Vier redenen om positief te zijn over de toekomst van de politie

Bart de Koning
Correspondent Politie & Criminaliteit
Illustraties: Philip Lindeman (voor De Correspondent)

Het is geen geheim dat het niet zo goed gaat met de nationale politie. Maar in de acht maanden dat ik meeliep met het cybercrimeteam zag ik hoe er achter de schermen een hele nieuwe, slimme politie groeit.

Politieauto’s die op weg naar een noodoproep verdwalen omdat het plaatsbepalingssysteem Agenten die zeggen dat de politie meer heeft op de georganiseerde misdaad omdat er veel te weinig rechercheurs zijn. Een nog steeds waardoor de komende jaren nog meer cellen leeg komen te staan.

Het is een kleine, maar deprimerende greep uit het nieuws van de afgelopen weken. Het opvallende is dat het afkomstig is uit officiële bronnen – respectievelijk een brief van de Amsterdamse politiechef Pieter-Jaap Aalbersberg, een rapport van de Politieacademie en een onderzoek van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Eigenlijk is het helemaal geen nieuws. Dat de politie grote problemen heeft met ict, dat er te weinig recherche is en dat de weten we al jaren. Maar dat het nu zo naar buiten komt, via officiële kanalen, dat is wél nieuw. En na acht maanden meegelopen te hebben met een politieteam, denk ik dat het een teken is dat de politie wel degelijk aan het vernieuwen is. Juist die eerlijkheid over de tekortkomingen stemt me positief over de toekomst van de politie.

Er groeit een nieuwe politie

Onder minister Ivo Opstelten en zijn eerste nationale korpschef, Gerard Bouman, kwam er alleen positief nieuws naar buiten. De reorganisatie was een groot succes en de politie pakte de ene na de andere topprioriteit (drugs, inbraken, overvallen) spij-ker-hard aan. Die communicatie was eenrichtingsverkeer, want de politie zelf zat potdicht voor buitenstaanders.

Onder de nieuwe baas, Erik Akerboom, is dat Hij maakte al vrij snel na zijn aantreden duidelijk dat de politie niet alles kan.

En hij zette de luiken open voor buitenstaanders. Zo ben ik zelf – met collega-journalisten, maar ook met wetenschappers – al een aantal malen uitgenodigd op het hoofdbureau in Den Haag om openhartig te praten. Ook het idee om iemand van De Correspondent eens een tijdje rond te laten lopen bij een pionierend cybercrimeteam is verfrissend – sommige mensen binnen de politie werden er flink zenuwachtig van, zo heb ik

De belangrijkste les die ik in al die maanden geleerd heb is dat er ondanks alle problemen - met de reorganisatie, de ict en de opsporing - onder de oppervlakte veel politiemensen wel degelijk bezig zijn met vernieuwing en daar ook vooruitgang in boeken. Tijdens de verbouwing gaat de verkoop gewoon door – en het assortiment wordt ook nog uitgebreid.

Natuurlijk wil je als burger én belastingbetaler met je hoofd op tafel bonken als je leest dat politieauto’s aan de kant staan omdat het navigatiesysteem stuk is – zolang je maar beseft dat dat slechts een deel van de werkelijkheid is.

Er groeit dus – als een rups in een cocon – een nieuwe politie. Het zou onzinnig zijn om tijdens de verbouwing al definitieve uitspraken te willen doen over het eindresultaat, maar na decennia schrijven over de politie en acht maanden rondlopen, heb ik wel een aantal observaties en lessen:

  1. Echte vernieuwing komt van onderop.
  2. Meer bureaucratie? Ja, graag.
  3. Meer blauw of meer recherche? Sowieso: meer geld voor ict.
  4. De politie kan het niet alleen.

1. Echte vernieuwing komt van onderop

De grote, vanuit Den Haag opgelegde reorganisatie is Veel van de hoopgevende projecten ontstaan lokaal of van onderop, zoals de aanpak van cybercrime of vernieuwing in de opsporing, bijvoorbeeld door het zogenoemde van binnen de recherche. Het idee om de georganiseerde misdaad aan te pakken door helpers (autoverhuurbedrijven, versleutelde telefoons) heel gericht uit te schakelen, is ontwikkeld door pionierende Amsterdamse rechercheurs.

Een tijdje geleden deed ik mee aan een groots opgezet recherchespel op de Politieacademie, De dag was georganiseerd door de Q Teams van de Politie Oost-Nederland en Rotterdam: een team van jonge recherchekundigen die zich richten op innovatie en experimenten binnen de opsporing. Denk aan nieuwe DNA-technieken, of het gebruik van virtual reality op de plaats-delict.

Het was serious gaming: gemengde teams van politiemensen, rechters, advocaten, wetenschappers en journalisten kregen via workshops steeds aanwijzingen in een moordzaak. Het spel was een slimme kapstok om buitenstaanders kennis te laten maken met de politie, maar ook om als politie in één klap honderden externe experts in huis te halen. En het bijzondere was dat het plan van onderop kwam, georganiseerd door een groep jonge, enthousiaste recherchekundigen.

De leiding heeft vooral de taak om dit soort vernieuwende initiatieven niet te frustreren maar te ondersteunen.

2. Meer bureaucratie? Ja graag

Tijdens mijn eerste bezoek aan de afdeling cybercrime lag er op het bureau van chef Fred Ootes een bekeuring van zestig euro voor het te hard rijden in een dienstauto. Die boete moest hij zelf betalen. Eerst verbaasde ik me over de bureaucratische kneuterigheid en het rondpompen van geld binnen de politie. Later bedacht ik me dat het eigenlijk heel mooi was: politiemensen staan niet boven de wet, het wordt niet even geritseld.

Bij politiewerk denk je aan boeven vangen of blauw op straat. Maar een tijdje rondlopen bij de recherche heeft me er weer eens op gewezen dat de politie in de eerste plaats een bureaucratische organisatie is, die informatie verwerkt en zich aan regels moet houden.

Ik bedoel hier in de oorspronkelijke, neutrale betekenis van het woord: een organisatie die zich controleerbaar aan democratisch vastgestelde regels houdt. Dat kan behoorlijk saai zijn. Natuurlijk heb ik ook actie meegemaakt en de opwinding gevoeld van rechercheurs die beet hebben. Maar recherchewerk is een groot deel van de tijd onder een systeemplafond in een lelijk kantoorgebouw op een bedrijventerrein achter een beeldscherm zitten en daar volgens ingewikkelde regels informatie verzamelen en verwerken.

Daar een tijdje bij zitten heeft mijn beeld van de politie behoorlijk bijgesteld. Ik schrijf – met tussenpozen – al sinds de jaren negentig over bureaucratie bij de politie. In die periode is de organisatie sterk gegroeid, waarbij vooral het aantal chefs, coördinatoren en staffuncties sterk is

Ik heb me daar altijd over verbaasd. Wat doen al die mensen? Kunnen we niet beter meer agenten en rechercheurs aannemen? Maar nu ik een tijdje heb rondgelopen bij de recherche begin ik wel te begrijpen wat al die chefs en coördinatoren doen. Alleen al het bijhouden van al die dossiers in de verschillende systemen, het lezen van de proces-verbalen, het bewaken van termijnen, het opleiden en begeleiden van jonge rechercheurs, het overleggen met het Openbaar Ministerie– het vreet allemaal tijd.

En het moet goed gebeuren, want zaken kunnen erop stuklopen.

Zo wil het cyberteam er graag een extra dossiermaker bij. Klinkt niet glorieus, maar het is een essentiële functie. In een wat groter rechercheonderzoek komt er aan alle kanten informatie binnen. Tactisch rechercheurs pluizen verdachten na, forensisch rechercheurs volgen sporen (DNA, vingerafdrukken), digitaal rechercheurs leveren terabytes aan data aan. Dat moet allemaal nauwgezet bijgehouden worden.

Min of meer bij toeval kwam ik er achter hoe belangrijk dat is, op de eerdergenoemde CSI:NL-dag op de Politieacademie. Na iedere ronde workshops kwamen alle deelnemers weer als team bijeen en moesten we de aanwijzingen die we hadden gekregen rapporteren aan de teamchef.

Dat was in ons groepje een doorgewinterde recherchechef uit de Randstad, die grote liquidatiezaken had gedraaid. Naast hem zat een dossiermaker, die meeschreef en meehielp de informatie te verzamelen en beoordelen. Het fascinerende was dat ik tijdens dit spel van een halve dag de beruchte al zag optreden, ook bij mezelf.

Ik had gekozen voor de forensische workshops, met bloederige foto’s van echte slachtoffers, en was me daardoor heel erg op de bloedsporen en verwondingen in deze moordzaak gaan richten. Ik merkte dat ik andere aanwijzingen, zoals telefoondata of gegevens over de auto van het slachtoffer minder interessant vond – terwijl die cruciaal bleken. Omgekeerd zat ik naast een rechter die tamelijk autoritair mijn bevindingen over de verwondingen van het slachtoffer en de bloedspatten wegwuifde als niet-relevant.

Hier zag ik het essentiële belang van de bureaucratische functies van de dossiermaker en de recherchechef: het ordenen en wegen van informatie, zorgen voor samenwerking en kruisbestuiving tussen de verschillende bronnen en het vermijden van tunnelvisie. De chef had de quote van de dag: ‘Ach, in een tunnel kun je ook keren.’

Quote van de dag: ‘In een tunnel kun je ook keren’

Chefs moeten rechercheurs dus de ruimte geven en openstaan voor verschillende scenario’s. Aan de andere kant moeten zaken ook een keer afgerond worden – het liefst een beetje snel, want er liggen altijd nog honderden andere dossiers te wachten. In Alkmaar zat ik erbij terwijl jonge rechercheurs steeds de kamer van de chefs binnenliepen om advies te vragen, voortgang te melden of een proces-verbaal te laten tegenlezen.

Dat was mooi om te zien. Officieren van justitie klagen er vaak over dat Nederlandse agenten en rechercheurs slecht geschreven proces-verbalen inleveren, waar ze niets mee kunnen. schreef in zijn boek over de Amsterdamse financiële recherche dat politiemensen in Nederland vaak niet erg kritisch zijn over elkaars werk en het al snel best vinden. In Alkmaar krijgen de stukken dus nog een laatste check – waar ze uiteraard alleen maar beter van worden.

Wil de politie in Nederland kwalitatief beter worden, dan is het essentieel dat ze elkaar scherp houden en luisteren naar kritiek van binnen en van buiten. Soms is het daarvoor nodig om meer checks - en dus meer bureaucratie - in te bouwen.

3. Meer blauw? Meer recherche? Sowieso: meer geld voor ict

Het cyberteam bestaat uit een mix van IT’ers, ervaren rechercheurs en die uit de uniformdienst komen. Ze willen er graag vier of zes extra hbo- of universitair geschoolde mensen bij, plus een technisch coördinator en een extra dossiermaker. Ze willen een eigen, vast bureau intake: daar zijn nu geen mensen voor. Specialisten kunnen beter dan gewone agenten beoordelen welke zaken opsporingsindicatie hebben, ze kunnen bij de aangifte doorvragen, daarmee informatie veredelen en bijvoorbeeld vluchtige gegevens zoals een IP-adres direct veiligstellen.

Dat hangt samen met een bredere discussie over de positie van de eenheid. Volgens het van de politie moet cybercrime dicht bij de basis zitten. Dat wil zeggen dat de Basisteamrecherche verantwoordelijk is voor de cyberzaken. Maar wie naar de praktijk kijkt, beseft dat het beter is om de kennis over cybercrime geconcentreerd te houden. Bij de basisteams heeft die moeten ook de ‘blauwe diensten’ vol krijgen.

Het is een eeuwige discussie binnen de politie: meer blauw of meer recherche? Ik hoorde de afgelopen maanden van diverse hoge politiemensen – niet in Alkmaar, om misverstanden te voorkomen! – dat de politie misschien wel wat kleiner kan en dat het geld dat daarmee vrijgespeeld wordt in ict gestoken kan worden, of in hogere salarissen voor ict’ers. Dat zou nogal revolutionair zijn.

De politie wordt nu gefinancierd met een vast bedrag per personeelslid. Het aantal uitvoerende politiemensen is vastgesteld op 49.500, een rond het Binnenhof bijna heilig verklaard getal. Het voordeel is dat de politie daarmee ook in moeilijke tijden een garantie heeft op een ijzeren budget, het nadeel is dat het bedrag per persoon te laag is om ook fatsoenlijke ict van te betalen. Een ‘kleinere maar slimmere politie’ biedt meer flexibliteit, maar wordt ook kwetsbaarder voor politieke grillen bij bezuinigingen: er is immers geen harde ondergrens meer. De bezuinigingen op Defensie zijn een huiveringwekkend voorbeeld.

Los daarvan zou ‘een kleinere, maar slimmere politie’ bij de mbo’ers binnen de politie –nog altijd zo’n 90 procent– veel kwaad bloed zetten omdat impliciet de boodschap is dat zij dus niet slim genoeg zijn. Dat zou een misverstand zijn, want de ervaren en praktisch ingestelde mbo-rechercheurs zijn onmisbaar voor de opsporing.

De tegenstelling tussen hoog- en laagopgeleid binnen de politie zit diep en daar gaan we nog veel van horen.

4. De politie kan het niet alleen

Een tijd geleden was ik op een bijeenkomst over waar een politieman de politie vergeleek met een honingdas, die alleen voedsel kan vinden door een vogeltje te volgen. Dat is niet zo effectief. Zelfs als de politie perfect zou functioneren en dubbel zoveel zaken zou ophelderen, dan zou dat nog altijd slechts een fractie zijn van het totaal aantal misdrijven. Achter boeven aanrennen is dus niet de beste manier om misdaad te bestrijden – preventie werkt veel beter. Maar daarvoor heeft de politie hulp nodig.

We weten uit dat voorlichting over inbraakpreventie niet werkt. Wel heel effectief was het Bouwbesluit van 1999 waarin aannemers verplicht werden om bij nieuwbouw goed hang- en sluitwerk te monteren. Daardoor daalde het aantal inbraken aanzienlijk. Verzekeraars dwingen juweliers om rolluiken en anti-ramkraakpaaltjes te installeren. Banken en benzinestations hebben zeer effectieve maatregelen genomen tegen overvallen. De politie heeft daar een belangrijke rol in gespeeld, door aan de banken uit te leggen hoe de criminelen precies te werk gaan en hoe ze de zwakke punten in bijvoorbeeld pinautomaten konden versterken.

Ook bij cyber is voorkomen beter dan genezen. Neem bijvoorbeeld de veel voorkomende De oplichters vragen op een zeker moment om het programma te installeren, waarmee ze op afstand je computer kunnen overnemen. De sector wil er nog niet erg aan, maar het zou helpen als Windows voor het installeren van TeamViewer een pop-upscherm zou laten zien dat de gebruiker waarschuwt: ‘Weet u zeker dat u dit wilt installeren? Dit is mogelijk een poging tot fraude.’

Dit is slechts één klein voorbeeldje van een groot en fundamenteel probleem: het internet is niet bedacht en ontwikkeld met veiligheid en privacy in het achterhoofd. Daardoor zijn gebruikers kwetsbaar en moeten ze vaak zelf op de blaren zitten als het misgaat. Dat is raar. Waarom dwingt de overheid softwarebedrijven niet om veiligheid standaard in te bouwen ?

Zolang zoiets niet gebeurt, is de op één na beste oplossing om het publiek voor te lichten. Daarom werkt het cyberteam veel samen met journalisten. Maar in die voorlichting gaat ook veel tijd zitten. De redactie van Tros Opgelicht wilde bijvoorbeeld weten hoe vaak de Microsoftscam voorkomt. Omdat die informatie niet apart wordt bijgehouden moest een rechercheur die handmatig uit de systemen trekken. Voor mij als journalist was dat een leerzaam moment: met zo’n eenvoudige vraag kun je een rechercheur dus tamelijk langdurig van zijn werk houden.

Tot slot: onze verwachtingen zijn niet reëel

Net als bij de snelheidsboete zette dit moment me ook weer aan het denken: we vragen van de politie dat ze aan voorlichting doen, dat ze transparant zijn over hun werk en dat ze snel reageren op mediavragen, maar we verwachten ook dat ze boeven vangen. Kortom: we overvragen de politie.

En dat geldt niet alleen voor journalisten, maar ook voor burgers en politici. Bij vrijwel ieder maatschappelijk probleem klinkt al snel de oproep dat de politie het aan moet pakken. Dat is begrijpelijk, maar ook naïef. Maanden rondlopen bij de recherche heeft me duidelijk gemaakt dat ook een enthousiast team hoogstens enkele tientallen dossiers tegelijk aankan.

Ik schrijf dit bijna een jaar na mijn eerste gesprek in Alkmaar – en nog steeds is in geen van die dossiers een cybercrimineel veroordeeld. Dat ligt niet aan de rechercheurs, zo werkt het strafsysteem nu eenmaal.

Misschien is dat wel mijn belangrijkste les: het gaat minder slecht met de Nederlandse politie dan we denken, maar ze kunnen minder dan we van ze verwachten.

Meer lezen?