Bijen en andere bestuivende insecten zijn er slecht aan toe. Meer dan 40 procent van de bijensoorten wordt op dit moment met uitsterven bedreigd. In Nederland staat zelfs meer dan de helft van de bijensoorten op de rode lijst.
Een alarmerende zaak, want bijen zijn verantwoordelijk voor de bestuiving van bijna 90 procent van de bloeiende plantensoorten in het wild en voor meer dan 75 procent van onze belangrijkste gewassen. Zonder de bijen kunnen we koffie, chocola en vele fruit-, groente- en notensoorten uit ons dieet schrappen.
Tegelijkertijd wint het imkeren aan populariteit. Bijenkasten verschijnen op balkons, flats en parkeergarages. Imkeren is hip, want: wie wil de bij nu niet redden?
Ik volgde een jaar lang een imkercursus om tot de verrassende conclusie te komen dat bijen niet gebaat zijn bij meer imkers. Om de bedreigde bijen te redden, blijken heel andere maatregelen nodig.
Op cursus bij de bijenkoningin
‘We beginnen met observeren. Ga maar boven een van de bijenkasten hangen.’ Zo heet cursusleider Sonne Copijn (46) ons welkom in de weelderige tuinen van Landgoed Welgelegen. Hier ga ik een jaar om de zondag een imkercursus volgen.
Hangend boven een kast maak ik mijn entree in de wondere wereld van de honingbij. De bijen vliegen bijna recht op hun doel af: de vele bloeiende planten. Bij terugkeer kleven er felgekleurde bolletjes aan hun poten.
‘Ik ben in de wieg gelegd als bijenkoningin’
‘Dat is het verzamelde stuifmeel,’ verklaart Copijn. Aan de kleur daarvan - rood, oranje of geel - kan Copijn zien waar de bijen geweest zijn. Bij de tamme kastanje van de overburen. Of bij de lindes verderop.
Copijns hele leven staat in het teken van de natuur en de bijen. ‘Voordat ik geboren werd, vlocht mijn vader een wieg, net zoals hij zijn bijenkorven vlocht. Ik ben in de wieg gelegd als bijenkoningin,’ lacht ze.
Later studeerde ze Biologische Landbouw en Agrarische Economie aan Wageningen UR. Door de jaren heen zette ze zich steeds meer af tegen het traditionele imkeren. Als imker en cursusleider stelt ze zichzelf een taak: ze wil geen honing verkopen, evenmin mensen opleiden tot reguliere imker. Haar doel? Het bewustzijn vergroten rondom de dieperliggende problemen waar bijen mee kampen.
De problemen van de bij
Nederland telt grofweg 360 verschillende soorten bijen. De honingbij is van alle soorten de meest bekende. Deze leeft samen in volken van 40.000 tot 80.000 bijen. Omwille van hun honing worden honingbijen gehouden als kleinvee. De andere soorten die Nederland telt zijn wilde, solitaire bijen. In tegenstelling tot de honingbij leven ze alleen, bijvoorbeeld in de grond, of in een holle plantenstengel.
Allemaal leven ze van stuifmeel en nectar, verzameld in bloeiende bomen en planten. Dit gebruiken ze als voedsel voor zichzelf en voor hun larven. Honingbijen maken hier ook nog honing van als voedselvoorraad om periodes van schaarste, zoals de winter, te overbruggen.
Op de plek waar ik de imkercursus volg - in Groenekan, een dorpje aan de rand van het Groene Hart - verwachtte ik een paradijs voor de bijen. Talloze bloeiende planten en bomen om stuifmeel te verzamelen. Niets blijkt minder waar.
Copijn wijst naar de groene weilanden waar haar tuin op uitkijkt. ‘Voor de bijen is dit een woestijn. Toen ik klein was, stonden de weilanden vol paardenbloemen, pinksterbloemen en witte klaver: topvoedsel voor insecten. Die zie je tegenwoordig niet meer. Door de focus op grootschalige monoculturen is het voedsel voor de bijen weggevallen.’
Ziedaar het eerste probleem. Doordat monoculturen per definitie bestaan uit één gewas, is hier maar een beperkte periode - want enkel tijdens de bloei - voedsel beschikbaar voor de bijen. Door de grootschaligheid zijn er minder bloemenranden, dus minder onkruidstroken en houtwallen, terwijl de bijen juist daar hun voedsel kunnen vinden.
Koos Biesmeijer, bijzonder hoogleraar functionele biodiversiteit en wetenschappelijk directeur van Naturalis, schreef mee aan een alarmerend Verenigde Naties-rapport: de eerste wereldwijde analyse over de status van de bestuivers van ons voedsel. Het zal je niet verbazen: het blijkt niet goed te gaan met de bijen. Zowel de aantallen als soortendiversiteit nemen schrikbarend af. Alarmerend, want de bijen vormen een onmisbare schakel in het behoud van een biodiverse natuur en een vruchtbaar voedselsysteem.
Biesmeijer bevestigt in lijn met Copijn het gebrek aan voedsel voor de bijen in de landbouw. Volgens hem hebben met name de wilde bijen het moeilijk op ons platteland: door de grootschaligheid van moderne landbouw kunnen zij zich hier niet vestigen. ‘De meeste wilde bijen leven in de grond. Die moeten binnen een paar honderd meter voldoende voedsel kunnen vinden.’
Voor de honingbijen ligt dit anders. Zij worden door hun imkers verkast naar locaties met bloeiende bomen en struiken, bijvoorbeeld naar bloeiende appelbomen in de fruitteelt. Hierdoor kennen honingbijen het probleem van lokale schaarste niet. Ook Copijn verplaatst haar volken regelmatig naar een bloeiende lindelaan of een bloemenweide. Vinden de bijen dan nog steeds te weinig voedsel, dan voert zij ze suikerwater, iets wat reguliere imkers standaard doen ter vervanging van de weggenomen honing.
De maatschappelijke belangstelling voor het welzijn van de bij maakt het de wilde bijen nóg lastiger. Zie daar het tweede probleem: ‘Er komen steeds meer imkers en daarmee steeds meer honingbijen, terwijl het totale voedselaanbod voor alle bijen niet toeneemt. De verdeling van het voedsel onder wilde bijen en honingbijen wordt hierdoor steeds onevenwichtiger,’ vertelt Copijn.
Biesmeijer bevestigt de concurrentie om voedsel tussen wilde en honingbijen. ‘Is er genoeg voedsel voor alle bestuivers, dan kunnen er prima hoge aantallen honingbijen zijn. Maar in Nederland is het voedselaanbod beperkt geworden. Dan krijg je concurrentie.’
Een derde probleem voor de bijen is de toepassing van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. ‘Het gebruik van gifstoffen en onkruidverdelgers maakt het platteland een slechte omgeving voor de bijen,’ zo stelt Biesmeijer. ‘Hierdoor staat er weinig onkruid dat met name voor de wilde bijen het voedsel vormt.’
Naast een bedreiging voor hun voedsel vormen bestrijdingsmiddelen ook een bedreiging voor de bijen zelf. Het bewijs voor de schadelijke en dodelijke effecten van insecticiden is volgens het VN-rapport ‘well established.’ Nieuw onderzoek gepubliceerd in Science geeft nog meer bewijs datzogenoemde neonicotinoïden de reproductie van wilde bijen aantasten en hun voortbestaan bedreigen. De Europese Unie wil het gebruik van neonicotinoïden dan ook helemaal verbieden.
De bijdrage van de bij
Bijna 90 procent van de wilde bloeiende plantensoorten zijn, direct of indirect, afhankelijk van bestuivers voor hun voortplanting. Tijdens hun zoektocht naar voedsel dragen bijen stuifmeelkorrels over naar de stempels van de bloemen. Daar bevinden zich de eicellen en zo worden bezochte planten bevrucht. Het VN-rapport noemt de functie van bestuivers dan ook kritiek voor het functioneren van ecosystemen.
Ook ons voortbestaan hangt af van dergelijke ecosystemen. Wetenschappers van het Stockholm Resilience Centre hebben daarom negen ‘Planetary Boundaries’ opgesteld: grenzen van het ecosysteem die niet overschreden moeten worden om een voor de mens veilige toekomst te waarborgen. Biodiversiteitsverlies is een van deze grenzen en is het verst overschreden.
Bijna 90 procent van de wilde bloeiende plantensoorten zijn afhankelijk van bestuivers voor hun voortplanting
Een directer belang van bestuivers zien we in de landbouw. Aangezien de meeste vruchten zich pas ontwikkelen wanneer de eicellen bevrucht zijn, hangt onze voedselproductie voor een groot deel af van de bijen. Met andere bestuivende insecten zijn de bijen verantwoordelijk voor de bestuiving van meer dan 75 procent van de belangrijkste gewassen wereldwijd.
Wilde bijen zijn mogelijk nog belangrijker voor de landbouw. Het VN-rapport stelt dat de bijdrage van de wilde bij in de landbouw wordt onderschat. Zowel in volume als in kwaliteit is landbouwoogst gebaat bij een diverse en talrijke aanwezigheid van bestuivende insecten.
Bovendien liet Wageningen UR vorig jaar zien dat wilde bijen efficiënter zijn dan honingbijen in de overdracht van stuifmeel van Elstarappelbomen. Volgens Biesmeijer komt de helft van de waarde van appels, peren en blauwe bessen van de bestuivers. Meer dan de helft daarvan komt voor rekening van de wilde bijen.
Dan maar de natuur in?
Volgens Biesmeijer zijn wilde bijen tegenwoordig afhankelijk van natuurgebieden voor hun voedselvoorziening. Alleen is naast het platteland ook de natuur schraler geworden voor bestuivers.
Zo is het blauwgrasland (bloemrijk grasland) in Nederland sterk in omvang gedaald: vanaf de negentiende eeuw liep dit terug van ruim 100.000 hectare tot ongeveer 50 hectare nu. Droog heidegebied, tevens belangrijk gebied voor bijen en andere bestuivers, is tussen 1850 en nu afgenomen met meer dan 95 procent.
Een hieruit voortvloeiend probleem: de versnippering van het leefgebied. De kleine gebieden die nog over zijn, zijn niet meer met elkaar verbonden. Hierdoor raken bijenzwermen geïsoleerd en is de kans op uitsterven groter.
Wageningen UR doet onderzoek naar de oorzaken van de bijensterfte en wijst, naast het eerder genoemde gebrek aan natuurlijke voedselbronnen en het gebruik van insecticiden, ook op de klimaatverandering. Copijn: ‘Het klimaat wordt te extreem voor de bijen. We krijgen steeds extremere droogten en extremere natte periodes. Bij heftige droogte is een bloeiperiode snel voorbij. Is het lange tijd erg nat, dan vliegen de bijen niet en zijn de honingraten leeg.’
Ze zegt daarom bij aanvang van nieuwe imkercursussen steeds vaker: ‘Ik hoop dat jullie niet allemaal bijenvolken nemen. Wat we namelijk nodig hebben, zijn imkers zonder bijen. Mensen die geen honingbijen houden, maar álle bijen en bestuivers helpen.’
Hoe redden we de bij wel?
De auteurs van het VN-rapport geven een drieledige oplossing:
- De huidige omstandigheden direct verbeteren door onder andere de aanplant van insectvriendelijke weides.
- De huidige moderne landbouw transformeren naar een meer biodivers, agro-ecologisch systeem.
- Een sociaal-culturele transformatie realiseren van de relatie van de maatschappij met de natuur.
1. Direct meer bijenvoedsel
Met de eerste stap die het VN-rapport aandraagt kunnen op korte termijn de levensomstandigheden direct verbeterd worden. Volgens Biesmeijer is het realiseren van deze stap met name een kwestie van goed groenbeheer: ‘Als ik om me heen kijk, dan zie ik heel veel stukken land die niet optimaal zijn voor de bijen. Het groenbeheer, vooral langs wegen en parken, daar kan nog veel aan verbeteren.’
Hij ziet ook veel plekken waar het al de goede kant opgaat. ‘Er zijn gemeentes die grond uit handen geven en mensen zelf laten beslissen wat ze ermee willen doen. Het Singelpark in Leiden is een leuk voorbeeld, daar beheert een stichting nu de grond.’ In dit park zijn inmiddels 46 verschillende soorten wilde bijen geteld.
‘Als ik om me heen kijk, dan zie ik heel veel stukken land die niet optimaal zijn voor de bijen’
Je kunt natuurlijk ook zelf insectvriendelijk tuinieren - dus niet imkeren. ‘Of je nu een balkon of tuin hebt, je kunt altijd bijdragen,’ stelt Biesmeijer. ‘Gelukkig beseffen steeds meer mensen dat er niet overal tegels moeten liggen. In de steden overleven bijenpopulaties steeds beter.’
Aangezien bijen een opeenvolging van bloeiende vegetatie door het jaar heen nodig hebben om te overleven, is divers zaaien daarbij belangrijk. Vooral in het voorjaar en de herfst hebben bijen het moeilijk. Copijn noemt voor het voorjaar krokussen, sneeuwklokjes en de wilg. Voor de herfst tipt ze herfstaster en klimop. Koop wel zaden en planten die geen gifsporen bevatten, adviseert ze. ‘Het prijsverschil is enorm. Maar ik zou zeggen: zet liever een paar goede planten neer, daar hebben de bijen meer aan.’
Met deze planten in je tuin bereik je overigens niet alle bijen: ‘Een kleine groep vliegt slechts op bepaalde bloemen op specifieke locaties,’ stelt Biesmeijer. Het overgrote deel is echter generalist: ‘Die vliegen op alles. Voor hen helpt een bloemrijke tuin dus zeker.’
2. Een nieuwe vorm van landbouw
De tweede stap die het VN-rapport voorstelt, betreft een transformatie van de huidige landbouw. Het voorstel: meer biodiverse landbouw, waarin vaker natuurlijke vijanden worden ingezet in plaats van bestrijdingsmiddelen. Dit kan volgens de principes van de agro-ecologie of ‘mixed cropping,’ een combinatie van verschillende gewassen.
Volgens Biesmeijer biedt dit ook een economisch voordeel: ‘In diverse landbouw vind je meer wilde bijen. Die zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van de waarde van appels, peren en blauwe bessen.’
Toch hoeft het platteland volgens Biesmeijer niet altijd biodivers. ‘De landbouw is in de eerste plaats natuurlijk bedoeld om voedsel te produceren voor de mens. Een divers agro-ecologisch systeem is niet altijd de beste optie. Per locatie en gewas moet afgewogen worden wat het verstandigst is. Voor tarwe kan het slimmer zijn om dit op grote schaal te verbouwen, met minimale toepassing van bestrijdingsmiddelen. Zo kan land gespaard worden en vrijkomen voor een bloemrijk natuurgebied voor de bijen. Voor fruitbomen, bessenstruiken en veel groenten werkt juist diverse landbouw beter, omdat daar de rol die bijen spelen van groot belang is.’
Voor die gewassen die bestoven worden door insecten, snijdt het mes dus aan twee kanten: enerzijds kan biodiverse landbouw het voedselrijk gebied voor de bijen vergroten (goed voor de bijen), anderzijds bezorgen de bijen ons in een biodivers systeem een hogere voedselopbrengst (goed voor ons).
Biesmeijer benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor de transformatie van onze landbouw niet enkel bij de boeren ligt. ‘Ook als consument moet je kritisch kijken naar wat je gebruikt. We zullen om te beginnen allemaal meer biologische producten moeten kopen.’
Ook Copijn ziet de voordelen van biologisch. ‘Op een biologisch bedrijf staat meer onkruid, dus meer voedsel voor de bijen.’ Maar met biologisch zijn we er nog niet. Biodiverse landbouw gaat verder dan biologisch: via een combinatie van gewassen - inclusief bomen en struiken - wordt ideaal gezien een zichzelf in stand houdend ecosysteem gecreëerd. Copijn: ‘We hebben een landbouwsysteem nodig dat principes van de natuur integreert in zijn opzet.’
3. Verbinding met de natuur
De derde stap die het VN-rapport bespreekt, is een herziening van de relatie van de maatschappij met de natuur. Een visie die Erik Solheim, uitvoerend directeur van het United Nations Environment Programme verwoordt in het rapport. In het kort omschrijft hij het volgende: het belang van de bedreigde bestuivers voor onze voedselzekerheid is exemplarisch voor de verbondenheid tussen mensen en onze omgeving en hoe diep ons lot is verstrengeld met dat van de natuur.
‘De switch die we als maatschappij moeten maken, is de natuur niet meer te zien als vijand, maar als onderdeel van de oplossing’
Deze visie is in lijn met die van het Stockholm Resilience Centre, de opstellers van de eerder aangehaalde Planetary Boundaries. Het vergroten van economische groei als een losstaande sector en tegelijkertijd de milieu-impact daarvan minimaliseren is niet langer voldoende, meent directeur Johan Rockström. Wij moeten erkennen dat we deel uitmaken van het grotere ecosysteem. Handelen binnen de grenzen van dit ecosysteem is essentieel voor een veilige toekomst voor de mensheid.
Volgens Biesmeijer heeft Nederland nog een grote omslag te maken: ‘Ik merk telkens dat de basis niet goed bekend is. Zelfs als ik imkers vertel over wilde bijen en hun functie binnen ecosystemen, vertel ik ze allerlei nieuwe dingen. De switch die we als maatschappij moeten maken, is de natuur niet meer te zien als vijand, maar als onderdeel van de oplossing. De bijen zijn daar een goed voorbeeld van: een ingang om het grotere verhaal te vertellen.’
Bergers landschappen Alle foto’s bij dit verhaal zijn van de Nederlandse fotograaf Wout Berger. In zijn werk focust hij zich op de invloed van de mens op natuurlijke omgevingen. Zoals zijn fotoboek Giflandschappen. Zijn foto’s zijn nooit expliciet. Directe verwijzingen naar vervuiling en aanwezigheid van de mens, laat hij buiten beeld. Zijn landschapsfoto’s tonen schitterende natuur, waarin subtiel vervuiling en de conditie van de natuur te lezen zijn.Lees ook:
Maak kennis met de spannendste voedselinnovatie van de afgelopen jaren: het voedselbos In 2050 moeten ruim 9 miljard monden gevoed worden. Terwijl de druk van het huidige voedselsysteem op de aarde al te groot is. Onderzoekers en boeren pleiten daarom voor een voedselbos. Ik bezocht er een om uit te zoeken of het inderdaad de toekomst heeft. Zo zou duurzame veeteelt eruit kunnen zien Vlees eten is een probleem van wereldformaat, want de veehouderij veroorzaakt klimaatverandering en talloze andere milieuproblemen. Hoe kan veeteelt duurzamer? Deel twee van een drieluik, waarin ik deze vraag stel aan drie wetenschappers en een boer. We zouden het eens over een strenger voedselbeleid moeten hebben Een voedselbeleid: dát hebben we nodig als we honger, milieuvervuiling, klimaatverandering willen tegengaan en biodiversiteit, volksgezondheid en eerlijke handel willen waarborgen. Dat beweren beleidsmakers, ondernemers en wetenschappers. Alleen: dat beleid ís er al.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!