Deze Afrikaanse filosofie inspireert tot een nieuwe soort verbondenheid

Antjie Krog
Schrijfster
Illustratie: Pieter Van Eenoge (voor De Correspondent)

In het Westen denken we graag dat we allemaal autonome individuen zijn. Maar je bent alleen wie je bent door en met anderen. Je bent dus van elkaar afhankelijk.

Eén van de hardnekkigste mythes van de westerse wereld is het idee dat elk individu vrij, uniek en autonoom is. We zijn geobsedeerd door het individu terwijl uit blijkt dat alle mensen voor 99 procent hetzelfde zijn.

Is het dan niet absurd om ons hele bestaan te organiseren rond die ene procent verschil en de 99 procent volledige gelijkenis te negeren - of zelfs te ontkennen?

Maar voor we het gaan hebben over die 99 procent en over de grenzeloze verbinding die hebben met de natuur, de dieren en het universum, wil ik een voorbehoud maken: ik ben een witte Zuid-Afrikaan, opgegroeid in de context van Afrikaner nationalisme en apartheid - en dat laatste is de radicale tegenpool van verbondenheid en saamhorigheid. Over de Afrikaanse filosofie weet ik nog weinig: ik ben het niet aan het uitleggen, ik ben aan het leren.

Maar voor ik daar kom, moeten we eerst teruggaan naar de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie.

Deel 1: Hoe het onderling verbinden zich uit

De Waarheids- en Verzoeningscommissie (WVC) was een instituut dat na de apartheid in Zuid-Afrika werd opgericht, als onderdeel van de overgangsrechtspraak. Het belangrijkste onderdeel daarvan was rechtsherstel.

In Zuid-Afrika kon iedereen die vond dat zijn mensenrechten waren geschonden naar de commissie stappen om zijn verhaal te doen. Daders - schuldig aan moorden, marteling en ontvoering - konden amnestie krijgen als ze eerlijk getuigden over wat ze hadden gedaan.

De hoorzittingen over deze schendingen begonnen op 15 april 1996 en kwamen wereldwijd in het nieuws; veel sessies werden op de nationale tv uitgezonden.

In het prille begin van de hoorzittingen kreeg een vrouw - Cynthia Ngewu, wier zoon Christopher Piet tijdens de apartheid - de vraag hoe ze dacht en voelde over vergiffenis.

Mevrouw Ngewu antwoordde: ‘Verzoening, als dat betekent dat deze man, die Christopher Piet heeft vermoord, weer mens wordt, zodat ik en wij allemaal onze menselijkheid terugkrijgen, dan steun ik het.’

Door hem te vergeven gaf ze hem de kans zijn menselijkheid weer terug te vinden

Het ontrafelen van deze schijnbaar simpele woorden brengt ons akelig dichtbij de diepzinnigheid van onderlinge verbondenheid.

Ngewu’s woorden betekenen op de eerste plaats dat ze begrijpt dat de moordenaar van haar kind kón moorden omdat hij zijn menselijkheid was verloren: hij was geen mens meer.

Ten tweede begreep ze dat ze hem, door hem te vergeven, de kans gaf zijn menselijkheid weer terug te vinden en wezenlijk te veranderen.

Op de derde plaats begreep ze dat het verlies van haar zoon ook haar eigen menselijkheid had geraakt.

Ten vierde begreep ze dat als haar vergiffenis de dader er inderdaad toe zou brengen zijn menselijkheid terug te vinden, zij zelf ook de kans zou krijgen om weer volledig mens te worden.

En zo wijst Ngewu ons op een andere wijze van individu-zijn: op een vorm van verankerd-zijn. Een verankerd persoon reageert anders dan iemand die zichzelf op de eerste plaats beschouwt als een individu.

Onderling verbonden: daders en nabestaanden kijken elkaar in de ogen

Tijdens de zittingen van de Waarheids- en Verzoeningscommissie legden slachtoffers van beide kanten van het conflict getuigenissen af bij hetzelfde forum. Om te snappen hoe radicaal dat is, moet je je een forum voorstellen waar de moeders van de mannen die hun vliegtuigen in de Twin Towers boorden samenkomen, getuigenis afleggen en meeleven met de moeders van de mensen die stierven bij het instorten van diezelfde torens.

Dat wijst erop dat er iets aanwezig is, iets wat tot dusver nooit is benoemd, iets wat breder is en dieper gaat dan het christendom doet (aangezien dat ook sterk aanwezig was in bijvoorbeeld ).

De schrijver noemde dit ‘iets’ ook in zijn toespraak bij het aanvaarden van de Nobelprijs in 1986: hij zei dat er ‘voor de hele wereld een diepe les schuilt in het vermogen van het zwarte ras om te vergeven.’

Dit ‘iets’ is duidelijk verbonden met inheemse Afrikaanse waarden, een wereldbeeld dat bedreigd wordt door westers individualisme en etnocentrisme. Richard Bell zei erover: ‘Ik denk vaak dat dit [het vermogen van het zwarte ras om te vergeven, AK] veel te maken heeft met de ethische grondregels die voortkomen uit hun wereldbeeld en hun oorspronkelijke religies; beide zullen nooit volledig uitgewist worden door de groei van buitenlandse geloven met hun impliciete etnocentrisme.’

Er schuilt een diepe les in het vermogen van het zwarte ras om te vergeven

Wat zijn die ethische grondregels? Kwame Gyekye stelt dat gemeenschapszin ‘karakteristiek is voor het leven in Afrika, een eigenschap waar zowel Afrikaanse als niet-Afrikaanse schrijvers keer op keer op wijzen. Voor velen is deze eigenschap zelfs wat Afrikanen Afrikaans maakt.’

Volgens deskundigen begint deze gemeenschapszin met de volledige aanvaarding van een ondeelbare onderlinge verbondenheid. Iets wat sterker is dan empathie: een manier van zijn, van persoonsvorming door en samen met anderen. Het gaat over de erkenning dat leven een proces van mensvorming is en de erkenning dat een persoon een persoon is door andere mensen. Menselijkheid is niet iets wat je in je eentje kunt hebben, het is iets wat verleend wordt aan jou en alle andere mensen.

Deze onderlinge verbondenheid-die-leidt-tot-eenheid - of Ubuntu, zoals het oorspronkelijk wordt genoemd - is daarom meer dan het theoretische idee dat alles in de wereld met elkaar verbonden is: het is het mentale en fysieke besef dat iemand alleen kan worden wie hij is door de volledigheid of eenheid van alles om hem of haar heen - zowel in tastbare als in metafysische zin. Dit is alleen te bereiken door en met anderen, inclusief onze voorouders en de kosmos.

Onderling verbonden: het ‘ik’ bestaat alleen in de groep

Deze visie op onderlinge verbondenheid heeft ethische implicaties. Het morele doel van Ubuntu, schrijft is ‘volledigheid van menselijkheid: een moreel leven wordt beschouwd als een proces van persoonlijke groei.’ En: ‘Net zoals deelname aan een gemeenschap met anderen essentieel is voor persoonlijke groei, is deelname aan een gemeenschap met anderen ook het motief én de vervolmaking van het proces. Alles wat persoonlijke groei en deelname aan de gemeenschap stimuleert is goed, alles wat het tegenhoudt is slecht.’

Literatuurprofessor Mark Sanders relateert deze vorm van onderlinge verbondenheid aan de westerse filosofie. Als je Ubuntu uitlegt aan de hand van de ideeën van filosoof Emmanuel Levinas over de ethiek van verantwoordelijkheid, zegt Sanders, dan bepaalt Ubuntu hoe de relatie tot de ander een voorwaarde is voor de totstandkoming van het zelf.

In het westerse wereldbeeld vormt het gesprek met het zelf het begin van het denken en het weten. Dat gesprek maakt op zijn beurt een morele entiteit mogelijk. Op dit punt zou een Afrikaans bewustzijn zeggen: ik vorm het zelf op een andere manier.

Natuurlijk is er een ik binnen Ubuntu. Natuurlijk is er een gesprek dat de geest beïnvloedt. Maar de conversatie voer je niet met het zelf, maar met de mensen om je heen. Zelfbewustzijn ontstaat niet door jezelf in tweeën te splitsen, maar door één-in-velen te worden, door als het ware uitgestrooid te raken over de mensen om je heen.

Voor westerlingen ligt het vertrekpunt binnen het individu, en is de beweging gericht op het zelf. Voor Afrikanen ligt het vertrekpunt ook binnen het individu, maar is de beweging gericht op de gemeenschap en de kosmos.

Hoe radicaal deze vorm van onderlinge verbondenheid zou kunnen zijn, wordt duidelijk als we een aantal oude Afrikaanse teksten erbij nemen.

Deel 2: Radicale uitingen van een onderling verbonden zelf

De erudietste vorm van dit ‘bewustzijn van het zelf’ die ik ooit ben tegengekomen, is die van het /Xam-volk. Dat volk vormde een subgroep van de Zuid-Afrikaanse San (ook wel Bosjesmannen genoemd) en leefde in de dorre Noord Kaap-provincie, als één van de laatste generaties jager-verzamelaars.

Voordat in de negentiende eeuw het leefgebied en de taal van de /Xam volledig uitgeroeid raakten door witte boeren, legden de Berlijnse linguist Wilhelm Bleek en zijn schoonzus Lucy Lloyd de taal, gebruiken en verhalen van de /Xam vast. Ze publiceerden hun bevindingen in 1911 in een boek, Specimens of Bushman Folklore.

Eén van de liederen van deze groep zou het beroemdste lied worden van alle /Xam-liederen. Díä!kwãin, een regendanser, beschrijft erin hoe witte mensen de verbondenheid van de /Xam met hun land hebben doorbroken. Door de invasie van de boeren kunnen de /Xam het snaargeluid van het instrument waarmee ze de regen oproepen niet meer horen: ze zijn ervan afgesneden. De verbinding is verbroken, en sindsdien ligt het land voor ze als een vreemd, gapend gat.

Alsof hij zegt: het zijn mensen die ons te gronde richten!

Díä!kwãin begint het lied op een buitengewone manier: ‘Het waren mensen die / de snaar voor mij braken’. Alsof hij zegt: kun je het je voorstellen, het zijn mensen die ons te gronde richten! Menselijke wezens die zichzelf mensen noemen!

Na het lied stond in het boek de volgende opmerking tussen haakjes: ‘Dit klaaglied werd gezongen na de dood van een medicijnman en regendanser. Hij stierf aan de gevolgen van een schotwond toen hij ‘s nachts als leeuw ronddwaalde.’

Van een regendanser veranderen in een leeuw en weer terug - wat moeten we daarvan maken? In de eeuw dat deze teksten werden vastgelegd, kwam de wetenschap op en werden dit soort beschrijvingen uiteraard beschouwd als bijgeloof.

Maar dankzij diezelfde wetenschap weten we tegenwoordig dat we niets meer zijn dan sterrenstof, dat niets van wat wij fysiek zijn ooit volledig verdwijnt, maar dat alles door de aarde wordt hergebruikt in eindeloze variaties. De /Xam lijken dit te hebben begrepen.

Radicale uitingen: de San hoorden, zagen en roken het verborgene

In augustus 1875 legde Díä!kwãin namelijk uit hoe wezens door te sterven op een naadloze manier in het universum opgaan: ‘Als we sterven waait de wind, onze eigen wind waait; want wij die mensen zijn, wij bezitten wind; we maken wolken als we sterven. En dus als we sterven, doet de wind stof opwaaien, want hij wil waaien, onze voetstappen wegblazen en onze bitterheid hangt in de lucht als we sterven.’

Op een andere plek zegt Díä!kwãin dat de San niet alleen bavianen kunnen verstaan, maar ook dat ‘bavianen San spreken.’ Met andere woorden: je spreekt niet als een baviaan, je spreekt baviaans.

De archeoloog Jeremy Hollmann probeert het praktischer uit te leggen door te stellen dat de dieren voor de San een verlengstuk van hun zintuigen zijn. ‘Door het gedrag van dieren te bestuderen, zijn de /Xam niet beperkt tot hun eigen zintuigen maar kunnen ze die van andere diersoorten gebruiken.’ Hollmann denkt dat de /Xam door zo intens hun aandacht op dieren te richten, dingen konden zien, horen en ruiken die normaal gesproken aan mensen voorbijgaan.

De /Xam-medicijnman //Kabbo geeft een andere verklaring voor deze symbiose, namelijk een zelf dat volledig onderling verbonden is: ‘De boodschappen van de San zitten in hun lichaam. Zij [de boodschappen, AK] spreken, ze bewegen, ze brengen de lichamen [van de San, AK] in beweging. We lezen onze lichamen. Tussen de bomen en de groene beekjes heb je met je lichaam de springbok gezien.’

Uit deze negentiende-eeuwse teksten van jager-verzamelaars kunnen we ten minste drie eigenschappen van een onderling verbonden zelf vermoeden. Ten eerste het radicale fysieke vermogen van ‘het zelf’ om te transformeren van een mens in een dier, of van een dier in een mens. Ten tweede: de erkenning dat er via trillingen een verbintenis is tussen ons lichaam en een universum. En op de derde plaats is het niet slechts een mentale opvatting van empathie of van nauwkeurige observatie; het is een dagelijks bewustzijn van ons lichaam, een fysieke eenwording met een universum waarin we leeuw spreken, waarin we met ons lichaam wind, stof en wolken maken en waarin we het komen en gaan van dieren kunnen lezen.

Deel 3: De gevolgen van een onderling verbonden zelf

We hebben gekeken naar het zelf dat door de gemeenschap van het universum wordt gevormd en hervormd, het vermogen van het zelf om volledig te worden waar het aan verbonden is; een zelf dat niet alleen mentaal maar ook fysiek bestaat, een zelf dat zo één is met het universum dat het er letterlijk deel van uit kan maken. Dus wat betekent dat alles voor zo’n zelf?

Een paar voorbeelden.

Het verschil tussen vergiffenis en verzoening. Er is al veel geschreven over het verschil tussen vergiffenis (het persoonlijk loslaten van wrok en het verleden) en verzoening (wederzijdse toewijding aan een ethisch betere toekomst). De twee concepten zijn niet per se verbonden: je kunt vergeven zonder te verzoenen, of verzoenen zonder te vergeven.

Maar binnen het concept van onderlinge-verbondenheid-die-leidt-tot-volkomenheid kunnen vergiffenis en verzoening nooit los van elkaar worden gezien. Ze zijn niet alleen nauw verbonden maar ook wederzijds afhankelijk: het een is het begin van een wordingsproces, terwijl het ander de cruciale volgende stap is in dit wordingsproces.

Om tot een volledig zelf te kunnen groeien, tot een volledig persoon, moeten het vragen om vergiffenis én de vergiffenis zelf leiden tot herstel, tot verzoening en uiteindelijk tot een volledigere persoonlijkheid voor beide partijen. Vragen om amnestie is de eerste stap in dit proces van re-humanisering: het betekent toegeven dat je kwaad hebt aangericht, en vervolgens vragen of de ander jou kan vergeven.

Nelson Mandela. Als Mandela wordt geportretteerd, is er vrijwel nooit aandacht voor zijn eigen persoonlijke en terugkerende nadruk op onderlinge verbondenheid. Het bekendste voorbeeld van Mandela’s opvatting van Ubuntu is zijn verklaring in de rechtbank tijdens het Rivonia-proces op 20 april 1964: ‘Ik heb gevochten tegen witte overheersing en ik heb gevochten tegen zwarte overheersing. Ik koester het ideaal van een democratische en vrije samenleving waarin alle mensen in harmonie en met gelijke kansen samen leven. Het is een ideaal waar ik voor hoop te leven en dat hoop ik werkelijkheid wordt.’

Regenboognatie: de kleuren lopen continu in elkaar over. Geen enkele kleur is dominant

Deze woorden worden beschouwd als de ultieme niet-rasgebonden verklaring, hoewel het in werkelijkheid de ultieme verklaring van onderlinge verbondenheid is, waarbij Mandela de onderlinge-verbondenheid-die-leidt-tot-eenheid (Ubuntu) beschouwt als een voorwaarde.

Regenboognatie. Deze kreet, bedacht door aartsbisschop Desmond Tutu, is de meestgebruikte en meest bekritiseerde omschrijving geworden binnen het discours over Zuid-Afrika. Tegelijkertijd is het een van de weinige echt originele metaforen die het land heeft voortgebracht. Het beeld van de regenboog wordt belachelijk gemaakt omdat er wit noch zwart in zit, en veroordeeld omdat het Zuid-Afrikanen wil indoctrineren dat ze in een vredig land leven - terwijl de misdaad-, verkachtings- en moordcijfers torenhoog zijn.

Toch bewijst de wetenschap achter de regenboog dat deze in werkelijkheid een vrijwel perfecte metafoor is voor onderlinge verbondenheid: de regenboog is een continuüm van kleuren - er zijn geen afgescheiden of ondoordringbare kleurstroken.

De kleuren lopen continu in elkaar over. Geen enkele kleur is dominant. Alle druppels, hoe klein ook, reflecteren en breken het volledige regenboogspectrum - allemaal. Terwijl de druppels vallen, zien jouw ogen miljoenen druppels die maar één kleur reflecteren, dan een andere kleur, dan nog een andere, totdat je de hele regenboog in zijn iconische vorm ziet.

Maar om de hele regenboog te kunnen zien, moeten alle druppels altijd volledig verspreid zijn. Met andere woorden: onderlinge verbondenheid is volledige en complete onderlinge verbondenheid.

De gevolgen: je gaat een onverbreekbare verbondheid aan

Misschien is het tijd om te zoeken naar manieren van onderlinge verbondenheid die we ons nog niet kunnen voorstellen, om zo diepgaand herovertuigd te worden van de complexiteit ervan, en zo opnieuw te worden opgevoed.

Als we een begin willen maken met leven volgens Ubuntu, moeten we de belemmerende houding van de westerse filosofie minimaliseren, met zijn totale focus op het individu. Hoe briljant westerse filosofen ook mogen formuleren, hoe raak Levinas ook het ethische antwoord van het zelf omschrijft: we moeten veel van dit soort dingen achter ons laten aangezien ze de eeuwige westerse binariteit versterken, het Ik en Jij, de Jij als de Ander.

Bovenal: het doet lijken alsof je een keuze hebt, dat je ervoor kunt kiezen de ander te negeren of met hem mee te leven. Maar ware onderlinge verbondenheid gaat uit van een bijna hulpeloze, onvrijwillige en onverbreekbare verbondenheid.

Het is belangrijk om het verschil te begrijpen tussen een ethisch gebod dat afkomstig is van het individuele gezicht tegenover je en het ethische gebod om op te gaan in een web van onderlinge verbondenheid. In het westerse wereldbeeld kan het individu reageren op de bedelaar, de moordenaar of het ondervoede kind, door liefdadigheid, door mee te leven, door te geloven dat je je buurman lief moet hebben zoals je jezelf liefhebt, door solidair te zijn, of door te beseffen dat het ware zelf zich alleen toont in respons tot de ander. Maar let op: Levinas laat ons een keuze. Onderlinge verbondenheid doet dat niet - je kunt er niet voor kiezen geen navelstreng te hebben.

Maar hoe? Laten we alle goede raad in de wind slaan en het onbekende betreden, stoutmoedig, misschien een beetje gek, maar vooral: dapper. Misschien moeten we op de eerste plaats het beste dat de Afrikaanse onderlinge verbondenheid heeft voortgebracht volgen. Aanvaarden dat we allemaal onderling verbonden zijn, dat Europa bijvoorbeeld zijn wortels heeft in, afkomstig is en onderdeel is van Afrika - en vice versa.

De tweede stap is nog verder te gaan dan Zuid-Afrikanen al zijn gegaan, namelijk door te delen. Niet uit liefdadigheid, maar door werkelijk te delen wat je maar hebt en ook te delen in wat de ander maar mag hebben. Om dit te laten gebeuren zouden alle grenzen in de wereld open moeten op één voorwaarde: een volle aanvaarding van onderlinge verbondenheid - wat ook betekent dat we eerlijk delen met vrouwen en iedereen in de LGBTQIA-gemeenschap. Alles binnen deze grenzen van onderlinge verbondenheid moet worden gedeeld.

Misschien hebben we de regenboog verkeerd beschouwd als een symbool van een redding

Ten derde kunnen we ook over deze grenzen heengaan en de intolerante ruimtes opzoeken, de bevoorrechte, hebberige, gewelddadige plekken en welvarende paradijzen, om daar de onderlinge verbondenheid te verspreiden en volgens de onderling verbonden filosofie te leven. Door actief buitensluiting te ondermijnen - en tegelijkertijd intolerantie aan te pakken zonder zelf ooit intolerant te worden of intolerantie te vieren als iets waar we voor staan. Misschien hebben we al die tijd de regenboog verkeerd beschouwd als een symbool van een redding. Misschien werd er juist wel de complete onderlinge afhankelijkheid van de hele wereld mee bedoeld.

Dit is natuurlijk een moeilijke stap om te zetten. Zij die in de ruïnes van het individualisme leven, bouwen muren en bewaken de grenzen, zodat ze met hun verstikkende privileges de mensheid verder kunnen vernietigen. Maar de gerafelde en uit de grond getrokken wortels van het Ubuntu-bewustzijn krullen om en vormen een vuist in het gevecht tegen een gewelddadige, hebzuchtige en onverschillige wereld.

Veel van onze hoop ligt bij de wetenschap. Misschien dat onderzoek naar onze fysieke onderlinge verbondenheid, naar de manier waarop zon en maan en dampkring onze lichamen beïnvloeden, naar de invloed van de natuur op ons, naar hoe het welzijn of lijden van anderen onze cellen diep in beweging brengt, misschien dat dat onderzoek ons er eindelijk van zal overtuigen dat we geen andere keus hebben - dat we voor 99 procent hetzelfde zijn, is doorslaggevend.

De gevolgen: de bedelaar en de moordenaar, dat zijn wij

Ik heb het over iets wat meer is dan empathie, meer dan ‘bij’ iemand zijn in gedachten, meer dan liefdadigheid of solidariteit. Ik heb het over bevrijd worden door opgeslokt te worden door een meervoud van zelven. Volgens de regels van de onderlinge verbondenheid zijn we al de bedelaar, de soldaat, de moordenaar, het ondervoede kind; we zijn al stervende binnen de onrechtvaardige systemen van de wereld.

We hebben dus geen keus: we moeten vechten om onze verarmde levens te verbeteren, verandering af te dwingen; we moeten huizen, straten, steden, landen en hulpbronnen opengooien en voor iedereen net zo beschikbaar maken als de vrije lucht.

Als iemand sterft, sterven er ook in jouw eigen lichaam cellen. Met andere woorden: mijn lichaam voelt het als de ander honger lijdt, als die moet vluchten in angst en wanhoop, ik voel zijn opbollende wolken tot in mijn ruggegraat. Ik ben de bedelaar, ik spreek leeuw, ik sneeuw, ik hoor de boom schreeuwen naar de zaag.

Natuurlijk zou de weerloosheid van alles ondraaglijk zijn, maar dat is goed: je bent reddeloos veroordeeld om er deel van uit te maken. Het knokige, sterfelijke lichaam dat we geërfd hebben trilt mee met alle overdadigheid van de wereld.

Dit verhaal is vertaald uit het Engels door Hans Pieter van Stein Callenfels.

Meer over de Afhankelijkheidsverklaring: