Leven met een migratieachtergrond: zie mij en zie mij niet
Iedereen met een migratieachtergrond heeft er in meer of mindere mate last van. Benadruk je je etnisch-culturele achtergrond of niet? Hoe uit die spagaat te komen?
Acteurs, fotografen, schrijvers, onderzoekers, ambtenaren - iedereen met een migratieachtergrond heeft er in meer of mindere mate last van. Verhoud je je tot je etnisch-culturele achtergrond of vermijd je die? Verzet je je tegen de identiteit, de plek, de positie die je wordt opgelegd, of neem je die over? Wil je erkenning voor je etnisch-culturele achtergrond, zie mij, of wil je juist dat deze onderscheidingen geen rol spelen in alledaagse ontmoetingen, zie mij niet?
Deze keuzes maken die acteurs, fotografen, schrijvers, onderzoekers en ambtenaren niet zelf. Ze worden erin gestuurd door definities, frames en beelden over ‘allochtonen’ en ‘autochtonen,’ over ‘integratie,’ over ‘witheid,’ en over ‘diversiteit.’ Identiteiten (en daarmee kansen) bepalen ze niet alleen zelf, ze worden ook bepaald en opgelegd.
Hoe vind je als acteur met een migratieachtergrond bijvoorbeeld een rol die een keer niet over je kleur gaat, en waarbij je niet een cultureel cliché hoeft te vertolken? Of: hoe baan je jezelf een weg als journalist uit een etnische minderheidsgroep zonder steeds over ‘migrantenonderwerpen’ te schrijven? De migrant is waardevol, zo propageert het ‘diversiteitsdenken’ immers, om verhalen op te halen onder ‘de eigen gemeenschappen.’ Maar wil je dat wel? Belangrijker nog: hoe positioneer je jezelf als individu zonder een beknellende groepsidentiteit opgespeld te krijgen?
Ik zou dolgraag een stuk willen schrijven over mijn kapotte afwasmachine. Of over mijn sleutels die ik maar niet kan vinden. Maar er zijn nog zoveel verhalen die niet worden verteld over de multiculturele samenleving, vanuit de marges, vanuit niet-dominante perspectieven, dat ook ik niet aan deze dwingende context ontkom. Dus is er dit essay. Zie mij en zie mij niet, daar gaat het over. Een eindeloos heen en weer slingeren tussen twee tegenstellingen. Hoe daar uit te komen?
De paradox voor mensen met een migratieachtergrond
Tijdens een debat zei een Turks-Nederlandse agent eens: ‘Ik luister André Hazes, maar word als Turk gezien. Maar ik ben een Nederlandse collega, geen Turkse. Ik ben hier geboren en ik wil gezien worden als een Nederlander.’
Je kunt niet én wel én niet gezien worden. Gelijk en ongelijk zijn
Er volgde daverend applaus op deze zie mij niet-redenering. Die zo goed werkte omdat zijn eis van gelijkwaardigheid werd verpakt in een etnisch-neutrale houding. Dat wil zeggen, witte Nederlanders zo min mogelijk herinneren aan je anders-zijn. De huidige ‘integratielogica’ in Nederland eist immers assimilatie: je mag er best zijn, op voorwaarde dat je jezelf aanpast en witwast.
Na het applaus ging de agent verder. De meerwaarde van zijn achtergrond voor het politiewerk werd ondergewaardeerd, zei hij. Oftewel, zie mij. Volgens het ‘diversiteitsdenken’ zouden agenten uit migrantengroepen makkelijker aansluiting kunnen vinden bij hun ‘eigen gemeenschappen.’ Resultaat: een matig applausje.
Het is verwarrend. Hoewel de uitspraken moeiteloos in elkaar overvloeiden, zijn ze onoplosbaar. Je kunt niet én wel én niet gezien worden. Gelijk en ongelijk zijn.
De paradox voor mensen zonder migratieachtergrond
In het boek Voorbij de onschuld merkt Baukje Prins op dat hetzelfde mechanisme werkzaam is bij de witte meerderheid. Ook aan hun posities zijn allerlei vooronderstellingen verbonden die hen tot een bepaalde positie dwingen die paradoxaal is.
Wanneer witte personen bijvoorbeeld bepaalde claims in discriminatieonderzoeken ontkennen, worden zij door etnische minderheden vaak beoordeeld als racistisch, bevooroordeeld en dermate geprivilegieerd dat zij de ongelijkheden niet (meer) kunnen zien.
De witte meerderheid komt hierdoor in een zogenoemde dubbele binding terecht, schrijft Prins: iemand wil op een bepaalde boodschap reageren, weet dat die reactie niet gewenst is en raakt daardoor in een verlamming.
Een actuele dubbele binding in het huidige racismedebat is dat geprivilegieerde mensen ‘moeten luisteren.’ Dit wordt de toehoorder vaak met het nodige dedain medegedeeld. Maar hoe ziet dit luisteren eruit? Gewillig alles voor zoete koek slikken? Aan de zijlijn zitten en schaapachtig ja-knikken?
Wanneer sommige antiracisten vorm willen geven aan dit luisteren en vragen stellen, dan is de reactie die daar weer op volgt dat niemand tijd heeft, gemarginaliseerde groepen er niet zijn om geprivilegieerde mensen op te voeden, en Amerikaanse blogtaal over educate yourself. Oftewel: luister naar me, luister niet naar me. Dit komt stoer over, maar achter de façade staart een leegte je aan. Deze taaluitingen hebben een verlammend effect op het debat, en zijn volstrekt improductief.
Het onderliggende machtsverschil
Stephan Sanders beschreef eerder in de Volkskrant deze paradox. In een anekdote zegt een joodse jongen tegen een vriend: ‘Je moet twee dingen goed onthouden: 1. Vergeet dat ik joods ben. 2. Je mag dus nooit vergeten dat ik joods ben.’
De publicist stelt dat de jongen niks anders doet dan de dubbele binding herhalen waarin etnische en religieuze minderheden zich bevinden door de houding van de meerderheid: die wil soms van geen verschil weten en maakt op andere momenten krachtig onderscheid op grond van etniciteit. Ik zie je en ik zie je niet.
Jaren geleden gaf ik een workshop aan een groep commissarissen binnen de politie. We waren nog geen tien minuten bezig of een commissaris zei: ‘Het maakt mij ook niet zoveel uit of je nou zwart, paars, bruin, groen of geel bent, homo of hetero, vrouw of man, echt. Iedereen is voor mij een mens.’
Migranten worden dergelijke vragen wél gesteld, witte mensen niet
Ik knikte schaapachtig. Ongeveer een halfuur later gingen er ineens vijf telefoons af. Allerlei mensen verlieten de zaal en gingen telefoneren. ‘Eh, ja, ga maar,’ zei ik in een poging om autoriteit uit te stralen.
Toen riep er iemand: ‘Er is een vliegtuig neergestort bij Schiphol!’ Na vijf minuten kwam iedereen weer de zaal binnendruppelen. In groepjes waren mensen aan het napraten. ‘Het schijnt een Turks vliegtuig te zijn,’ zei iemand.
Dezelfde commissaris die de eerste opmerking had gemaakt, richtte zich toen tot mij en zei: ‘Zeg Sinan, hoe zit het trouwens met die Turkse vliegtuigmaatschappijen?’
De commissaris nam eerst een houding van kleurenblindheid aan - ik zie je niet. Niet veel later maakte hij onderscheid op basis van etniciteit en werd ik bevraagd over Turkish Airlines - ik zie je etnische achtergrond.
Waarom? Omdat de overeenkomst tussen het vliegtuig en mij was dat we beide van Turkse makelij zijn. Ik werd plots een vliegtuigexpert, iemand die steevast de jaarverslagen van Turkish Airlines leest en op de hoogte is van de defecten van de toestellen waarmee Turkish Airlines vliegt.
Maar er is meer: een machtsverschil. Migranten worden dergelijke vragen wél gesteld, witte mensen niet.
Wat is de uitweg?
Hoe ontkomen we aan de dubbele binding? Stephan Sanders vindt dat betrokkenen de dubbele binding zouden moeten negeren. Maar is dat wel realistisch? Deze positioneringen ontstaan namelijk in een context waarin etnische en raciale verhoudingen ertoe doen. We kunnen ze niet wegtoveren.
Prins stelt voor de paradoxen en tegenstellingen duidelijk te benoemen, zodat erover gepraat kan worden en verzet mogelijk is. Ik ben het daarmee eens. We moeten wijzen op de tegenstrijdigheden en ambivalenties van de hokjes van wit/zwart, dader/slachtoffer, en modern/traditioneel die de posities van individuen verankeren en vastzetten.
Niet geheel toevallig is dit ook de ruimte die ik probeer op te zoeken met mijn microrevoluties: welke manoeuvreerruimte hebben individuen, hoe kunnen ze zichzelf definiëren en als levenskunstenaars vormgeven aan hun levens? Hopelijk creëren we zo meer ademruimte.
Tegelijkertijd denk ik dat er geen manier is om te spreken over in- en uitsluiting zonder dat je mensen in het harnas jaagt. Zonder dat er ongemak ontstaat, zonder dat er iemand zich tekortgedaan voelt. Het maakt niet uit hoe vaak je erbij vertelt dat het niet om de schuldvraag gaat.
Als het huidig debat iets bewijst, dan is het dat migranten er best mogen zijn. Maar het was natuurlijk niet de bedoeling dat ze ook gingen zeggen wat ze zelf vinden of willen. Op hun eigen voorwaarden. Zie mij en zie mij niet gaat dan ook vooral om een eis van gelijkwaardigheid, ondanks onze verschillen.