Hoe Sander kopje-onder ging in een moeras van schulden

Jesse Frederik
Correspondent Economie
Mentrum Eerste Constantijn Huygensstraat, een van de klinieken waar Sander verbleef. Foto: George Knegtel (voor De Correspondent)

Wie eenmaal schulden heeft, komt er bijna niet van af. Neem het verhaal van Sander, die na een stapel onbetaalde boetes in de gevangenis kwam en uiteindelijk zelfs dakloos werd.

Zo eindigde het voor Sander.

Zijn leven was een beetje ontspoord. Steeds verder was hij weggezakt in het drijfzand van schulden.

Zoals zoveel Nederlanders eigenlijk. Alleen al vorig jaar belden deurwaarders drie miljoen keer aan. Bijna een miljoen keer werd er beslag gelegd - op lonen, bankrekeningen, bezittingen.

Een principedingetje

Niet dat Sander nooit eerder problemen had gehad. Zijn dienstplicht begin jaren negentig eindigde voor de krijgsraad. ‘Een principedingetje,’ duidt Sander nu.

Hij had nooit in dienst gewild en deed er alles aan om ontslagen te worden. Een keer moest hij achterblijven op de kazerne om de kastjes te verven, terwijl zijn medemilitairen de Nijmeegse Vierdaagse liepen. Met vijf kleuren verf wist hij een onmiskenbare replica te produceren van de centerfold van de laatste Playboy. ‘Vijf dagen aan gewerkt,’ gniffelt Sander.

Sanders tekeningen

Hij had dan ook aan de kunstacademie gestudeerd. ‘Eigenlijk wilde ik autonoom kunstenaar worden,’ vertelt hij. ‘Maar ja, die raken altijd aan de drank en drugs, dus ik dacht: laat ik verstandig zijn, ik word grafisch vormgever.’

Hij werkte na zijn dienstplicht aan foldertjes, displays, beurzen, auto’s, winkeltjes, en als hij weer eens ontslag had genomen, dan soms als vrachtwagenchauffeur bij een uitzendbureau. Dat ging oké. Hij was manisch-depressief aangelegd, maar had werk, sociale contacten, een vriendin. ‘Soms was ik een weekje van de radar, maar dan kwam ik altijd wel weer bovendrijven.’

Ergens rond 2010 ging het helemaal mis. ‘Ik had een grote freelance klus en trok nachten lang door. Ik leefde met een jetlag.’ Toen werd het zwart. Alle systemen gingen op nul. Sander kwam alleen naar buiten om naar de supermarkt te gaan, om kwart voor negen ’s avonds als er bijna niemand meer in de winkel was.

De verplichtingen die horen bij het leven, de rekeningen, de aanvragen, de aangiftes - hij liet ze gaan. Brieven stapelden zich op achter zijn voordeur. Hij kon er niks mee. Al die post vertelde hem dat zijn leven klote was, maar ja, dat wist hij zelf ook wel. In zijn schulp wachtte hij tot alles weg zou gaan.

Buiten hem ging de wereld gewoon door. Sander had een stuk of twintig klusmotoren. De meeste daarvan reden niet meer. Het was schroot in zijn schuur. Maar omdat hij de verzekering van deze motoren niet betaalde, kreeg hij wegens onverzekerd rondrijden (wat hij uiteraard niet deed). Bij elkaar liepen de boetes op tot tienduizenden euro’s.

Op een dag belde de politie aan. De rechter had vastgesteld dat hij zijn boetes niet betaalde. Drie maanden moest hij daarom de gevangenis van Lelystad in. Op de foto van zijn gevangenis-intake ziet Sander eruit als een schipbreukeling: verwaarloosd, wild behaard, verdwaasd.

Penitentiaire Inrichting Lelystad. Foto’s: George Knegtel (voor De Correspondent)

Sander bleek ‘detentieongeschikt’

In de gevangenis bereikte hij een nieuw dieptepunt. Sander: ‘Een cel is bedoeld om je op te sluiten, maar ik sloot mezelf op.’ Hij stopte met eten, zag het niet meer zitten.

Hij werd overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen, waar ze hem aan de dwangvoeding en medicatie brachten. Daarna kon hij weer terug naar Lelystad.

Hij had nog ongeveer twee maanden te gaan toen een psychiater besloot dat hij vanwege zijn zelfmoordneigingen ‘detentieongeschikt’ was. Hij werd overgeplaatst naar Mentrum, een psychiatrische crisisopvang in Amsterdam.

Waarom hij daar na anderhalve maand werd ontslagen, weet hij eigenlijk niet meer zo goed. Beter voelde hij zich in elk geval niet. Door zijn gevangenschap had hij naast zijn depressie nu ook een posttraumatische stressstoornis ontwikkeld. En nu zat hij weer thuis.

Om onduidelijke redenen kwam de politie hem vlak voor Sinterklaas nog een keer ophalen voor onbetaalde boetes. Een heel weekend zat hij vast in een politiecel. Tot hij - tot grote verbazing van het gevangenispersoneel - weer in Lelystad terechtkwam. ‘Toen hebben ze maar een taxi voor me gebeld.’

Een maatschappelijk werkster wist uiteindelijk de incassomachine van het CJIB een halt toe te roepen. Ze deed een gratieverzoek, en wist Sanders gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Sander ontving een erfenis, waardoor hij met hulp van de maatschappelijk werkster ook regelingen met andere schuldeisers kon treffen. Nadeel van die erfenis: zijn uitkering werd stopgezet.

Het bleek een tikkende tijdbom. Toen het geld op was, moest Sander een nieuwe uitkering aanvragen. Het lukte hem niet. Steeds werd hij afgewezen: hij miste een formulier of reageerde te laat. Automatische incasso’s werden niet geïncasseerd en de hele molen begon opnieuw te draaien.

Mentrum Eerste Constantijn Huygensstraat, een van de klinieken waar Sander verbleef. Foto’s: George Knegtel (voor De Correspondent)

Van behandeling naar behandeling

Sander was nog steeds depressief, natuurlijk was hij nog steeds depressief. Hij ging het ene na het andere ggz-traject in: psychologen om mee te praten, psychiaters voor de medicijnen. Telkens moest hij zijn verhaal opnieuw doen. ‘Je hebt zesentwintig gesprekken per jaar. In het begin leer je elkaar kennen, dan is de behandeling op, en moet je weer naar de volgende instelling.’

Terwijl Sander voor tienduizenden euro’s aan ggz-kosten maakte, probeerden deurwaarders voor tienduizenden euro’s aan schuld te incasseren.

Niemand die hem daarbij hielp. Ja, er was wel een ‘signaleringsplan’ opgesteld door zijn hulpverleners. Toch werd Sander in april van dit jaar uit zijn huis gezet.

‘Hoe gaat het?’ vroeg zijn psychiater de volgende dag.

‘Slecht,’ antwoordde Sander. ‘Ik ben net mijn huis uitgezet.’

Het kon hem niet eens meer interesseren, zo murw was hij.

Dakloos zijn is een dagtaak

Dakloos zijn is een dagtaak, weet Sander inmiddels. Hij had geen inkomen meer, want zonder adres geen uitkering. Dit was het begin van een nieuwe bureaucratische odyssee.

‘Slaap je op straat?’ vroegen ze bij de sociale dienst.

Sanders tekeningen

‘Nee,’ zei Sander. ‘Ik slaap bij een vriendin.’

‘Kun jij je daar inschrijven?’

‘Nee.’

‘Oké, dan kunnen we je ook geen uitkering geven. Je hebt een adres of je bent dakloos.’

‘Dus als ik de regels zou volgen, dan moet ik nu onder een brug liggen met een fles whisky?’ vat Sander samen.

Na veel administratieve beslommeringen wist Sander toch een postadres te bemachtigen. Een brievenbus onder het politiekantoor, waar hij ooit gevangen was gezet vanwege zijn onverzekerde motoren. Hij haat het dat hij daar elke keer heen moet. Hij haat het.

Met zijn schulden is Sander nog steeds bezig. Schuldhulpverlening is moeilijk voor hem. ‘Bij Doras [de schuldhulpverlening, JF] zeggen ze dan: hier heb je een map, als jij nu even je post gaat uitzoeken. Maar als je depressief bent, dan is dat zó vreselijk zwaar...’

Doordeweeks gaat hij naar de om te schilderen en te tekenen: abstracte langwerpige hoofden, kleurrijke verzinbeestjes, en ja, nu dus deze tekeningen.

Hoe het verder moet met zijn leven: hij weet het niet. Het gaat nog jaren duren voordat hij van zijn schulden af is. Hoe hij een huis gaat krijgen is onduidelijk. En of hij ooit nog werk zal vinden...

Men is ermee bezig.

Sander is een gefingeerde naam. Ik leerde hem kennen toen hij mij een mail stuurde met een foto van een keurig op kleur gesorteerde stapel schuldenpost. We spraken over wat hem was overkomen. Een bizar verhaal - zelfs binnen het genre. Toen besloten we dit artikel samen te maken: hij zou de tekeningen maken, George Knegtel zou de instellingen fotograferen en ik zou de tekst schrijven. En zo geschiedde.

Meer lezen over schulden in Nederland?