Ode aan de oudere vrienden
Misschien is er weinig dat de emotionele intelligentie zozeer voedt als de omgang met mensen die stukken ouder of jonger zijn. Daarom deze ode aan de intergenerationele vriendschappen.
Elk jaar krijg ik twee sms’en van haar, met mijn verjaardag en met Nieuwjaar. ‘Mon cœur, très bonne année 2017.’ En in september: ‘Bon anniversaire, cher David. Tout le bonheur. Gros bisous, Micheline.’
Vierennegentig is ze inmiddels. Ik leerde haar elf jaar geleden kennen toen ik research deed voor mijn roman Slagschaduw. Die ontmoeting was zo bijzonder dat ik het laatste kwart van mijn boek aan haar wijdde. Klein, geestig, sprankelend, zo wandelde ze de donkere dagen van toen binnen. Elk gesprek met haar was alsof je een flink geschud flesje Spa rood opendraaide. En dan lachen met het geknoei van druipende handen.
Het contact is gebleven. Af en toe ga ik met een taartje langs. Veel te weinig eigenlijk.
Iemand vroeg me eens of ze misschien een soort grootmoeder voor me was? Ouder, beminnelijk, lief, toch? Nee, zei ik, helemaal niet, ze is jonger dan ik, veel jonger. Micheline is mijn jongere zus die toevallig enkele decennia vóór mij werd geboren.
Bij niemand heb ik zozeer beseft hoe jong en onervaren iedereen de ouderdom betreedt. De eerste schooldag duurt soms een leven lang voort. Als je dat eenmaal beseft, komt er ruimte voor nieuwsgierigheid. Zie je de mens voorbij de leeftijdscategorie. Kan er vriendschap ontstaan.
De deskundige prutser
Klopt mijn indruk dat er relatief weinig intergenerationele vriendschappen bestaan? Het lijkt wel alsof bejaarden de jongere generaties ofwel met ontzag vervullen, ofwel met weerzin, alsof ze enkel kunnen opkijken of neerkijken. Maar waar is de gewone, niet-hiërarchische omgang met elkaar? Kunnen we leeftijdsverschil enkel verticaal begrijpen?
Kunnen we leeftijdsverschil enkel verticaal begrijpen?
Ja, er zitten meer kilometers op de teller bij ouderen, dat schept afstand, maar elke bocht is nieuw, ook voor hen. We zijn allemaal onderweg. We zijn allemaal aan het prutsen. Sommigen prutsen gewoon al wat langer. Ouderen zijn ervaringsdeskundigen op het vlak van prutsen, voilà, dat is het.
Die deskundigheid zien en erkennen, zeker, daaruit mogen putten en leren, absoluut, maar nooit het prutsen zelf vergeten. Want juist daarin ligt de sleutel tot meer begrip. En meer nieuwsgierigheid.
Misschien is er weinig dat de emotionele intelligentie zozeer voedt als de omgang met mensen die stukken ouder of jonger zijn.
Wat ik van hen leerde
Als ik zo om mij heen kijk, ben ik eigenlijk ongelooflijk dankbaar met enkele prachtige prutsers die ik al heb mogen ontmoeten.
Ik denk aan Koenraad, de beeldhouwer, die al een heel leven prachtig aan het prutsen is met metaal en gips en het vreselijk foute verleden van zijn familie.
Ik denk aan Simon, de jurist, die als twaalfjarig jongetje uit de beestenwagon sprong die zijn moeder en zusje naar het prikkeldraad bracht.
Ik denk aan Edith, de illustrator, die met haar man een leprozenkolonie in Belgisch-Congo bestuurde en vandaag Emily Dickinson leest.
Ik denk aan Marie-Jeanne, de bovenbuurvrouw, die laatst bij mij aan de keukentafel zat en zei dat we het geweld in elk van ons moesten erkennen.
Ik denk aan Zizi, de radiojournalist in Kinshasa, die mij leerde wat waardigheid in tijden van tegenslag was.
Ik denk aan Joop, de psycholoog, die in een Amsterdamse serviceflat haarscherp vertelde over het moorden en het martelen dat hij op Java had gezien.
Ik denk aan Joty, die na haar jaren in het jappenkamp ervoor koos Japan niet meer te haten, die ervoor koos nooit meer te haten.
Ik denk aan Kartika, die met vuur over de Indonesische onafhankelijksheidsoorlog vertelde.
Ik denk aan die meer dan honderdzestig mensen die ik de afgelopen jaren in Indonesië, Japan, Nederland en Nepal heb geïnterviewd, de meesten waren tussen de negentig en honderd jaar oud, sommigen zijn al overleden. Ik denk aan al die getuigen uit Centraal-Afrika. Die rusthuizen in België en Nederland waar ik vaak kom. En ineens besef ik hoeveel uren ik met ouderen heb doorgebracht om naar hun verhalen te luisteren. Tot vriendschap kwam het natuurlijk niet zo vaak, op een namiddag tijd smeed je geen ijzer, maar bijna elke keer was er het besef: ik zou u graag kunnen zien.
Verhalen uit de eetzaal
Enkele weken geleden verhuisde ik terug van Berlijn naar Brussel. Ik belde Micheline om haar te bedanken voor haar verjaardags-sms. ‘Ik woon in een rusthuis nu,’ zei ze, ‘nee nee, je hoeft niet langs te komen. Bewaar liever een goeie herinnering aan mij.’
We spraken verder. Ik, krop in de keel, vertelde over mijn jaar in Duitsland. Zij vertelde over het leven in het rusthuis en bracht me aan het lachen toen ze de scènes in de refter omschreef. Ze was moe, zei ze ineens. En dan, op het eind: ‘Ach, kom toch nog maar eens langs.’