We moeten meer over zelfdoding praten. Maar oppassen met de waaromvraag

Jan van Tienen
Schrijver
Foto: Klaus Vedfelt / Getty Images

Drie mensen in mijn familie pleegden zelfdoding. Toen ik erachter probeerde te komen waaróm ze dat deden, kwam ik in de hel terecht.

Wat moeten we met zelfdoding? Als we dat wisten,

Professionals en media zeggen altijd: praat erover. Schuif het onderwerp niet onder stoelen of banken. Ik probeerde dat te doen. Ik deed jaren over een zoektocht naar drie suïcides in mijn moeders familie, met als doel erover te schrijven.

Maar ik stapte in een moeras: ik probeerde de waaromvraag te beantwoorden. Waarom kozen deze drie mensen ervoor uit het leven te stappen?

Dat het onderzoeken van die waaromvraag problematischer is dan je misschien denkt, probeer ik hier uit te leggen. Om mijn eigen verhaal beter te begrijpen, maar hopelijk ook als voorzichtige waarschuwing.

Foto: Klaus Vedfelt / Getty Images

Waarom we het over zelfdoding moeten hebben

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert elke zomer zijn jaarlijkse droefbrief: de suïcidestatistieken van het jaar ervoor. 2016 was een hard jaar: de absolute cijfers zijn licht gestegen van 1.835 succesvolle pogingen in 2014 naar 1.871 in 2015 naar 1.894 in 2016. Dat zijn er 5,2 per dag. Dat zijn vaker mannen dan vrouwen.

Dit was nieuws, en met nieuws komt achtergrond. Vorig jaar had bij de CBS-cijfers een achtergrondstuk met de titel ‘Waarom plegen mannen vaker zelfmoord dan vrouwen?’ In dat verhaal kwam een aantal slimme mensen aan het woord die kort geciteerd werden over de situaties waarin mensen verkeren die de hand aan zichzelf slaan. Depressies, werkloosheid, drank- en drugsgebruik worden genoemd, maar ook schaamte en dingen niet bespreken.

We weten niet exact wat er omgaat in iemand die suïcidaal is. We kunnen toch voornamelijk vanuit onszelf redeneren

Ook de populaire Netflixserie gaat in op de waaromvraag. Protagonist Hannah laat verschillende audiotapes achter waarin ze uit de doeken doet waarom ze zich van het leven beroofde. De serie werd breed bekritiseerd, omdat ze veel zaken toonde waar suïcidepreventie-experts voor waarschuwen.

Zo ging de serie uitgebreid in op hoe Hannah precies de hand aan zichzelf sloeg. Nadat Marilyn Monroe in 1962 zelfdoding pleegde, werd er die maand een stijging van 12 procent waargenomen in de zelfdodingsstatistieken in Amerika. Dit effect is bekend sinds een zelfmoordgolf door Europa trok nadat het boek begin negentiende eeuw een succes werd.

Een minder bekritiseerde kant van de serie is dat ze lijkt te veronderstellen dat je de waaromvraag bij zelfdoding definitief kunt beantwoorden. Marieke de Groot, die voor het Universitair Medisch Centrum Groningen onder meer door met 98 verschillende families te spreken waarin suïcide voorkwam, legt uit waarom dat niet kan. ‘Alles wat je als nabestaande verzint over die zelfdoding is hypothetisch, omdat je het nooit zeker zult weten. We weten niet exact wat er omgaat in iemand die suïcidaal is. We redeneren immers voornamelijk vanuit wat we zelf hebben waargenomen.’

Waarom we de waaromvraag toch stellen

In mijn onderzoek naar de dood van een oom en twee tantes tussen 1985 en 1987 kwam ik daar ook achter. Niet dat die zoektocht makkelijk was.

De eerste keer dat ik er een gooi naar deed, was ik zestien. Ik vroeg mijn moeder plompverloren op een katerige zondag of ze nog weleens aan haar broer en twee zussen dacht. Ze barstte in huilen uit en in doodse stilte aten we verder. Die avond bedankte ze me voor het slapengaan, maar waarvoor ze me precies bedankte zei ze niet. Op haar sterfbed, een kleine zes jaar later, durfde ik er nog steeds niet naar te vragen.

Foto: Klaus Vedfelt / Getty Images

Rond mijn 26ste begonnen de vragen opnieuw te komen. Waarom drie mensen? Wie waren ze? Wat was daar gebeurd?

Ik vroeg het mijn pa, die brommend onwillig was. Ik vroeg het een eerste tante, die ik er vlak na de dood van mijn moeder eens kort over had gesproken en die toen met tranen in haar ogen had verteld dat ze er niet over kon praten. Toen ik terugkwam met het plan er ook trok ze zich volledig terug. Een andere tante belde op om te zeggen dat ik een rioolrat was, en zo voelde ik me ook een beetje. Ik wilde kunst maken uit drie doden. Toch kon ik dat naast me neerleggen: ik wilde antwoord op de waaromvraag.

Ik stel me daar nu een sketch bij voor: Matthijs van Nieuwkerk die een zelfmoordenaar vraagt: ‘Wat schoot er door je heen?’ De zelfmoordenaar: ‘Een trein.’ Het is bijna tautologisch dat je bij een gelukte zelfmoord nooit de exacte overwegingen en redeneringen die tot de daad leidden zult achterhalen.

Wat dit nog verder compliceert, is dat suïcides vaak in een impuls plaatsvinden. De Groot: ‘Dit is wat je vaak terughoort van mensen die een poging overleefd hebben. Mensen kunnen het zich soms niet eens herinneren. Een suïcidale actie vindt plaats op een moment waarin mensen zich in de val voelen zitten. Op dat moment is het bewustzijn vernauwd, er is sprake van een tunnelvisie. Om dan de verklaring te zoeken vanuit een gezond brein, dat is heel lastig. En kan leiden tot foutieve veronderstellingen.’

Maar ik zou mezelf niet zijn als ik toch die verklaring wilde vinden.

Wat de antwoorden die ik vond teweegbrachten

Dus besloot ik, nu mijn familie geen vragen kon of wilde beantwoorden, de mensen om de zelfmoordenaars heen te benaderen. Sommige van die gesprekken waren ingetogen, een enkel hilarisch, andere nagenoeg zinloos, maar gevoelens van schuld en schaamte bleven altijd aanwezig.

In plaats van een staat van verlossing kwam ik in een degeneratief proces terecht

De waaromvraag veronderstelt altijd een verhaal. Waarom pleegden mijn oom en twee tantes zelfmoord? Ik kwam ongeveer hier op uit: omdat ze depressief waren, omdat een van hen een psychose had, omdat een van hen met drugsproblemen kampte, omdat er een kunstenaar tussen zat, omdat er een zachtaardige tussen zat, omdat niemand sprak in het gezin, omdat ze de onachtzaamheid van het universum voelden en ze daar niet meer mee om wilden gaan.

Bovenstaande opsomming schrijf ik een jaar na publicatie van het boek dat ik schreef op basis van mijn onderzoek. Tegen het einde van mijn zoektocht kwam ik in de hel terecht. Als ik de deur uitstapte, vreesde ik het plotselinge mes van de ex van mijn tante, als ik onder de douche stond dacht ik aan mezelf verhangen. In plaats van in een staat van verlossing kwam ik in een degeneratief proces terecht.

Hoe de waaromvraag mij in de val lokte

Er was nog iets: in het boek schreef ik dat ik worstelde met het zijn van een familiemens en een schrijver. Terugkijkend denk ik dat die tegenstelling wellicht minder belangrijk was dan ik dacht. Want zowel als familieman als als schrijver ging ik op zoek naar details. Ik werd daarbij een halve mysticus.

De onwilligheid van mijn familie om over de geschiedenis te praten (en dan met name mijn tante die me een rioolrat had genoemd), had voor mijn gevoel de traditionele journalistieke methode (feitengaring, betrouwbare biografische informatie opschrijven) om het verhaal te schrijven onmogelijk gemaakt. Daardoor bleef voor mij een literair soort mysticisme over. Ik begon te praten en denken over ‘dichtbij komen’ en ‘de ziel van de familie, de ziel van de zelfmoordenaar blootleggen.’

Maar wat betekent dat feitelijk? Het betekent dat je eindeloos maalt, dat je opstaat met de gedachte aan zelfdoding en ermee naar bed gaat.

Ik noem het mysticisme omdat alle mogelijke details een rol in het onderzoek begonnen te spelen. Ik dacht na over alle boeken die mijn oom en tantes hadden gelezen, alle films die ze hadden gezien, alle mensen die ze hadden gesproken. Ik begon overal tekenen en zinnen te zien.

De Groot herkent dit. ‘We gaan ervan uit dat er een waarom is, een heldere aanleiding. Wat je eigenlijk ziet is dat een groot deel van de suïcides volstrekt vanuit het niets komt. Zelfs als je heel goed gaat zoeken, zie je geen enkele aanwijzing dat iemand met iets worstelt, niks.’

In een doos met nagelaten boeken van mijn tante vond ik bijvoorbeeld een werk van H.P. Lovecraft, de Amerikaanse horrorschrijver. In zijn wereld komen sombere speurneuzen steeds op het pad van mensen die hun verstand zijn kwijtgeraakt. De speurneus duikt in de zaak, en stuit dan op verboden boeken, op aanhangers van mystieke, oeroude goden die onder de oppervlakte van de aarde sluimeren, te wachten tot ze hun corrumperende invloed verder en wijder kunnen uitoefenen.

Het lijkt me een perfecte metafoor voor te diep in de waaromvraag duiken.

Weg met het taboe, geef ruimte aan het verdriet

Tegen het eind van de zoektocht bekroop me steeds vaker de gedachte dat me één ding restte om mijn familieleden volkomen te begrijpen: de poging.

Ik geloofde hoe langer hoe meer dat er maar één manier was om echt de waarheid te achterhalen

De Belgische filosoof Patricia de Martelaere schrijft in (1988) een filosofische duiding van de hang naar zelfdoding die veel schrijvers kennen. Ze noemt Sylvia Plath, Fernando Pessoa, beroemde slachtoffers van de eigen hand.

Ze wil komen tot een theorie over waarom een bepaald soort schrijver, het ‘trieste ras van nagelbijters, dat zich niet goed voelt wanneer het niet schrijft, dat zich geen haar beter voelt wanneer het wél schrijft,’ zo vaak met suïcide geassocieerd wordt, er vaak aan denkt, bovengemiddeld vaak probeert er een eind aan te maken. Zo komt ze denkend uit bij de theorie dat zelfdoding een esthetische voltooiing van het leven is.

Ik was die trieste nagelbijter. Ik geloofde hoe langer hoe meer dat er maar één manier was om echt de waarheid te achterhalen. Blij dat ik niet zo ver ben gegaan.

Foto: Klaus Vedfelt / Getty Images

En nu?

Wat moeten we doen met zelfdoding? Alles wat we kunnen. Aan de nabestaanden moeten we vragen hoe het met ze gaat, wat ze voelen. Ik nam het mijn familieleden in eerste instantie kwalijk dat ze zo gesloten waren, er niet over wilden spreken. Ik spreek velen van hen niet meer, wat triest is. Nu zie ik ook in dat hun zwijgen meer dan alleen koppigheid is. Het is hun manier om om te gaan met leed.

‘Vaak zijn mensen bang dat anderen zullen oordelen over wat hun naaste zich heeft aangedaan,’ legt De Groot uit. ‘Dat psychisch leed kan en moet voorkomen worden. Als je daaronder lijdt moet je met iemand kunnen praten. Voor die mensen is het dan wel belangrijk dat ze de juiste gesprekspartners kiezen, mensen die de juiste vragen kunnen stellen en die goed kunnen luisteren.’

Maar is er dan op onderzoeksgebied hoop? ‘Waar we in het onderzoek naar effectieve preventiestrategieën onder meer mee bezig zijn, is uit grote hoeveelheden data patronen destilleren die iets vertellen via welke processen een suïcide zich voltrekt. Ik richt me daarbij ook op gedrag van hulpverleners om te ontdekken hoe zij met verschillende typen suïcidaal gedrag omgaan. Daarin valt nog veel te ontdekken. Omdat suïcide relatief zeldzaam is, kost dergelijk onderzoek veel geld en tijd.’

Ondertussen moeten we ons volgens De Groot niet bij suïcide neerleggen en tegelijkertijd accepteren dat we uiteindelijk waarschijnlijk nooit zullen weten waarom iemand precies tot die daad is gekomen. ‘Een accepterende attitude is dan misschien niet zo verkeerd. Het kan inderdaad zo zijn dat praten voor jou niet werkt. En dat is oké.’

Dus als we nabestaanden zijn, of gewoon geïnteresseerd zijn in het fenomeen van zelfdoding, laten we dan niet vergeten op tijd te stoppen met nadenken over wat er gebeurd had kunnen zijn, op tijd te stoppen met proberen te achterhalen waarom iemand zoiets heeft kunnen doen.

Het heeft mij gered, denk ik.

Hebben jij of een naaste suïcidale gedachten? Neem in Nederland dan contact op met en in België met

Lees ook: