Heb meelij met de verweesde bankier
Onder de titel ‘Het verweesde bankwezen’ organiseerde debatcentrum De Balie in Amsterdam twee weken geleden een bijeenkomst over de toekomst van de bancaire sector. Het was de eerste grote publieksdiscussie tussen bankiers en hun criticasters sinds het uitbreken van de Grote Financiële Crisis in september 2008. De Balie zat dan ook vol – hoewel bankiers in de meerderheid waren.
Ik was een van de criticasters die onder leiding van Felix Rottenberg met Wilfred Nagel van ING en Maurice Oostendorp van SNS in discussie mocht. Belangrijk, goed, leerzaam, voor herhaling vatbaar – en toch heb ik er een vieze nasmaak aan overgehouden.
Neem de titel. ‘Verweesd’ is sinds Pim Fortuyn het in 1995 als adjectief voor ‘samenleving’ zette, een door en door politiek begrip geworden. Wie iets als ‘verweesd’ aanduidt, bedoelt daarmee dat een bevolkingsgroep, een gedachtegoed, een generatie of – in dit geval – een sector, onterecht in het verdomhoekje terecht is gekomen.
Het suggereert tevens dat iemand daar schuld aan heeft. De samenleving van Fortuyn was verweesd omdat de ‘Paarse elite’ zich van de zorgen van de gewone man in de wijken had afgewend. Het gedachtegoed van Fortuyn is verweesd omdat niemand van de politieke elite zich uitdrukkelijk als erflater durft op te werpen – en ook niemand het durft af te wijzen, maar dat terzijde. Jonge generaties zijn verweesd, omdat het gezag (ouders, overheid, docenten) zich wentelt in liefdeloze onverschilligheid en hen aan hun lot overlaat.
En nu hebben we dus verweesde bankiers; verstoten door politiek en samenleving. De stakkers. Zouden de programmamakers van De Balie serieus menen dat het maatschappelijke wantrouwen jegens banken en bankiers onterecht is? Dat ze lang genoeg in het strafbankje hebben gezeten? Dat ze genoeg boete hebben gedaan?
En nu hebben we dus verweesde bankiers; verstoten door politiek en samenleving. De stakkers
In ieder geval was dat de zalvende eerste zin van Felix Rottenberg: ‘We gaan hier vanavond niet in walging en woede terugkijken, maar in constructieve gezamenlijkheid nadenken over hoe de bancaire toekomst eruit moet zien - want banken hebben de samenleving net zo hard nodig als de samenleving banken, toch?’
Daarmee was de toon gezet: zand erover, nieuw begin, schone lei. Zo kon het gebeuren dat ik die avond nooit een reactie heb gekregen op mijn constatering dat de heren er toch echt een enorme klerezooi van hebben gemaakt, die ons direct 125 miljard en indirect negen jaar aan weggegooide welvaartsgroei heeft gekost.
Zo kon het gebeuren dat Wilfred Nagel van ING wegkwam met een flauw grapje toen Kees Vendrik, voormalig Kamerlid van Groenlinks, nu lid van de Rekenkamer, hem voorhield dat de banken met de grote kladderadatsch die zij hadden veroorzaakt, voor tien jaar de politieke agenda hadden bepaald (bezuinigen).
Zo kon het gebeuren dat niemand van zijn stoel viel toen Nagel memoreerde dat ING voor 30 miljard euro heeft uitstaan bij het Nederlandse midden- en kleinbedrijf en dat dat getal tijdens de crisis nauwelijks is gedaald. 30 miljard? Op een balanstotaal van 810 miljard? Door de rechtsopvolger van de NMB, de Nederlandse Middenstandsbank?
En zo kon het gebeuren dat niemand memoreerde dat de twee bankiers op het podium een factor tien meer aan salaris beuren dan de twee hoogleraren – Sweder van Wijnbergen en ondergetekende – en dat je dus niet alleen mag hopen dat zij meer weten over hun eigen bank dan hun criticasters, maar dat zij dus ook een groot belang hebben bij het toedekken van een desastreus verleden.
Ik weet niet wat er allemaal vooraf tussen ING en De Balie is afgesproken, maar op deze manier wordt het dus niets met die dialoog. Eerst maar eens een rondborstig mea culpa, heren. Daarna praten we verder.