Adelheid Roosen bestormt met honderd buurtbewoners het theater
Hoe maak je van de stadsschouwburg een buurthuis? Door er met honderd buurtbewoners naartoe te gaan en er zelfs te slapen. Theatergrootheid Adelheid Roosen doet het met haar nieuwe theaterproject De Oversteek. Een gesprek over kunst die niet met de rug naar het publiek staat.
Een van de origineelste theatermakers van dit moment is zonder twijfel Adelheid Roosen (Breda, 1958). Ik probeer haar al enige jaren op de slippen van de rode jas te trappen als ze weer eens een grens overschrijdt. Ze reist de hele wereld over, met of zonder theater in haar koffer. Voor haar projecten is ze letterlijk de stad uitgefietst op zoek naar mensen die over de rand van de samenleving dreigen te vallen. Vaak vrouwen met een allochtone achtergrond, met een dubbele culturele identiteit.
Het heeft tot zeldzaam aangrijpend theater geleid. De WijkSafari bijvoorbeeld, een unieke theatrale tocht door wijken in Amsterdam en Utrecht. Het behoort tot het mooiste dat ik de afgelopen jaren heb gezien.
En waarom? Omdat haar theater bestaat bij de gratie van de ontmoeting. Haar motto: ‘Ik ben er omdat jij er bent.’ Volgens mij creëert Adelheid Roosen telkens een soort toenadering. Confrontaties tussen verschillende werelden zijn steeds het thema.
En nu zoekt ze die rand weer op met het project De Oversteek. Ze bezoekt/bezet met een groep van honderd mensen een avond en een nacht lang de schouwburg van een stad. Alsof het volk De Bastille bestormt, zij het ditmaal in vrede.
Roosen werkt bij dit project samen met Toneelgroep Amsterdam, waar de internationaal gelauwerde regisseur Johan Simons een nieuwe voorstelling verzorgt van Dantons Dood, van Georg Büchner. Hoe toepasselijk: dat stuk handelt over de Franse Revolutie, eind achttiende eeuw, toen het volk de macht greep.
Een gesprek in de zon, over de droom van een betere wereld en de vierde dimensie: dat wat zich tussen mensen afspeelt.