Hoe we kinderen bléven uitstellen en zo een monster baarden: de baby-industrie
In haar vruchtbare jaren zet de vrouw allerlei technologie in om beslist niet zwanger te worden. Om dan in haar onvruchtbare jaren naar tech te grijpen opdat dat vooral wél lukt. Daar kleven nadelen aan. Voor vrouwenlijven, generaties labbaby’s, voor de verhoudingen tussen arm en rijk of man en vrouw. Een overzicht.
‘Zo. Ik heb nog nooit zo’n zin gehad in een sigaret.’
Een groepje vrouwen van middelbare leeftijd schuifelt gelaten richting uitgang van debatcentrum De Rode Hoed.
Ze waren net uit-en-ter-na gewaarschuwd voor hun aftakelende lichaam, dichtslibbende vatenstelsel en verpieterende eicelvoorraad. Het thema deze avond: ‘Onbeperkt vruchtbaar: Zijn er grenzen aan maakbaar moederschap?’ En dan grenzen in biologische én morele zin, want wie dacht haar verlate voortplanting dan maar uit te besteden aan de jongere lijven van draagmoeders en eiceldonoren, werd om de oren geslagen met boze donorkinderen, troosteloos Indiaas baarmoederverhuur en de eiceluitverkoop der werkloze Oostblokvrouwen.
Allemaal uitwassen van een bizarre baby-industrie.
Niet erg vrolijk, maar wél heel spannend. Journalist Larissa Pans verzorgde het debat over laat moederschap in het kader van haar zojuist uitgekomen boek Onbeperkt vruchtbaar: Een zoektocht naar de uiterste houdbaarheidsdatum van het moederschap (2018).
Want hoe houdbaar ís dat almaar uitstellen van het moederschap?
Door baby-uitstel zijn er steeds meer wensouders bij wie conceptie in de slaapkamer flopt
De vraag is relevant nu steeds meer vrouwen steeds later moeder worden, zo tegen de dertig pas, en daarom ook steeds minder baby’s krijgen, 1,6 per vrouw. Eicellen bederven rap na je drieëndertigste en sowieso rapper dan zaad. Dit kent veelbesproken consequenties als vergrijzing, een steeds hogere pensioenleeftijd en een schier onbetaalbaar zorgstelsel – maar daar blijft het niet bij.
Door alle baby-uitstel zijn er óók steeds meer wensouders bij wie conceptie in de slaapkamer flopt. ‘Als je het hebt over het grootste reproductieve probleem nu, dan is dat de toegenomen leeftijd van de vrouw’, vertelt Sjoerd Repping, hoofd van de afdeling Voortplantingsgeneeskunde in het AMC. ‘Wacht lang genoeg en alle vrouwen zijn onvruchtbaar.’
Nu zijn er altijd stellen die op latere leeftijd toch geheel probleemloos een gezin realiseren. Maar de kans dat dat lukt is klein. Sommige onvruchtbare wensouders zoeken dan hun babyheil in de voortplantingspoli; bij ivf, ICSI, KID en cryo – kortom, bij embryotechnologie. Die combinatie van kinderwens en embryotech levert absoluut baby’s op. Maar ook:
- Een voortplantingsindustrie waarbij de rijken der aarde zich in toenemende mate voortplanten ten koste van de armen. (Neem vrouwen die hun eitjes verkopen.)
- Meer en meer zwangere vrouwen die door hun hoge leeftijd grotere risico’s lopen op complicaties en babysterfte.
- Een groeiende groep embryotechkinderen die zich mogelijk een ‘product’ voelen en worstelen met hun onbekende afkomst.
- Een arbeidsmarkt die zich nóg minder hoeft aan te passen aan de biologische klok van de vrouw.
Aldus heeft laat moederschap zijn weerslag op onze lichamen, op nieuwe generaties, op de commercialisering van embryotech en op de maatschappij: denk aan de verhoudingen tussen arm en rijk of man en vrouw.
Hoe zit dat? In vogelvlucht door de problematiek rond laat moederschap.
De geboorte van een babybouwmarkt
Kinderen krijgen was nooit voor iedereen. De vleselijke baby-obstakels zijn legio: soms heeft hij slecht zaad, soms heeft zij verstopte eileiders,* soms ziet een embryo door een woud aan slijmvlies de baarmoeder niet meer.
Dit indachtig ontwikkelden biotechnologen vanaf halverwege de vorige eeuw ‘geassisteerde voortplantingstechnieken’, waarmee je bijvoorbeeld eicellen uit eileiders oogst en in een petrischaaltje samenbrengt met zaadcellen – en zo eileiderblokkades omzeilt (dit heet ivf). Of waarmee je één goede zaadcel uit matig zaad selecteert en deze direct in een eitje spuit (dit heet ICSI).
Een embryo uit het lab kan dan, teruggeplaatst in de baarmoeder, alsnog uitgroeien tot welkom nageslacht. (De eerste levend geboren ivf-baby komt uit Engeland en wordt deze zomer veertig.)*
‘Geweldig dat dat kan voor mensen die anders geen kans hebben op een kind’, zegt gynaecoloog Egbert te Velde. Maar de sterke toename van het gebruik van deze kunstmatige bevruchtingstechnologie ligt niet aan de groei van deze groep.
Te Velde: ‘Wat horrorberichten in de media over ‘stervend sperma’ en wat allemaal niet ook zeggen: de natuurlijke vruchtbaarheid – of de kans op een spontane zwangerschap – is in Europa al jaren op hetzelfde peil.’*
Wat wel toeneemt: het aantal vrouwen dat onvruchtbaar wordt door babyuitstel en ouderdom – en tóch nog moeder wil worden.
Dankzij embryotechnologie werd het óók mogelijk om verouderde of geheel ontbrekende eicellen of baarmoeders te vervangen met die van donoren. Een internationale donormarkt kwam op. En daar vindt nu allerlei scheefgroei plaats.
Bijvoorbeeld. De Nederlandse regering verbiedt haar burgers om hun zaad, eitjes en baarmoeders te verkopen dan wel te verhuren aan behoeftige wensouders. Zoals je hier ook je nier niet verkopen mag, zelfs al sterft een aspirant-koper zonder. Een Nederlander is nu eenmaal geen ‘ding’ bestaande uit te verhandelen onderdelen, zegt ons wetboek. En gezondheidsrisico’s lopen uit armoe is onaanvaardbaar.
Een onbekend aantal Nederlandse wensouders pakt nu het vliegtuig voor babymateriaal van vruchtbaarheidsklinieken elders, waar overheden minder moeilijk doen
Babymateriaal doneren zónder betaald te krijgen mag in Nederland wel, net als nieren doneren. Maar dat doet haast niemand. ‘In Nederland zijn slechts drie eicelbanken waar vrijwel geen eicellen in liggen’, zegt José Knijnenburg, directeur van Freya, de vereniging voor mensen met vruchtbaarheidsproblemen. Wat als je per se een eicel wilt? ‘Het buitenland is dan de enige optie.’
Een onbekend aantal Nederlandse wensouders pakt nu dus het vliegtuig en slaat babymateriaal in bij vruchtbaarheidsklinieken elders, waar overheden minder moeilijk doen. Soms komen stellen zwanger terug, soms met een volgroeide baby. Gynaecologen en juristen alhier mogen het verder uitzoeken.
Dit is het hedendaagse ‘vruchtbaarheidstoerisme’: een belangrijk onderdeel van de mondiale vruchtbaarheidsmarkt waar miljarden in omgaan – een geschatte 26 miljard tegen 2023* in de Verenigde Staten alleen al, nog los van het commerciële draagmoederschap – en eveneens een groeimarkt.
En dat biedt investeringsperspectief.* Zo werd Griekenland onlangs aangeraden om vooral fors in te zetten op de babytoerist. In een opmerkelijk paper getiteld ‘The market for reproductive tourism: an analysis with special reference to Greece’ schrijven twee economen:
‘Wereldwijd is de behoefte aan kunstmatige reproductie enorm toegenomen; toch blijft het aanbod van faciliteiten ver achter. Er is een uniek voordeel voor klinieken op toeristische locaties in landen die goedkopere behandelingsopties bieden.’
‘Gezien zijn door schuld geteisterde economie, heeft Griekenland instroom van buitenlandse valuta nodig. Het verkrijgen van first mover advantage in het vruchtbaarheidstoerisme is waarschijnlijk een belangrijke manier om dit te bereiken.’*
Een donoreicel kost in Griekenland minder dan in Spanje en adoptie-embryo’s zijn er al helemaal goedkoop. Zal de rest van Europa straks minder hard vergrijzen dankzij jeugdig Grieks materiaal?
Ondertussen doet onze politiek waar ze goed in is: gedogen.
Populatiegroei dankzij coulant labbabybeleid
Maar mocht Nederland nog eens naar maatregelen neigen dan is interessant om te weten: hoe groot is het Nederlands vruchtbaarheidstoerisme precies? Hoeveel extra burgers dankt Nederland hier jaarlijks aan? En hoeveel geven hun wettelijke ouders daartoe uit?
‘Dat weten we helaas niet’, zegt journalist Pans. Nederlandse zorgverzekeraars registreren niks omdat de buitenlandse behandelingen vaak niet worden vergoed. Daarnaast is de buitenlandse vruchtbaarheidsindustrie grotendeels commercieel en intransparant. Pans: ‘Je kunt wel achterhalen hoeveel ivf-terugplaatsingen er bijvoorbeeld in een populaire ivf-bestemming als Tsjechië zijn gedaan, maar dan is niet uitgesplitst hoeveel Nederlanders daarbij zaten.’
Misschien kun je nog kijken naar een onverklaarde toename van oudere vrouwen met eerste baby’s. Knijnenburg: ‘Maar ook jonge vrouwen zoeken ivf-klinieken op in het buitenland, want lang niet iedereen voelt zich in eigen land gehoord.’
Wat weten we dan wél?
De afgelopen jaren werden in Nederland ruim 170.000 baby’s geboren per jaar. Daar zaten gemiddeld zo’n 4.500 embryotechbaby’s uit Nederlandse ivf-klinieken bij. Dat lijkt een gering aantal. Maar de natuurlijke burgeraanwas* (geboortes minus overledenen) is ook slechts enkele tienduizenden per jaar. Voor 2016 is het: 172.520 baby’s - 148.997 overledenen is 23.523 nieuwgeboren onderdanen ‘groei’.
Telkens becijferen economen dat elke van overheidswege bekostigde ivf-burger zich gedurende het leven ruimschoots terugverdient
Dan zijn die 4.982 embryotechbaby’s uit 2016 opeens te zien als ruim twintig procent van de netto groei door baby’s. (De groei door migratie is veel groter.) Twintig procent die er niet was geweest zonder Nederlandse ivf, ICSI en cryopreservatie.
Jaarlijkse ivf-kosten voor de staat: 54 miljoen euro per jaar (in 2014); want vrouwen krijgen in Nederland drie ivf-behandelingen in het standaardverzekeringspakket. Dat is in heel veel buitenlanden niet zo. Klinkt gul van Nederland, maar het is vooral slim. Bij herhaling becijferden economen dat elke van overheidswege bekostigde ivf-burger zich gedurende zijn of haar leven ruimschoots terugverdient in belastinginkomsten. (In de Verenigde Staten: 700 procent rendement bij eitjes jonger dan veertig.)*
Dus als bevolkingsgroei-door-baby’s en navenante inkomsten is wat je wilt, kun je niet om embryotech heen. Toch?
In de debatzaal van De Rode Hoed zien twee gynaecologen op het podium dat geheel anders. Zij menen dat veel vrouwen door de alomtegenwoordigheid van embryotech juist ten onrechte geloven in de maakbaarheid van labbaby’s. Zo van ‘laat moederschap lukt altijd nog wel’, kijk maar naar Eva Jinek en Carice van Houten.
Maar Hollywoodvrouwen als Janet Jackson mogen dan zwanger zijn op hun vijftigste, wat niet wordt vermeld is dat die zwangerschappen vaak het gevolg zijn van eiceldonatie.
Want de kans op een doorgaande zwangerschap met eigen eicellen, na drie ivf-behandelingen, voor vrouwen boven de veertig, schatten de gynaecologen zo laag als vijf à tien procent. (Die kans is hoger als je op jonge leeftijd eigen eicellen hebt ingevroren voor later – social freezing – maar dat kost twaalfduizend euro.)
Dus misschien dat juist die anticipatie op babytechniek, dat uitgaan van de maakbaarheid van het leven en dus ook van baby’s, de samenleving baby’s kost, zeggen de gynaecologen.
Maar dat is dan wel een effect waarvan niemand weet hoe groot het is. En het CBS vermoedt dat ons kinderuitstel eerder ligt aan een gebrek aan vaste banen, betaalbare huizen en stabiele partners.
‘De indruk is dat twintigers meer dan in de vorige eeuw te maken hebben met tijdelijke banen en bijbehorende inkomenszekerheid’, schrijven CBS-hoofddemograaf Jan Latten en NIDI-econoom Joop de Beer in hun recente artikel ‘De weerbarstige relatie tussen baby’s en conjunctuur’.* (Niet voor niets voert Latten via Twitter al maanden een kruistocht tegen de flexbaan.)
En verder: ‘Eén ding is zeker: voor zover de twintigers die nu geen kinderen krijgen later alsnog moeder worden, hebben straks steeds meer baby’s een ‘oudere’ moeder van 30-plus of zelfs 40-plus.’
Lichamelijke impact van laat moederschap
‘Hoe het ook komt, ik zie steeds meer zwangeren boven de vijfenveertig en de vijftig’, zegt gynaecoloog Mariëlle van Pampus van het OLVG in Amsterdam. ‘Zoals een dame van vierenvijftig die niet wilde zeggen hoe ze zwanger werd. Hoeft ook niet. Maar je denkt: het zal wel eiceldonatie zijn geweest. Fijn als mensen dat tóch melden, want eiceldonatie geeft meer kans op allerlei complicaties.’
Oudere moeders hebben sowieso meer kans op complicaties. Van Pampus: ‘Denk aan een groeivertraagd kind of een te vroeg geboren baby – die kans is 33 procent als je vijftig bent.’ Baby’s van oudere moeders belanden vaker in couveuses. Er is meer babysterfte. Meer zwangerschapsvergiftiging.* ‘Ik vind dat vrouwen daarover niet goed worden voorgelicht. Maar misschien willen ze het niet weten.’
Slechtere eicellen én een lichaam dat slechter baart: het Rode Hoedpubliek wil er niet aan. Bij herhaling stelt het vragen als: zijn de vijftigers van nu niet de dertigers van vroeger? Zijn lijven tegenwoordig niet veel langer in staat zijn om zwanger te worden?
Van Pampus: ‘Nee. Echt niet. Je denkt misschien dat een sportieve vijftiger net zoveel kans heeft op een baby als een dame van dertig met overgewicht, maar vanbinnen is die vijftiger zeker niet fitter. Al weten we niet zo goed waarom oudere vrouwen zwangerschapscomplicaties hebben – er zijn wel theorieën over. Slechtere vaten bijvoorbeeld.’
‘Dus heb je een goede man en een klein beetje geld, stel het niet uit’, besluit gynaecoloog Annemiek Nap van ziekenhuis Rijnstate in Arnhem. ‘Laat moederschap is echt plan B.’
Jong babymateriaal van de minderbedeelden
Laat moederschap is dus niet altijd bevorderlijk voor lijf en baby. En hoe wijs is het afstaan van jonge eitjes door jonge vrouwen, eigenlijk? Die zo vele late moederschappen mogelijk maken?
Om eitjes te doneren moet je eerst meerdere eicellen versneld laten rijpen in de eileiders. Dat gaat met hormooninjecties. Dan volgt een eicelpunctie om de eitjes te oogsten. Wat herhaaldelijke eiceldonatie precies doet met een vrouwenlichaam – en dan met name het effect van het herhaaldelijke hormonenbombardement – is onbekend.
Een vrouw kan buikpijn krijgen van geïnfecteerde eierstokken en follikelbloeding of heeft een paar procent kans op ovarieel hyperstimulatiesyndroom (OHSS), afhankelijk van hoeveel eitjes er ‘geoogst’ zijn.
Dan doen op internet ook verhalen de ronde van eiceldonoren die enkele jaren na donatie borstkanker kregen. De medische gemeenschap onderkent dat er wellicht een verband is tussen kanker en eiceldonatie, maar kan daar niks over zeggen. More research is needed.
Tot we helder hebben wat de risico’s precies zijn, kent eiceldonatie geen limiet. Oostblokvrouwen kunnen hun eitjes zo vaak ze willen aan mediterrane klinieken verkopen die er enkele honderden euro’s voor geven, waar dat voor hoogopgeleide, witte, knappe vrouwen in de Verenigde Staten ook enkele tienduizenden dollars kan zijn.
Het ene eitje is het andere niet.
Oostblokvrouwen kunnen zo vaak ze willen honderden euro’s vangen voor hun eitjes. Voor witte, knappe vrouwen uit de VS kan dat tienduizenden dollars zijn
Naast eiceldonatie is er ook het commerciële draagmoederschap waar talloze vrouwen in Oekraïne, Roemenië, Georgië, Mexico of Kenia hun geld mee verdienen. Wat stel je je daarbij voor? In De Rode Hoed toont Pans het publiek de openingsscène van de documentaire Google Baby (2009).
Het is een grimmig fragment uit India, waarin een man gekleed in dokterswit een baby op bestelling uit de buik van een draagmoeder drukt, vlak na een keizersnede. Een andere vrouw in dokterswit hecht haar vervolgens, terwijl ze luid in een mobieltje praat. De draagmoeder huilt en legt haar hand even te rusten tegen het hoofdje van de baby die negen maanden in haar buik zat en die ze hierna nooit meer zal zien.
Verbazing bij de omgeving: ‘Waarom huil je? Ben je blij of niet?’
Rechtsfilosoof Britta van Beers van de VU ziet het filmpje voor de twintigste keer. ‘Ik laat het altijd zien tijdens colleges. En na dit fragment hebben zelfs de ultraliberale studenten twijfels over commercieel draagmoederschap.’ Moet Nederland deze praktijk gedogen?
‘Nee, absoluut niet’, meent Van Beers.* ‘Ik vind dit een verkrachting van de zwangerschap. Hoe kan je dat nou zo wegtekenen met een contract? Dit fragment maakt duidelijk dat als we de voortplanting onderdeel maken van een wereldwijde industrie, we uiteindelijk mensen van vlees en bloed verkopen.’
Hoe is Nederlands vruchtbaarheidstoerisme dan te reguleren? ‘De middelen daartoe zijn beperkt’, zegt Van Beers. ‘In de Nederlandse rechtsorde gaan we uit van het vereiste van dubbele strafbaarheid. Dat wil zeggen dat je alleen handelingen die in het buitenland plaatsvinden kunt vervolgen in Nederland, als het ook in dat andere land strafbaar is.
‘We maken in Nederland wel een uitzondering voor hele ernstige vergrijpen zoals vrouwenbesnijdenis of kinderporno.’ Mogelijk is ons babytoerisme later ook een uitzondering waard. Maar vooralsnog ziet de regering het niet als mensenhandel.
Donorkind van anoniem zaad: ‘net uithuwelijking’
Sowieso wordt elke vorm van babytoerisme-regulering nog lastig. De vruchtbaarheidsindustrie drijft op anonimiteit. Enerzijds zijn donoren bang dat er op een dag een onbekende voor de deur staat die tijd en geld wil – en de industrie bestaat bij de gratie van donoren, die ze niet wil afschrikken. Anderzijds hebben wensouders veelal geen trek in een ‘extra ouder’ in hun gezin.
Maar naast de ‘industrie’ en de ‘industriegebruikers’ (wensouders) is er nog een derde partij met belangen: het ‘industrieproduct’, het donorkind.
De drive van mensen om te weten van wie ze afstammen, op wie ze lijken of bij wie ze horen, is sterk. Zodoende hebben Nederlandse donorkinderen sinds 2004 het recht om hun biologische ouders te kennen en is anoniem donorschap bij wet verboden.* (In België mag anoniem donorschap nog wel.)
Goed geregeld? ‘Totaal niet’, zegt Ties van der Meer, voorzitter van de Stichting Donorkind en zelf zaaddonor van inmiddels zeventien kinderen, van wie hij er drie kent. ‘Zolang burgers voorbij de grens anoniem materiaal mogen shoppen tot ze een ons wegen, is het symboolwetgeving.’
Wat is dan het probleem met dat ene zeer gewenste, doch anonieme eitje? ‘Een kind heeft het recht om banden aan te gaan met alle familie die hij heeft, als hij dat wil. Als je hem die mogelijkheid bij voorbaat ontzegt ben je alleen bezig met je eigen behoeftes. Je neemt hem of haar dan de regie over familierelaties uit handen. Net als bij uithuwelijking.’
Ook Van Der Meer is het product van anonieme zaaddonatie. Hij heeft nooit kunnen achterhalen wie zijn vader is. Vervelend, maar ben je dan niet blij dat je bestaat? ‘Natuurlijk wel. Je kunt ook het resultaat zijn van een verkrachting, van het leven houden en tóch geen voorstander zijn van hoe jouw verwekking verliep.’
Dit soort vragen krijgt Van Der Meer continu. ‘Nog zo een: ‘o, je wilt je genetisch ouders kennen, de band met je échte ouders is zeker beroerd?’ Hoezo? Het is zo normaal voor elk ander kind om te weten waar hij vandaan komt. Eindeloos veel instanties kunnen je helpen met het natrekken van stambomen of de levensloop van voorvaderen. Maar donorkinderen mogen dat niet. We gedogen de structuren die dat saboteren.’
José Knijnenburg van de wensouderorganisatie Freya ziet dat anders: ‘Anonieme zaaddonatie deden we in Nederland sinds 1948.* De grote groep volwassenen die daaruit voortkwamen, zijn nu ver in de vijftig-zestig. Nooit hoorden we ze. En nu horen we wat van een klein deel van deze groep. Ik denk dat dat goed is, maar ik denk ook: het zal niet zo zijn dat iedereen heel veel moeite heeft met het feit dat hij z’n afkomst niet kent.’
(We hebben geen idee hoeveel kinderen er op Nederlandse bodem zijn verwekt met anoniem donorsperma. Het kunnen er 40.000 zijn, maar ook 120.000. Vermoedelijk lopen er nog veel donorkinderen rond die niet weten dat ze het zijn.)
‘Alsof dat een argument is?’ reageert Van Der Meer later. ‘Een deel van de homo’s wil niet trouwen. Laat maar zitten dat homohuwelijk?’
‘Onderzoek wijst uit: vanaf het moment dat een kind wordt herleid als een uitkomst in een contract, is dat nefast voor zijn of haar welzijn’, zegt Stephanie Raeymaekers, voorzitter van de Belgische stichting voor donorkinderen. ‘Ik snap dat die anonieme constructies zijn opgezet om het verdriet van volwassenen zonder kind in te vullen, maar dat compenseer je niet door een ander verdriet te creëren.’
In één zo’n onderzoek formuleert een donorkind haar ervaring als volgt: ‘Ik ben gecreëerd op eenzelfde manier als boeren varkens fokken. Het enige dat ik over mijn vader mag weten is dat hij zijn kwakje deponeerde voor wat zakgeld. Of ik boos ben? Ik ben laaiend.’*
‘Donorschap is prima’, besluit Van Der Meer, ‘maar niet anoniem. Alle ouders van een kind horen elkaar te kennen. Iedereen speelt maar vruchtbaar heterokoppel – ook de homo’s. Laat het los! Emancipeer eens écht. Als je zelf geen kinderen kunt krijgen, krijg je dus een andere gezinsstructuur.’
Laat moederschap: vloek of zegen?
Goed, misschien heeft embryotech wat rauwe randjes. Maar zijn die dan niet weg te vijlen? Bovenal geeft embryotech vrouwen de extra tijd die soms nodig is om partner, huisvesting en carrière rond te breien voor het kind komt – in het gunstigste geval. (Want nog altijd krijgt een meerderheid van de onvruchtbare wensouders ook mét tech geen kind.) En homo’s kunnen ook een (deels genetisch eigen) gezin stichten. Top.
Zo bekeken is voortplantingstech een emancipatoire verworvenheid, die de kansen van vrouwen weer nét iets gelijker trekt aan die van mannen. Zoals de legalisering van abortus dat ooit deed, alsook het verkrijgbaar maken van de pil.
Is dat een terechte lezing? Is embryotech vooral een zegen?
Tegen het einde van de debatavond zet Hedy d’Ancona, oud-minister van Volksgezondheid en pragmatisch feminist van het eerste uur, zeer gedecideerd uiteen hoe zij dat ziet.
‘Kijk.’
‘Al mijn vriendinnen werden meer dan vijftig jaar geleden ongewenst zwanger. Die moesten trouwen. Die moesten daardoor ophouden met hun studie. Hun hele leven werd gedomineerd door het feit dat ze omstreeks hun drieëntwintigste een kind kregen. Dat vonden wij als feministen heel erg ongewenst.’
‘Dus zeiden wij tegen vrouwen: plan je leven! In het feministische geschrift van Joke Smits stond: vrouwen moeten losgekoppeld worden van de konijnen. Dankzij abortus en de pil hoefde je je biologisch lot niet zonder meer te aanvaarden.’
‘Nu zeggen ze: ja, toen die vrouwen eenmaal konden beslissen, toen beslisten ze allemaal dat het voorlopig niet hoefde. Dat zo’n kind wel kon wachten tot je dertigste en misschien wel later! En dan is de kans op zwangerschap zoveel geringer.’
‘Maar dat komt natuurlijk ook omdat: niet alleen is het tussen je 25ste en je 35ste de beste tijd om een kind te krijgen, het is de tijd waarin je carrière maakt!’
‘Dáár is het scheefgelopen. Want iedereen denkt maar dat wij als feministen alleen achterstanden wilden inhalen en de abortus wilde legaliseren, nee, wij wilden – en daar is het mislukt – dat én mannen én vrouwen de taken buitenshuis én binnenshuis eerlijk zouden verdelen.’
Vrouwen draaien mee in een systeem dat niet op hen is ingericht en dan kunnen ze na hun dertigste nog moeilijk kinderen krijgen
‘Vijf uur werktijd per dag voor beide geslachten: de algemene arbeidstijdverkorting.’
‘Daar is niks van terechtgekomen. En vrouwen zijn daar nu de dupe van. Ze draaien mee in een systeem dat niet op hen is ingericht en dan kunnen ze na hun dertigste nog moeilijk kinderen krijgen. Treurig natuurlijk.’
‘Als het toen maatschappelijk gelukt was met die verdeling binnenshuis, dan was het beter geweest’, zucht D’Ancona. ‘Dan zouden vrouwen vandaag de dag eerder kinderen kunnen krijgen.’
‘Ja’, zegt rechtsfilosoof Britta van Beers, ‘en als je nú problemen hebt om je werk te combineren met het ouderschap, en je baas of partner is niet zo welwillend om jou die ruimte te geven, dan schuif je die kinderen toch op de lange baan? Technologie biedt immers de middelen!’
‘Dus in plaats van dat je de samenleving verandert, in plaats van dat je de positie van vrouwen probeert te verbeteren, krijg je een technological fix voor het sociale probleem’, stelt Van Beers. ‘Dat vind ik zorgelijk.’
D’Ancona: ‘Nu zitten we met een baby-industrie.’