij. Agenten en onderzoekers die langskwamen zijn vooral geïnteresseerd in informatie voor hun eigen projecten, niet in zijn zoon of de hulp die hij als vader aanbood.
De moskee wilde niets met hem te maken hebben, een Kamerlid beloofde langs te komen, maar liet daarna niets meer van zich horen, de meeste buurtgenoten uit zijn wijk roddelen achter zijn rug om, somt Mohamed op.
‘In mijn zoon of mijn hulp zijn ze niet geïnteresseerd. Het liefste willen ze dat hij nooit meer terugkomt, of beter: dat hij daar sterft,’ zegt hij.
Hij zucht: ‘Voor hen is hij gewoon een terrorist. Die kan nooit meer beter worden. Maar dat is niet zo. Mensen maken fouten. Je kunt niet iemand zijn hele leven veroordelen.’
Wat nu?
Eind vorig jaar vluchtte Reda weg van IS naar een Turkmeense militie in de Syrische grensstad Azaz. Van daaruit stak hij de grens over naar Turkije; dwars door een mijnenveld en over een muur. Hij werd opgepakt door Turkse militairen en zit nu gevangen.
Mohamed reisde twee keer naar Turkije voor de rechtszaak, maar kon zijn zoon niet spreken. De kosten voor een advocaat betaalde hij uit eigen zak, omdat de advocaat die zijn zoon kreeg toegewezen geen Engels sprak.
De Nederlandse overheid zit met de situatie in haar maag. Mocht Turkije hem berechten, dan geldt die uitspraak ook in Nederland en bestaat de kans dat hij zijn straf ontloopt. Mohamed vermoedt dat ze dit niet willen, en dat ze het paspoort van zijn zoon zullen afpakken als hij terugkeert.
Dat zit hem enorm dwars. Wat zullen zijn dochters denken als hun broer geen Nederlander meer mag zijn? Wat zullen andere jongeren zeggen als dit gebeurt? Hij antwoordt zelf: ‘Ze zullen zeggen: ‘Zie je wel, wij worden toch nooit geaccepteerd’.’
Heeft Reda dan misschien toch een heel klein beetje gelijk? Dat gevoel heeft hij zelf soms ook, erkent hij. ‘Hij is in Leiden geboren en heeft een Nederlands paspoort. Waarom wordt hij dan niet behandeld zoals alle andere Nederlanders?’
Het voedt ook die andere gedachte: ‘Stel: hij komt hier en gaat wat doen. Ik heb hem toch geholpen. Dan voel ik me mijn hele leven schuldig. Als ik de kans krijg om hem dat te vertellen ga ik dat zeker doen.’
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.