Aan de rand van Europa is dit het gevolg van de angst voor Rusland
Sinds de Russische annexatie van de Krim maken ze zich ook in Estland, Letland en Litouwen zorgen. Ik reisde door de Baltische staten en zag hoe meisjes van dertien, motorbendeleden en godsdienstdocenten elkaar vinden in paramilitaire groepen.
Ze staan keurig achter elkaar in de rij, wachtend op hun ontbijt, kom in de hand, legerkisten aan de voeten. Jonge jongens zijn het, sommigen zien er nog uit als kinderen, ook al lijken ze ouder door hun uniform. Ze maken geintjes en pakken met een slaperig hoofd hun rugzak in.
Om 08.30 uur precies klinkt het bevel: allemaal opstellen op het basketbalveld. De jongens rennen naar buiten, het plein op van de school in Gargždai, een plattelandsplaatsje in het westen van Litouwen. Sommigen hebben hun lepel nog vast, hun mond vol ontbijt.
Ze worden opgewacht door Vidas Verbilis, een veertiger die heeft gediend in het Litouwse leger. Hij is instructeur bij de Lietuvos Šaulių Sąjunga (de Litouwse Schuttersvereniging), de enige paramilitaire organisatie van Litouwen die is opgericht aan het eind van de Eerste Wereldoorlog.
In reactie op de Russische annexatie van de Krim in 2014 zijn de paramilitairen bezig aan een sterke comeback. Ze vrezen de agressie van buurland Rusland en trainen om hun land te verdedigen.
Zo verdubbelde de militie in ledental de afgelopen jaren. Op dit moment heeft de groep ruim tienduizend leden, het merendeel jongeren. Daarmee is de groep bijna half zo groot als het reguliere Litouwse leger.
En de groei is niet alleen een Litouws fenomeen: in buurlanden Estland en Letland trekken paramilitaire groepen elke dag nieuwe leden.
Waarom de groepen zo groeien
De angst voor een mogelijke Russische invasie wordt aangewakkerd door regeringsleden als de Litouwse minister van Defensie Raimunas Karoblis. ‘We worden bedreigd door Rusland,’ zei hij in april in The Guardian.* ‘De Russen zeggen dat onze hoofdstad Vilnius niet bij Litouwen hoort, omdat hij tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd bezet door Polen. Allemaal verleden tijd natuurlijk, maar Rusland gebruikt dit als excuus.’
De Baltische staten zijn nog maar kort onafhankelijk, legt onderzoeker Michael Kofman uit als ik hem vraag naar een verklaring voor de groei van de organisaties. ‘Jongeren worden makkelijk beïnvloed door nationalistische idealen en programma’s, zeker nu overal in Europa het nationalisme sterker wordt.’
Het verschilt per land hoe zulke verenigingen zich tot het leger verhouden. De Litouwse Schuttersvereniging is formeel onafhankelijk, maar het Litouwse leger stuurt regelmatig instructeurs om de vrijwilligers te trainen en organiseert soms oefeningen. In Letland is de Nationale Garde, een vergelijkbare paramilitaire organisatie, zelfs formeel onderdeel van het leger. Net als in Estland de Defensieliga.
Voor de duidelijkheid: dit gebeurt allemaal binnen de grenzen van de Europese Unie en onder de neus van een groeiende NAVO-troepenmacht. In elk ander EU-land zouden dit soort paramilitaire activiteiten met argwaan worden bekeken.
Niet in de Baltische staten. Hier vinden veel mensen dat deze groepen positief bijdragen aan de cohesie en de veiligheid van het land.
Litouwen: een plastic geweer voor het marcheren
Ongeveer de helft van de vrijwilligers van de Litouwse Schuttersvereniging is onder de achttien. Het zijn jongens en meisjes die elkaar treffen in trainingskampen, van dorp naar dorp reizen, soms twintig, dertig kilometer door het bos lopen, over velden, op onverharde wegen, met een rugzak die soms meer weegt dan zijzelf. Ze leren over militaire strategieën, schieten met luchtbuksen en oefenen met plastic geweren hoe ze moeten marcheren.
In Gargždai vertellen instructeurs me dat het allemaal niet meer voorstelt dan een scoutingkamp. Ik ben zelf nooit scout geweest, maar kan me niet herinneren dat mijn vrienden die wel op scouting zaten ooit in een militair uniform door het bos struinden, helm op, met een zware rugzak, een luchtbuks in de hand. Of dat ze als echte soldaten door de straten patrouilleerden.
Iedereen, van jong tot oud, geeft hetzelfde antwoord als ik vraag waarom ze zich aansluiten: uit liefde voor hun land. Sommigen gaan zelfs nog verder, zoals de zeventienjarige Eric, een van de oudsten van het kamp, die zegt dat hij ‘er klaar voor wil zijn als de vijand [Rusland, TC] dit land binnenvalt.’
De groei van deze paramilitairen gaat hand in hand met het groeiende nationalisme in de regio. Maar als je de militieleden vraagt naar hun politieke overtuigingen, zeggen ze allemaal: ‘Wij zijn apolitiek.’
Letland: meer paramilitairen dan soldaten
Ik rijd verder naar het noorden. Ook in Letland sluiten steeds meer jongeren zich aan bij de aan paramilitairen gelieerde jongerenorganisaties. Als ik over een onverharde weg rijd, ongeveer vijftig kilometer van de hoofdstad Riga, duikt een groepje jongeren op uit het bos.
Ze hebben net een oefening afgerond met dertig volwassen mannen. Hun taak was een gijzelaar te bevrijden uit de handen van ‘vijandige’ militairen. Ze zijn lid van de Jongerengarde. Dat is de jongerenafdeling van de Nationale Garde. Deze Letse paramilitaire beweging heeft meer dan achtduizend leden - twee keer zoveel als het reguliere Letse leger.
In een ander bos, net buiten het westelijk gelegen Talsi, heeft Arvis (14) vier dagen doorgebracht met tweehonderd anderen. Het programma: rennen, opdrukken, leren navigeren in het donker en het volgen van nationalistische lezingen. Later wil hij militair worden, vertelt hij terwijl zwetend de muggen van zich afslaat. ‘Ik wil me inzetten voor mijn land, ik ben een patriot.’
Estland: schietlessen voor vrijwilligers
Ik rijd nog verder naar het noorden. In een veld op het Estse platteland springen zo’n vijftien mensen - man en vrouw, jong en oud - uit een vrachtwagen, een aanvalsgeweer in hun hand.
Een commandant schreeuwt orders. De vrijwilligers van de Estse Defensieliga moeten op doelen op vijfentwintig en vijftig meter afstand schieten.
‘We komen hier twee keer per week om te oefenen met schieten,’ zegt commandant Lupanov. ‘Dan kunnen de vrijwilligers het reguliere leger ondersteunen, als dat nodig blijkt.’ Ook hij ziet zijn beweging groeien, vooral met jongeren.
De 38-jarige Pavel Gordijevski is een van de ouderen. Hij heeft Russische ouders, maar is naar eigen zeggen een echte Estse patriot.
Hij vertelt dat hij en de anderen van de Defensieliga hun wapens mee naar huis nemen. ‘We laten ze niet in het wapendepot. Want bij onlusten is ons hoofdkwartier het eerste doelwit.’
Dit verhaal is uit het Engels vertaald door Hans Pieter van Stein Callenfels
Wij hebben aan dit verhaal na publicatie meerdere aanpassingen gedaan. Klik hier als je die allemaal wilt lezen. In een aparte notitie beschrijven we nog waarom.