Hoe seksuele intimidatie je hoofd binnendringt #Metoo
Toen ik op klaarlichte dag onder mijn rok werd gegrepen, ervoer ik hoe hevig seksuele intimidatie je hoofd binnendringt. Angst slaat je gedachten lam, voorzichtigheid maakt je wereld kleiner. De seksuele intimidatie waarmee bijna alle vrouwen te maken krijgen, is daarom een groter probleem dan ze misschien lijkt.
Wanneer vrouwen klagen over seksuele intimidatie, heten ze al snel hysterisch. Goed, verkrachting, dat is erg, maar sissen, fluiten, lastigvallen: triviaal. En gewoon bekeken worden? Kom nou.
Maar een billenknijper knijpt óók pijnlijk in je geest.
Dat ervoer ik toen ik, inmiddels een jaar terug, op klaarlichte dag over straat liep en een onbekende man zich tegen me aan drukte en met zijn volle hand onder mijn rok greep. Ik schold hem de huid vol en weerde hem af.
Daarna wilde ik verder met mijn dag. Ik complimenteerde mezelf met mijn nuchtere reactie. Pas toen ik weer achter mijn bureau zat, kwam de weerslag. Ik voelde me niet alleen fysiek ontstellend kwetsbaar, maar wat me ook midscheeps raakte was hoe weerloos ik me voelde juist waar ik me altijd onaantastbaar had gewaand: in mijn geest. Ik kon niet nadenken. Het duurde een poos voor ik weer iets schreef.
Ongewenste seksuele aandacht dringt je bewustzijn binnen
En dat effect ervaar ik niet alleen bij aanranding. Ook als ik bijvoorbeeld in de trein zit te werken, en de man tegenover me staart me indringend aan en maakt, als ik terugkijk, een lik-beweging, krijg ik geen letter meer op papier.
Het is onmogelijk om zulke ongewenste seksuele aandacht van je af te laten glijden zonder dat ze je bewustzijn binnendringt. Bij ongewenste benadering merk ik hoe ik mijn bekkenbodem samentrek en mijn knieën op elkaar duw: een reactie die benadrukt hoe fysiek het gevoel van dreiging is waarop ik reageer, ook al raakt niemand me aan. Een man die sist kan me al rillingen bezorgen; indringend staren is werkelijk indringend.
En dat beperkt je vrijheid op heel veel manieren
Lastiggevallen worden - of: de situatie waarin je weet dat je, zodra je je als vrouw in de publieke ruimte begeeft, wellicht zult worden lastiggevallen - beperkt je vrijheid op verschillende manieren.
Een even ongewenste als voor de hand liggende strategie om zulke ongevraagde aandacht te vermijden, is proberen geen signalen uit te zenden. Niet te luid lachen, niet rennen, niet leunen, niet je benen strekken, niet je armen spreiden. Niemand aankijken! Nooit iets langwerpigs eten in het openbaar.
Niet te luid lachen, niet rennen, niet leunen, niet je benen strekken, niet je armen spreiden, nooit iets langwerpigs eten in het openbaar
Zo’n verstarrend zelfbewustzijn hindert het meisje of een vrouw, niet degene die haar lastigvalt. Dat is precies verkeerd om. Bovendien heeft het een belangrijke bijwerking: wie niet wil zenden, kan ook niet ontvangen. Er is veel minder communicatie mogelijk. Een schelp die zich dichtklemt als je hem aanraakt, kan niet eten.
Het is dus niet alleen onprettig om angst en afwijzing te voelen ten opzichte van de wereld. De grotere schade ligt in wat er, naast ongure types, allemaal nog méér wordt afgeschermd.
De maatregelen richten zich alleen op vrouwen
Wanneer ik vrouwen om me heen hoor discussiëren over de vraag of ze ’s avonds nog door het park durven, of alleen met de fiets op stap, voel ik weer de woede die ik voelde toen ik als meisje van elf op zelfverdedigingscursus werd gestuurd.
In een muf buurtzaaltje leerden twintig leeftijdsgenotes om in te slaan op stootkussens. We leerden altijd voor de ballen en de ogen te gaan en vooral heel hard te schreeuwen, want meer dan tijdwinst zouden de trucs die wie hier oppikten, niet opleveren tegen de fysieke overmacht van mannen. We leerden dat we als meisjes altijd onveilig waren op een manier die goeddeels buiten onze controle lag. We leerden voorzichtig te zijn en voorzorgsmaatregelen te nemen: nooit alleen fietsen, nooit ’s avonds, nooit buiten de bebouwde kom.
Van zoveel angst krimpt de wereld.
Terwijl mijn wereld naarmate ik opgroeide jarenlang groter was geworden (het huis, de tuin, de buurt, het dorp, het bos), voelde ik dat ik op een onzichtbare grens stuitte. Hoe meer mijn lichaam groeide, hoe meer de wereld om me heen leek te krimpen.
De voorzorgsmaatregelen die meisjes al op jonge leeftijd leren nemen, vormen zo een dwangbuis die onzichtbaar is, maar daarom niet minder echt. En beperking wordt aan de slachtoffers opgelegd, niet aan de daders. Waarom is dit ónze verantwoordelijkheid? Waarom worden jongens niet op cursus gestuurd om te leren over ongewenst gedrag?
Defensief denken bestaat niet
De voorzorgsmaatregelen van vrouwen tegen seksueel geweld zijn helaas terecht. 45 procent van de vrouwen heeft fysiek of seksueel geweld meegemaakt. 73 procent van de vrouwen is ooit seksueel geïntimideerd. 10 procent van de vrouwen is ooit verkracht.* Mannen zijn in meerderheid de dader.*
Voor de gemiddelde vrouw is zoiets als in je kruis gegrepen worden geen dagelijkse ervaring, maar subtielere vormen van lastigvallen zijn dat wél. Het effect daarvan is geraffineerder, maar wel quasi-permanent. Het komt neer op een kleine verstarring, op verborgen remmingen, op iets wat je niet immobiliseert maar wat onder het oppervlak continu voor weerstand zorgt.
Dat is de reden dat zelfs zoiets als staren of fluiten géén oppervlakkig probleem is: zoiets grijpt diep in op je denken, op een even subtiele en onontkoombare manier. Het drukt je in het defensief en defensief denken bestáát niet. Dat heet dichtslaan.
Deze tekst is een aangepaste en sterk ingekorte versie van een essay dat eerder verscheen in het boek De herontdekking van het lichaam (Uitgeverij Cossee, 2016).