Hoe wereldkampioen Duitsland nog veel beter gaat voetballen
Duitsland is de topfavoriet voor het WK voetbal van volgend jaar. En er wordt alleen maar méér Duits voetbaltalent gevonden, als het aan de man ligt die in de jaren negentig de Duitse voetbaltoekomst herschreef.
De rest van de voetbalwereld is gewaarschuwd: het Duitse voetbal, nu al dominant, gaat waarschijnlijk alleen nog maar beter worden.
De Duitse competitie is kerngezond, Duitse clubs floreren, Duitse trainers inspireren, en de geweldige, van talent bulkende nationale ploeg is topfavoriet om volgend jaar wereldkampioen te worden, en dan als eerste land na Brazilië (1958 en 1962) twee keer achter elkaar het WK te winnen.
Maar zelf zien de Duitsers nog ruimte voor verbetering.
Een van de twee grondleggers van het huidige Duitse succes - Ulf Schott, hoofd jeugdvoetbal van de voetbalbond DFB - denkt namelijk dat er ‘nog steeds volop talent verloren gaat in Duitsland.’
‘Slechts een klein deel van de talentvolle spelers in Duitsland krijgt de opleiding die hij verdient,’ vertelde Schott me recent. ‘Dat komt omdat in de opleidingen van de profclubs maar plaats is voor een heel klein groepje spelers.’
‘We werken eraan om het aantal goede opleidingsplekken te verdubbelen, met name in de Derde en Vierde Bundesliga. Als we dat doen, dan denk ik dat we nog meer potentiële topspelers zullen opleiden.’
Geachte rest van de voetbalwereld, hier spreekt wereldkampioen Duitsland: You ain’t seen nothing yet.
Het simpele inzicht dat het Duitse voetbal voor altijd veranderde
In een hotellobby in Bochum, tijdens een trainerscongres, vertelt Schott over zijn werk, bijna fluisterend, alsof hij niet wil dat anderen horen dat hij over zichzelf praat.
Zelf zou Ulf Schott namelijk nooit zeggen dat het beste van het Duitse voetbal er nog aan moet komen. Zelf zou hij zijn werk ook nooit omschrijven als revolutionair.
Maar een revolutie was het, die hij en zijn toenmalige baas Dietrich Weise eind jaren negentig begonnen, en die zou leiden tot de recente grote successen van de Duitse nationale ploeg.
Toen, in de donkere dagen van het Duitse voetbal, toen de DFB een matige Braziliaanse spits met Duitse voorouders moest naturaliseren om een fatsoenlijke ploeg op te stellen, begonnen zij de zoektocht naar wat volgens Weise wel moest bestaan - het onontdekte talent van een voetbalgekke natie.
‘Een aantal hysterische mensen deed alsof we geen talentvolle spelers meer zouden hebben,’ vertelde Weise (82), toen ik hem recent belde. ‘Alsof er iets fundamenteels mis was met het Duitse voetbal. Maar dat was onzin. Een land met zoveel voetballers als Duitsland heeft altijd talent. Het probleem was dat we dat talent niet vonden.’
Zo simpel was het. In 1997 schreven Weise en Schott in opdracht van de DFB een plan om die spelers op te sporen. Die 26 A4’tjes, getiteld Massnahmen zur effektiven Talentsichtung und Talentförderung im Deutschen Fussball-Bund, waren de broncode van een talentopsporingsprogramma van ongekende grootte en effectiviteit.
Twintig jaar na dato kan het contrast met de magere jaren niet groter zijn. Bondscoach Joachim Löw hoeft niet te schrapen, maar heeft die Qual der Wahl, de kwelling van de keuze.
De ambitie om vooral niet af te gaan
Het probleem van het Duitse voetbal in de jaren negentig was dat de jeugdspelers jarenlang weinig kansen hadden gekregen. Dat kwam omdat clubs liever kant-en-klare spelers kochten dan dat ze investeerden in de jeugdopleiding.
‘Het probleem van toen is een probleem van alle tijden,’ zegt Weise aan de telefoon. ‘Volwassenen onderschatten bijna altijd de mogelijkheden van de jeugd. Ze verwachten snel resultaat, en als dat niet komt, dan zeggen ze dat de jeugd niet deugt, dat ze niet ambitieus genoeg is.’
‘Dat is wat de clubs in de jaren negentig deden. Ze hadden geen geduld. Maar dat die volwassenen zelf ook de tijd nodig hadden, vroeger, dat vergeten ze.’
Als er geen geld naar het jeugdvoetbal gaat, als binnenlands talent niet wordt gestimuleerd, dan voel je dat uiteindelijk in de nationale ploeg. Op het WK 1998 werd dat voor het eerst duidelijk. Een stokoude Duitse ploeg ging daar inspiratieloos ten onder.
En omdat er nauwelijks talentvolle spelers in aantocht waren, zag de toekomst van het Duitse voetbal er bleek uit - op een waardeloos moment bovendien. De DFB had namelijk de ambitie uitgesproken om het WK van 2006 te organiseren. Uit die ambitie volgde vrij snel een andere ambitie: niet afgaan voor het oog van de wereld.
Het hoofdkantoor in Frankfurt wist wat er nodig was: er moesten goede spelers gekweekt worden.
De moeilijkere vraag was: wie wist hoe dat moest?
De droom van kinderen in stand houden
Het antwoord op die vraag bleek Dietrich Weise.
Weise was bondscoach van Liechtenstein toen hij eind 1996 vanuit Frankfurt werd gebeld. Hij was de laatste Duitse jeugdtrainer die succes had gehad met nationale jeugdploegen, begin jaren tachtig.
Voor de probleemanalyse had hij niet lang nodig. Hij ergerde zich al twee jaar aan de lamlendige jeugdscouting in Duitsland. Het talent was er wel, maar niemand keek ernaar om.
Weise rekruteerde een jonge assistent - een 27-jarige ex-prof en vers afgestudeerde sportwetenschapper met de naam Ulf Schott - en samen keken ze waar dat onzichtbare talent zich moest bevinden.
De manier waarop ze dat deden was nogal simpel, vertelt Schott. ‘We pakten een grote kaart van Duitsland, zetten stickers op plekken waar profclubs met jeugdopleidingen zaten. Midden in de witte plekken, waar dus niet naar talent werd omgekeken, plaatsten we prikkers. Daar moesten we zijn.’
Op die plekken zetten ze inmiddels beroemde steunpunten (Stützpunkte) neer. Twee à drie trainers kregen een kantoortje bij een amateurclub, en zochten in de omgeving naar de talentvolle spelertjes van wie Weise altijd al vermoedde dat ze bestonden.
De kern van de gedachte, zegt Schott, ‘was om de droom van elk kind om voetbalprof te worden levend te houden. Om bij die spelers iets te doen ontbranden: de zin om beter te worden.’
De verkwisting van talent tegengaan
Op de steunpunten kregen de spelertjes één extra training per week - wat weinig lijkt.
En dat was ook de kritiek die Weise en Schott kregen. ‘Al dat geld voor één uur extra? Voor spelers die het toch niet zouden redden?’ zegt Schott. ‘We investeerden in losers, zei men.’
Schott en Weise zagen het anders. Van twee naar drie keer trainen per week is een toename van 50 procent. En omdat die kinderen nog niet bij een profclub trainden, kwam het neer op een verdubbeling van de groep kinderen die een serieuze voetbaltraining kreeg.
Bovendien boden de steunpunten een andere vorm van training. Bij hun clubs was de training een middel om in het weekend een wedstrijd te winnen.
Schott: ‘Op het steunpunt ging het ons om techniek, om vaardigheden, om balcontacten, om individuele ontwikkeling. Spelers met techniek, die hadden jullie, de Nederlanders, en de Fransen. Dat wilden wij ook.’
De vicieuze cirkel van voetbalincompetentie
Tussen 1997 en 2000 zetten Weise en Schott over het hele land zo’n honderd Stützpunkte op. ‘We hadden er meer willen opzetten, want er waren nog steeds veel witte plekken op onze kaart. Maar het was ook duur.’
Dat veranderde na het EK 2000. De slechtste en oudste Duitse nationale ploeg won geen enkele wedstrijd. Niet veel later werd het WK binnengehengeld. De ambitie om niet af te gaan werd weer urgent. Er moest worden ingezet op het jeugdvoetbal, zeiden velen.
En dat was niet per se gunstig, zegt Schott.
‘Het probleem is dat er een dynamiek kan ontstaan die alles kan veranderen. Opeens roerden zich allerlei mensen die geen verstand hebben van jeugdvoetbal, maar er plots toch sterke meningen over hebben. Dat was een potentieel gevaar.’
Toch had het in dit geval geen verkeerde invloed. Sterker, er was opeens ook steun voor de tweede stap van Weise en Schotts plan: het versterken van de jeugdopleidingen van de Duitse clubs.
Als je spelers gaat zoeken, ga je spelers vinden
In 2001 verplichtte de DFB de clubs van de Bundesliga een jeugdopleiding te hebben - in het Duits Nachwuchsleistungzentrum (letterlijk ‘nakomelingenprestatiecentrum’), afgekort tot NLZ (en-el-tsjet).
De ‘NLZ’s’ moesten bovendien voldoen aan bepaalde criteria, en hoe beter de clubs daaraan voldeden, hoe meer subsidie ze konden krijgen van de DFB.
Het stimuleren van de marktwerking werkte. Eenmaal in het verplichte bezit van een jeugdopleiding, met scouts en trainers en alles erop en eraan, gingen de clubs op zoek naar talent. En toen ze gingen zoeken, vonden ze het ook.
De erkenning voor het werk van Schott en Weise kwam tijdens het WK in 2010, vertelt Schott, toen een jeugdig elftal met enkele Stützpunkt- en en-el-tsjet-spelers de show stal met enkele geweldige wedstrijden.
‘Vanaf dat moment twijfelde niemand meer. Sterker, sindsdien is het werk in de opleidingen geïntensiveerd.’
Toptrainers als bijkomstigheid
Een geweldig artikel uit Die Zeit - vrij vertaalde titel: ‘Het plan om het hotseknotsbegoniavoetbal af te schaffen’ - zette het werk van Schott en Weise in de schijnwerpers, na de winst op het WK van 2014 gebeurde dat in een boek, Das Reboot.
De revolutie in het jeugdvoetbal leverde niet alleen goede spelers op. Ook het succes en de ideeën van de huidige generatie vernieuwende Duitse trainers - Thomas Tuchel, Julian Nagelsmann, Domenico Tedesco - zijn eraan toe te schrijven.
‘Dat was een interessant en onbedoeld zij-effect,’ zegt Schott. ‘Toen we de steunpunten begonnen, en de NLZ’s verplicht werden, hadden we immers trainers nodig. Fulltime trainers.’
‘Als je 24 uur per dag kan nadenken over voetbal, over jeugdvoetbal, en als je vierhonderd van zulke trainers hebt, dan is het achteraf logisch dat daar goede ideeën en mensen uit zullen voortkomen.’
Maar op geen enkel moment klinkt Schott voldaan of trots. Hij is nog zachter gaan praten, om zichzelf als het ware te minimaliseren.
Gevraagd naar een moment of een daad, in de afgelopen twintig jaar, waar hij zelf tevreden over was, zegt hij geen antwoord te kunnen geven. Zelfs niet off the record. Hij is er de persoon niet voor.
Maar er is ook een andere reden: hij is nog niet tevreden.
Gelijke kansen scoren goals
Schott is namelijk niet in eerste instantie gemotiveerd door het succes bij de profs.
Waar het hem om gaat, is dat zo veel mogelijk kinderen de kans krijgen zich te ontplooien. En nog steeds krijgen tal van talentvolle spelers niet de kansen die ze verdienen.
‘Momenteel is er in de NLZ’s plek voor maar een half procent van alle jeugdspelers in Duitsland,’ zegt hij. ‘En dat betekent dat we veel spelers tekort doen.’
Die halve procent betekent, zo legt hij uit, dat je van duizend kinderen er vijf uit moet pikken. Vijf spelers van wie je zegt: die worden later profvoetballer. Dat kan simpelweg niet, zegt Schott.
‘Als de vraag is: welke vijf zijn de beste van deze spelers, dan zou het nog kunnen. Maar de echte vraag is: welke vijf van deze duizend hebben het meeste potentieel? Dat is niet te doen. En omdat dat niet te doen is, doe je talentvolle spelers onrecht aan.’
‘Die nummers 6, 7, 8, 9, 10 - die krijgen door pure willekeur niet de juiste opleiding.’
News flash: de Duitsers gaan nog beter worden
Dit is waarmee Schott zich momenteel bezighoudt.
De clubs uit de Eerste en Tweede Bundesliga hebben goede opleidingen, in grote meerderheid. Het is Schotts missie om de jeugdopleidingen van clubs uit de Derde en Vierde Bundesliga ook op niveau te krijgen.
Zodat je, als je als jeugdspeler nummer 6, 7, 8, 9 of 10 niet wordt toegelaten tot een van de NLZ’s van de grote clubs, je nog steeds een opleiding krijgt waarmee je het kunt redden.
En om, zodoende, de kans op Duits voetbalsucces verder te vergroten.
‘Dat kan makkelijk,’ zegt Schott. ‘Het clubvoetbal beschikt over veel geld. We kunnen ons geld besteden aan miljoenentransfers, voor een nog betere topspeler, of we besteden een deel van dat geld aan de basis. Ik denk namelijk dat er op dit moment nog heel wat toekomstige sterren verdwijnen.’
‘Niet omdat ze niet goed genoeg zijn, maar omdat ze niet genoeg aandacht krijgen. Net als destijds.’
In mijn stuk van afgelopen dinsdag opperde jeugdopleider Bastiaan Riemersma dat de KNVB en clubs net als de DFB in Duitsland op zoek zouden moeten naar deze niet-gescoute, ‘onzichtbare’ talenten. Binnenkort breng ik in kaart hoe dat in zijn werk zou kunnen gaan.