Durf jij de confrontatie met je eigen vooroordelen over uiterlijk aan?
Dikke mensen worden door anderen, vaak onbewust, veroordeeld of buitengesloten. Kunnen we daar wat aan doen? Ik ging op zoek naar manieren om van mijn vooroordelen af te komen.
Dit is Annemarie. Zij liet zich voor dit stuk fotograferen door Willemieke Kars. Bekijk haar maar. Wat denk je als je haar ziet? Is ze slim, heeft ze karakter, zouden jullie vrienden kunnen zijn?
Dat kun je onmogelijk weten. En tegelijkertijd heb je misschien je conclusies al getrokken. Annemarie is namelijk dik.
Een week na de fotoshoot neemt ze contact met me op. Natuurlijk wil ze graag meehelpen de vooroordelen over dikke mensen te kenteren, maar ze maakt zich zorgen dat lezers haar meteen extreem hard zullen veroordelen. Ze heeft zich kwetsbaar opgesteld, maar wat als ze wordt vertrapt?
Misschien, schrijft ze, is de mensheid er gewoon nog niet aan toe om dit beeld als mooi te zien, of zelfs maar als acceptabel. Ze krijgt al genoeg vijandige reacties in haar dagelijks leven, en nu eist ze een plek op die normaal voor dunne mensen gereserveerd is: ze maakt zich zichtbaar. Dat moet wel misgaan.
Kunnen wij Annemarie als mooi zien? Kunnen we accepteren dat zij is zoals ze is?
Ik geloof dat dat kan. Sterker nog, ik vind het noodzakelijk. En ik wil je uitnodigen om Annemarie te zien zoals ik haar zie.
De sociale norm schrijft voor dat we dikke mensen lelijk vinden, en zelfs dat we makkelijk aannemen dat ze ook wel lui, ongezond, oninteressant en dom zullen zijn.
In dit stuk wil ik onderzoeken wat die oordelen voor schade doen, waarom we ze vellen, en hoe we onszelf kunnen leren om anders te kijken naar mensen zoals Annemarie. En zien hoe mooi zij is.
Een gemiste vriendschap
Waarom wil ik dat zelf eigenlijk leren? Ten eerste: puur uit eigenbelang.
Jaren geleden ontmoette ik een meisje dat dik en bijna kaal was. We deelden een kantoorgebouw, een kopieerapparaat en een lunchtafel. Dat we ook een liefde deelden voor wandelen, grote passages uit Jane Austen konden citeren en dat ze naast dik vooral heel grappig was, scherp en ondernemend, ontdekte ik pas na zes maanden. Kort daarna vertrok ze. Bij haar afscheid zei ik dat ik het zo jammer vond dat we elkaar niet eerder beter hadden leren kennen. ‘Tja,’ zei ze, met een scheve glimlach. Ze had dit wel eerder gehoord.
Ik beschouw dit nog steeds als een gemiste vriendschap. Eigen schuld: ik was nooit geïnteresseerd genoeg geweest. Ze liep bijna dagelijks door mijn blikveld, maar ik had haar niet gezien. Zelfs al was ik best eenzaam op dat kantoor. Mijn blinde vlek verarmde mijn sociale contacten, omdat ik mensen in- of uitsloot op basis van een volstrekt irrelevant criterium.
Een aparte wereld voor de dunne mensen
Door zo’n blinde vlek te accepteren, benadeel je dus ten eerste jezelf. Maar ten tweede - en dat is erger - doe je ook mee aan een pijnlijke vorm van sociale uitsluiting die elke rechtvaardiging mist.
Uitsluiting, is dat geen erg zwaar woord? Nou, nee. Luister maar naar Elna Baker, een jonge vrouw die vijftig kilo afvalt en daarover vertelt in de podcast This American Life. Toen ze nog dik was, kon ze geen werk of vriendje vinden. Maar zodra ze (met dank aan medicatie) in korte tijd de helft van haar gewicht verliest, ontdekt ze een heel andere wereld, die tot dan toe verborgen voor haar is geweest: die voor dunne mensen. Het blijkt een wereld waarin je niet aardig, vindingrijk of hardwerkend hoeft te zijn. Het enige dat je hoeft te zijn om goed te worden behandeld, is dun.
Het enige dat je hoeft te zijn om goed te worden behandeld, is dun
Het is alsof Elna plotseling zichtbaar is geworden. Ze vindt meteen een baantje: bezoekers aan een talkshow indelen in mooi (vooraan zitten) en lelijk (achteraan - de plek waar zij vroeger ook zat).
Ze wordt ook ineens opgemerkt op straat en zelfs vriendelijk begroet. Bijvoorbeeld door haar verliefde buurjongen, die ervan overtuigd is dat hij haar nooit eerder heeft ontmoet. Al die keren dat ze een praatje met hem maakte op de gang, was ze kennelijk onzichtbaar.
Hoe kan dat?
De verklaring, in één woord: conditionering.
Toen ik Elna hoorde vertellen over haar onzichtbaarheid, moest ik denken aan dat legendarische onderzoek uit 1999 waarin proefpersonen een video te zien kregen waarin twee teams een basketbal overgooien. De proefpersonen hebben de instructie te tellen hoe vaak de bal wordt overgegooid door het team in de witte shirts.
De video begint en op een bepaald ogenblik doorkruist er ook iemand in een gorillapak het beeld. Hij pauzeert even om op zijn borst te trommelen en loopt dan verder. In andere versies van de test verandert de hele achterwand van kleur.
Als de proefpersonen achteraf gevraagd wordt of ze nog iets bijzonders hebben opgemerkt, blijkt dat de grote meerderheid niets heeft gezien. Veel van hen zijn geschokt als ze de beelden mogen terugkijken.
Zo gaat het in het echte leven ook. We hebben allemaal, zonder dat we dat doorhebben, de instructie gekregen: let enkel op de knappe mensen die elkaar de bal toespelen. Dat er intussen iets veel interessanters gebeurt, ontgaat ons.
Een visueel dieet van onwerkelijke topmodellen maakt ons blind voor de echte mensen die onze kantoren en straten wél bevolken
Het is een beetje zoals de truc van een goochelaar: de ene hand leidt ons af, waardoor we vergeten te kijken naar de hand die effectief de trucs uitvoert. Op een vergelijkbare manier maakt een visueel dieet van onwerkelijke topmodellen ons blind voor de echte mensen die onze kantoren en straten wél bevolken.
Waaruit bestaan dan die ‘kijkinstructies’ waar we aan gehoorzamen? Dat zijn de reclames, films, videoclips, tijdschriften, en Facebookfeeds die we dag in dag uit voorgeschoteld krijgen, en die vol zitten met ‘mooie’ mensen. Dat wil zeggen: jong, afgetraind, wit, met blinkende tanden en symmetrische gezichtjes.
Bijna iedereen die we op het podium van populaire cultuur hijsen, of het nu muzikanten, personages of actiehelden zijn, is mooi op die ene manier. Het lijkt wel alsof spannende dingen alleen zulke mensen overkomen. Dus als we speuren naar mogelijke helden of heldinnen in ons eigen, nog te schrijven levensverhaal, letten we alleen op hen. Zo zijn we getraind.
Het meisje met wie ik geen vriendschap sloot, viel net als Elna en Annemarie buiten deze impliciete kijkinstructies. En dus schreef ik haar automatisch af.
Hoe kom je af van die blinde vlek?
In de podcast over Elna komt ook een vrouw aan het woord die het, na jaren vergeefs diëten, moe was om haar volle lichaam te haten. Ze zei tegen zichzelf: wat nu als ik voor mezelf besluit dat ik dit mooi vind? Deze dikke arm, dit bolle buikje. Ze oefende daarmee totdat het lukte. ‘Het voelde alsof mijn hersenen van vorm veranderden.’
Dat prikkelde me, omdat ik iets herkende in deze ervaring. Hoe werkt dat dan, vroeg ik me af. Kun je jezelf te trainen om een ander soort lichamen als mooi te zien dan enkel de duizenden klonen van Doutzen Kroes die we gewend zijn te bewonderen? Kun je jezelf afleren om zomaar negatief te oordelen over bijvoorbeeld Annemarie?
Met deze vraag benaderde ik Theo Bouman, professor Gedragswetenschappen en Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, die deze kwestie in het licht plaatst van inzichten uit de cognitieve gedragstherapie.
Theoretisch is het zeker mogelijk om een automatische veroordeling op basis van uiterlijk af te leren, zegt hij. Maar je moet er diep voor graven. Je zult namelijk niet alleen je expliciete opvattingen onder ogen moeten zien (wat je denkt dat je denkt), maar ook moeten werken aan je impliciete opvattingen (wat je per ongeluk eigenlijk denkt).
Stap 1: Wat je denkt dat je denkt
Ten eerste, legt Bouman uit, heb je je expliciete opvattingen. Wat denk je eigenlijk over dikke mensen? Hoeveel controle hebben we over ons eigen gewicht, volgens jou? Geloof je dat het redelijk is om conclusies te trekken over iemands karakter op basis van diens buikomvang? Als je die vragen voor jezelf beantwoordt, kun je je antwoorden gaan toetsen aan de feiten.
Misschien geloof je bijvoorbeeld dat dik zijn je eigen schuld is, een levensgroot, vlezig bewijs van domme keuzes en gebrek aan zelfbeheersing. Maar kun je dat idee bijstellen als je weet dat overgewicht veel meer genetisch wordt bepaald dan we dachten. En dat diëten zelden tot nooit werkt, waarbij het langdurige effect van een dieet vaak zelfs negatief is.*
Misschien denk je: we moeten niet te aardig zijn voor dikke mensen, dan worden ze nooit dun. Terwijl het stigmatiseren van een hoog BMI er niet toe leidt dat zware mensen meer gaan sporten of minder eten. Sterker nog, het heeft het omgekeerde effect, net als het verheerlijken van hallucinant gespierde fitgirls.
Of misschien denk je: jammer dan, dun is nou eenmaal mooier. Iets met gezondheid en Darwin en seksuele selectie. Terwijl gewicht een van de punten is waarop het westerse schoonheidsideaal door de eeuwen heen het duidelijkst is veranderd. Toen dik zijn nog voorbehouden was aan de rijken, werd het mooi gevonden. Nu is het eerder een teken van armoede - en vinden we het lelijk.
Bovendien: als ons huidige magere schoonheidsideaal in dienst moet staan van de voortplanting, dan faalt het spectaculair. Ons schoonheidsideaal is dus voor een aanzienlijk deel een culturele norm.
Kortom: gezien het sociale karakter van ons schoonheidsideaal en de misplaatstheid van de eraan verbonden karaktermoord is gewicht een absurd criterium om mensen in- of uit te sluiten.
Maar als je dat erkent, ben je er nog niet.
Stap 2: Wat je eigenlijk denkt
Zelfs als je expliciete mening over dikke mensen heel weloverwogen is, kun je een onbewuste, automatische afkeuring voelen. Wat je graag wil denken kan namelijk perfect in tegenstelling zijn met wat je eigenlijk denkt - je impliciete opvatting.
Theo Bouman benadrukt dat je, als je je gedrag wilt veranderen, die impliciete opvattingen boven water moet krijgen.
Een toegankelijk instrument daarvoor is de ‘Implicit Association Test,’ ontworpen door onderzoekers van o.a. Harvard en Yale. Die peilt online je automatische associaties bij bijvoorbeeld huidskleur, sekse of gewicht. De test bestaat uit een reeks plaatjes en woorden, die je zo snel mogelijk in twee categorieën moet rangschikken.
Het blijkt voor veel mensen een stuk lastiger om plaatjes van dikke mensen en positieve woorden in dezelfde categorie te stoppen, dan om die plaatjes te koppelen aan negatieve woorden zoals ‘vernedering.’ Het gemak waarmee dat laatste gaat, duidt op een automatisme.
Voor mij was de test één lang gevoel betrapt te worden. Van tevoren moest ik mijn expliciete opvatting aangeven. Hoe is mijn oordeel over dikke mensen - warm of koud? Ik wilde invullen: ‘warm noch koud,’ vulde in, omdat ik de bui al voelde hangen: ‘een tikkeltje koud,’ maar bleek een poolnacht te herbergen.
Ik was zoveel trager en maakte zoveel meer fouten toen ik dikke mensen en positieve woorden aan elkaar moest koppelen, dat de test concludeerde dat ik onbewust ‘zeer koud’ tegenover dikke mensen stond.
De test geeft een indicatie van je impliciete opvattingen, maar de belangrijkste graadmeters daarvoor zijn je gedrag (reageer je lacherig op dikke mensen, negeer je ze, word je net zo makkelijk vrienden met ze als met dunne mensen?) en je gevoel (voel je bijvoorbeeld angst of afkeer?). Ga dus eens na hoe je tot nu toe hebt gereageerd op je dikke medemens, hoe je de komende week reageert, of wat je reactie is op de portretten bij dit stuk.
Stap 3: Stel je open
Als je je impliciete opvattingen boven water hebt gehaald en hebt vastgesteld dat ze vol denkfouten en overgeneralisaties zitten, dan kun je aan de slag. De volgende, belangrijkste stap, zegt Bouman, is om ervaringen op te doen die jouw impliciete vooroordeel ontkrachten.
Het werkt net als met bijvoorbeeld vliegangst. Zolang je weigert om in een vliegtuig te stappen, zul je ervan overtuigd blijven dat vliegen catastrofaal is. Pas als je het wél een keer aandurft, zal blijken dat het heus wel meevalt en dat je van die mevrouw in het blauwe mantelpakje ook nog koffie krijgt. Je moet jezelf kortom vaak genoeg in een situatie brengen waarin je iets bij kunt leren.
Op dezelfde manier zul je je automatische, cultureel diep ingebakken reactie op mensen zoals Annemarie pas veranderen als je je voor hen openstelt. Daar is nieuwsgierigheid voor nodig, en compassie.
In de sociale psychologie heet dat de contacthypothese, zegt Bouman. Zonder reality check blijven vooroordelen onverkort in je hoofd zitten. Pas als je vaker mensen ziet, spreekt, en meemaakt waarover je die vooroordelen hebt, kan die ervaring je impliciete opvatting over hen bijstellen.
De media hebben hier dus een belangrijke rol in te spelen. Maar je kunt jezelf ook heropvoeden, mits je je daarvoor openstelt. En geduld hebt, want snel gaat zoiets niet. Ook ik heb nog veel werk te doen.
Ben je er klaar voor? Ontmoet Annemarie.
Het leuke is: iedereen die wel eens heeft ervaren hoe een zogenaamd ‘lelijke’ collega, kennis of vriend mettertijd steeds mooier werd, kent dit verschijnsel. En dan bedoel ik oprecht mooi, zo dat je niet begrijpt hoe het zo lang kon duren voor je dat zag. Die persoon heeft jou eigenlijk anders leren kijken.
Voor mij is de vrouw op deze foto’s zo’n persoon. Annemarie Timmerman heet ze, oftewel Grand Diva, en ze verzet zich al twintig jaar tegen het stigma dat op dikke mensen rust.
Ik kende haar eerst alleen als de telefoonstem die me vertelde over haar leven. Ze was als kind al dik, zei ze, en bleef dat, ondanks een dunne moeder die haar inpeperde dat ze met zo’n lichaam nooit een baan of man zou vinden.
Ze is nog altijd dik. Kijk maar naar haar. Kijk naar haar plooien, haar bollingen, haar volle lijf. En kijk haar aan. Ze is niet zielig, ziek of stom. Ze heeft pit en intelligentie, een baan en een gezin. Ze houdt van felgekleurde badpakken en ze heeft meer lef in haar pink dan ik in mijn hele lijf. En ik ben blij dat ik haar heb leren kennen, of misschien moet ik zeggen: dat ik haar heb leren zien.
Ik hoop dat je je oordeel over haar tijdens het lezen van dit stuk kritisch hebt gewogen. Dat je haar kunt zien als mens, en niet als BMI. Want met de ontmenselijking van een ander zet je altijd ook je eigen menselijkheid op het spel.
‘Dit ben ik, ik schaam me niet. En als iemand afkeer voelt, is er dan iets mis met mij of met degene die de afkeer voelt?’