Onze landbouwgrond is zo dood als een pier. Weg met het gif
Het gif uit de industriële landbouw brengt het leven op aarde ernstig in gevaar. Toch blijven overheden laks. En dat terwijl er inmiddels veel betere opties zijn om voldoende voedsel voor iedereen te verbouwen.
Vlak voor ze de tarwe oogsten, spuiten* veel boeren nog even het onkruidbestrijdingsmiddel glyfosaat over hun veld, beter bekend onder de merknaam Roundup. Daarmee slaan ze twee vliegen in één klap. Glyfosaat zorgt dat de plant sneller droogt en eerder van het veld gehaald kan worden. Het middel roeit ook ongewenste plantjes zoals distel en paardebloem uit, zodat de boer na de oogst een frisse start kan maken met het volgende gewas.
Monsanto, de fabrikant van Roundup, vindt het dan ook een uitstekende strategie.* Over het gif dat hiermee in de lucht, bodem en water terechtkomt, hoor je het bedrijf niet.
Glyfosaat is ’s werelds meest gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel. Het mondiale gebruik is in de laatste tien jaar vervijftienvoudigd.* En het is niet het enige gif dat boeren gebruiken. Ter uitroeiing van ongewenste insecten zijn de laatste decennia de zogeheten neonicotinoïden zeer in opmars.* Er is steeds meer bewijs dat deze intussen deels verboden middelen een belangrijke oorzaak* zijn van bijensterfte.
Geen wonder dat er vorige week ook naar dit soort landbouwgiffen werd gewezen toen in het nieuws kwam dat de biomassa van insecten in Duitsland in een dikke kwarteeuw met 75 procent is gedaald.
De aanwijzingen dat de industriële landbouw met zijn grootschalige gebruik van bestrijdingsmiddelen een hoofdrol speelt, stapelen zich op. De gevolgen kunnen ver reiken, want zonder insecten kan een groot deel van de planten en gewassen op aarde niet overleven. Zelfs de bodem waar al ons voedsel op groeit, raakt mede door het gif in steeds slechtere staat. Tel er het verlies van natuur bij op, en het resultaat is ‘zombienatuur,’ schreef* een bioloog: het is nog wel groen, maar omdat de soortenrijkdom zo is ingestort is het eigenlijk ‘zo dood als een pier.’
Overheden doen hier veel te weinig aan - de Nederlandse regering pleit in Europa bijvoorbeeld tegen een verbod op glyfosaat.
Hoe zou dat kunnen veranderen? Wat is er precies bekend over de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen? Wat doen ze met het leven boven en in de grond? Een overzicht.
Bij en grutto leggen het loodje
Bijen, hommels, motten, loopkevers, monarchvlinders. Wetenschappelijke studies wezen voor al deze soorten in de afgelopen jaren uit dat hun populaties sterk zijn teruggelopen. Maar de studie* die onlangs zoveel indruk maakte, was een van de eerste die het hele plaatje schetste van de dramatische afname van biomassa van alle insectensoorten samen over lange tijd.
Meteen barstte een debat los over de betrouwbaarheid van het onderzoek. Maar de meeste commentatoren vonden toch: dit is een belangrijke, verontrustende studie die aansluit bij een beeld dat we al hadden.
Ook Nederlands onderzoek* bevestigt hoe moeilijk insecten het hebben. Op het Drentse Dwingelderveld wordt sinds 1959 het aantal loopkevers geteld. En al schommelt de omvang van de populatie sterk, de trend naar beneden is ontegenzeggelijk.
Vogels die zich met de verdwijnende insecten moeten voeden zijn ook in rap tempo aan het verdwijnen. Het aantal boerenlandvogels is in Nederland sinds 1960 met 60 tot 70 procent* afgenomen. Slechts een kwart* van de grutto’s is nog over.
Waar is dit aan te wijten? Daar probeerden wetenschappers in een in 2007 verricht grootschalig onderzoek* in acht Oost- en West-Europese landen achter te komen. ‘De uitkomsten waren verbijsterend,’ schreef een van de auteurs, de Wageningse hoogleraar Frank Berendse, later in zijn boek Wilde apen. ‘De toepassing van gif om insecten en schimmels te bestrijden bleek in alle gevallen doorslaggevend. Wanneer er meer gespoten werd, waren er minder loopvogels, minder loopkever- en plantensoorten en was het gewas minder in staat om zelf een opkomende plaag in de hand te houden.’
Een gif voor elke kwaal
De meest gebruikte insecticiden ter wereld zijn de zogeheten neonicotinoïden (neonics). Ze zitten vaak als coating op het zaad van een gewas en ze doden niet alleen ‘ongewenste’ insecten, maar beïnvloeden bijvoorbeeld ook het vermogen van bijenvolken om de winter te overleven en zich voort te planten.
De gevolgen zijn dramatisch. Want van de honderd gewassen die 90 procent van al het voedsel op aarde leveren, worden er zeventig* door bijen bestoven. En niet alleen de bijen lijden onder de neonics. Ze leveren ook veel schade op voor onder meer waterinsecten, vleermuizen en vogels.
De gevolgen zijn dramatisch. Want van de honderd gewassen die 90 procent van al het voedsel op aarde leveren, worden er zeventig door bijen bestoven
Naast de neonics (tegen insecten) gebruiken boeren ook veel glyfosaat om lastig ‘onkruid’ van hun veld te houden. Rondom het goedje woedt al jaren een heftige controverse. In maart 2015 classificeerde* het International Agency on Cancer Research (IARC) de stof als ‘waarschijnlijk kankerverwekkend.’
Maar de Europese voedselautoriteit EFSA kwam datzelfde jaar juist tot de omgekeerde conclusie.*
De storm kreeg de kracht van een orkaan, toen in het voorjaar van 2017 een rechtbank in Californië de Monsanto Papers openbaar maakte. Daaruit bleek dat het bedrijf zelf zich al jaren bewust was van de gevaren van de stof, wetenschappers had betaald om hun naam onder door Monsanto geschreven studies te zetten waaruit de veiligheid ervan zou blijken en dat de Europese voedselautoriteit EFSA zich bij de oordeelsvorming over glyfosaat voor een belangrijk deel baseerde op een door de industrie opgesteld rapport in plaats van op onafhankelijk onderzoek.
Het emotionele debat rondom glyfosaat concentreert zich vooral op de vraag of de stof nu al dan niet kankerverwekkend is. En dat gevaar moeten we nu ook weer niet opblazen, zeggen sommigen.*
Veel minder aandacht krijgt de vraag of glyfosaat behalve het verdelgen van onkruid (waarvoor het bedoeld is), ook bijdraagt aan de insectensterfte. Ook in dat opzicht zit het stofje in de beklaagdenbank. Het blijkt een belangrijke factor* in de scherpe afname van het aantal monarchvlinders in Noord-Amerika. Ook tast* glyfosaat, net als de neonics, het vermogen aan van bijen hun weg naar huis te vinden.
De vergiftiging van het bodemleven
Maar het zijn niet alleen insecten en vogels boven de grond die last hebben van bestrijdingsmiddelen. In de bodem waar planten en gewassen groeien, werkt het gif net zo goed.
Je hoort weinig over het bodemleven dat zich daar afspeelt. Maar het is essentieel. Miljoenen bacteriën, schimmels en allerlei andere bodemdiertjes, van aaltjes tot regenwormen, zorgen ervoor dat planten voedingsstoffen kunnen opnemen, dat er genoeg lucht in de bodem zit om gewassen te kunnen verbouwen en dat er voldoende gangetjes zijn waardoor de regen kan wegstromen. De ‘diensten’ die een gezonde bodem levert, zijn talrijk en fantastisch: micro-organismen en bodemdiertjes in de grond neutraliseren ziekteverwekkers, recyclen plantenresten en slaan koolstof op. Ze zijn onmisbaar en onvervangbaar.
De intensieve landbouw helpt dit rijke bodemleven om zeep. Want door het gebruik van gif, maar ook door ploegen, het gebruik van zware machines, en onmatig gebruik van mest neemt de biodiversiteit in de bodem af. Zo komen op intensief bewerkt land minder soorten regenwormen voor, die minder activiteit vertonen en zich, als er glyfosaat is gebruikt, veel minder goed voortplanten.
Bacteriën die normaal gezien ziekteverwekkende schimmels onderdrukken, worden door glyfosaat vergiftigd
Ja, weer zit glyfosaat in de beklaagdenbank. Het gif pakt niet alleen het onkruid waartegen het bedoeld is, maar ook het bodemleven hard aan. Zelfs lage concentraties van het spul verstoren de werking van schimmels die de opname van voedingsstoffen door planten horen te faciliteren.* Bacteriën die normaal gezien ziekteverwekkende schimmels onderdrukken, worden door glyfosaat vergiftigd. En het middel is - net als andere schimmel- en bacteriedodende middelen – wijdverbreid. Een recente studie vond glyfosaat en AMPA – een afbraakproduct van glyfosaat – in flinke concentraties in bijna de helft van landbouwgronden in Europa. De auteurs van die studie concluderen dat het ‘niet verstandig’ is het gebruik nog langer toe te staan.
Niet alleen het gebruik van gif, maar ook het intensief bewerken van gronden en de inzet op monoculturen zorgen voor degradatie van de bodem. Volgens een recent overzicht* loopt hierdoor de productiviteit van de landbouw op 20 procent van de akkers wereldwijd terug. Omdat de biodiversiteit van het bodemleven afneemt, wordt voedselproductie in een veranderend klimaat moeilijker.
Een vicieuze cirkel (en een blinde vlek)
Dit staat allemaal op behoorlijk gespannen voet met het jubelverhaal dat de agro-industrie graag vertelt: dat dankzij kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen de productie van voedsel wereldwijd is geëxplodeerd. De honger en noodzakelijke krimp van de wereldbevolking die eind jaren zestig nog door doemdenkers werd voorspeld, is uitgebleven door de ‘groene revolutie’ van de industriële landbouw.
Dat is waar en die winst moeten we niet bagatelliseren. Wel is nu duidelijk: een groot deel van die ‘vooruitgang’ was op de pof. De winst die we op de korte termijn hebben behaald, beginnen we nu te bekopen, want de ‘diensten’ die een soortenrijke natuur ons van oudsher leverde, nemen af. Dode insecten kunnen geen gewassen bestuiven. Een bodem vol landbouwgif kan ons water niet zuiveren. Weinig leven onder de grond, betekent uiteindelijk weinig leven boven de grond.
Om binnen het huidige landbouwmodel tóch voedsel te kunnen blijven verbouwen, is paradoxaal genoeg steeds méér gif en steeds intensievere bewerking nodig. Het is een neerwaartse spiraal:
- De inzet op monoculturen, het gebruik van gif en de intensieve bewerking van land zorgen ervoor dat de bodemkwaliteit achteruitholt.
- Daarmee beperken we het vermogen van een gezonde bodem om gezonde plantengroei te faciliteren en om plantenziektes en plagen te beperken. Dat verklaart waarom op intensief bewerkte grond het aantal plaagorganismen netto toeneemt, niet afneemt.
- Om zulke plagen, ziektes en onkruid te beperken en de voedselproductie op peil te houden, is méér gif en intensievere bewerking nodig.
Kortom: hoe langer we monoculturen verbouwen, hoe minder natuurlijke afweersystemen het bodemleven biedt. Dat verklaart waarom er, ondanks een mondiale toename in het gebruik van gif, vandaag nog net zoveel gewassen verloren gaan als veertig jaar geleden,* toen de giffen aan hun opmars begonnen.
Je leest hier doorgaans weinig over omdat veel nog níet bekend is. Het onderzoek naar het leven in de bodem zelf is nog jong,* en het meeste onderzoek naar de werking van giffen wordt in het lab gedaan op een of enkele soorten, niet op de schat aan diertjes die in een gezonde bodem leven. Wat het relatieve effect van ploegen, bemesting en bestrijdingsmiddelen is op de afname van de biodiversiteit in de bodem, weten we niet. Hoe de cocktail van verschillende giffen die zich in de bodem opstapelen precies doorwerkt op het bodemleven, weten we ook niet. Het is een blinde vlek van jewelste en er is te weinig geld voor onderzoekers die daar wat aan willen doen.
Het gebrek aan doortastend beleid
Dat de levende schil van de aarde essentieel is voor het leven van mens en dier, erkent ook de Europese Commissie. Ze stelt* dat erosie, verlies aan organisch materiaal, verzilting en vervuiling van de bodem een bedreiging vormen voor de menselijke gezondheid, ecosystemen, de economie en het klimaat.
Maar dat inzicht vertaalt zich niet in actie. Slechts een paar landen in Europa hebben wetgeving om de bodem te beschermen.* Op Europees niveau zijn er geen duidelijke regels.
De Europese Commissie deed een poging daar verandering in aan te brengen. Maar het voorstel voor een bodemrichtlijn stuitte op protest van te veel lidstaten (waaronder Nederland), waarna de Commissie het in het voorjaar van 2014 schielijk introk.
Op het gebied van het gebruik van pesticiden bestaat er wel wetgeving. Sterker nog: wetgeving die er op papier prachtig uitziet. In de Europese verordening over het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen staat het glashelder: het voorzorgsbeginsel dient te worden toegepast. Alleen stoffen die geen enkel schadelijk effect hebben op de gezondheid van mens en dier en het milieu, mogen op de markt komen.
Je zou dus denken: geen twijfel over mogelijk, er is meer dan voldoende basis voor een totaalverbod op glyfosaat en neonicotinoïden.
Toch heeft de Europese Commissie voorgesteld de toelating op de markt voor glyfosaat met tien jaar te verlengen. Tot groot protest* van het Europees Parlement. Dat wil dat huishoudelijk gebruik nu al wordt verboden en de landbouwsector vijf jaar krijgt om alternatieven te ontwikkelen en het gebruik langzaam maar zeker uit te bannen.
Maar ja, het Europees Parlement heeft er niets over te zeggen. De beslissing is aan een uit vertegenwoordigers van alle lidstaten samengestelde commissie. En die kwam er afgelopen woensdag nog niet uit. Er is grote verdeeldheid.* Nederland vindt dat het spul op de markt mag blijven, Frankrijk, Italië, België en Oostenrijk zijn daar juist tegen.
Voor drie neonicotinoïden vaardigde de Europese Commissie in 2013 wel al een verbod uit. Alleen liet het ruimte* voor landen om in noodsituaties beroep te doen op een uitzonderingsbepaling. En daar maakten de lidstaten gretig gebruik van, zonder dat de Commissie echt controleerde of het wel om noodsituaties ging.
In maart 2017 presenteerde de Europese Commissie voorstellen* om het gebruik van neonicotinoïden behalve in broeikassen compleet uit te bannen. Die liggen nu voor in een uit de lidstaten samengestelde commissie. Wat daar uit zal komen, is nog ongewis.
Cruciaal voor de toekomst is wat Europa gaat doen met het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB). Dat slokt 40 procent van de EU-begroting op. En tot nu toe is het vooral gericht geweest op ondersteuning van de grootschalige, industriële landbouw. Daarmee is het, zeggen critici, de grootste aanjager van biodiversiteitsverlies in Europa. Een eerdere poging het Europese landbouwbeleid te vergroenen mislukte.* Voor 2020 staat er een nieuwe ronde op de agenda. Hoog tijd om het GLB radicaal te hervormen en het in dienst te stellen van een landbouw die milieu en klimaat beschermt, lieten ruim 250.000 burgers en 600 organisaties* de Europese Commissie mei dit jaar alvast weten.
Hoe kan het beter?
Zolang de Commissie en nationale overheden daar niet naar handelen, zijn ze deel van het probleem, stelde de Rapporteur voor het Recht op Voedsel van de VN in een overzichtspaper uit januari 2017. In een voor VN-kringen ongebruikelijk vlammend betoog schreef de rapporteur: ‘Er blijft een breed gebrek aan besef van de gevaren die bepaalde pesticiden opleveren, een situatie die wordt verergerd door zowel de inspanningen van de industrie om de aangerichte schade te bagatelliseren als door nalatige overheden die de misleidende beweringen doen dat bestaande wetgeving voldoende bescherming biedt.’
Een eerste stap naar een verantwoord landbouwbeleid zou zijn om het voorzorgsbeginsel wél toe te passen. Het is dan aan giffabrikanten om aan te tonen dat hun middelen geen kwaad kunnen. Nu is het in de praktijk vaak andersom; wetenschappers moeten bewijzen dat middelen giftig zijn, alvorens ze (misschien) geweerd worden. Het is de omgekeerde wereld.
Een eerste stap naar een verantwoord landbouwbeleid zou zijn om het voorzorgsbeginsel wél toe te passen
Toepassing van het voorzorgsbeginsel zou leiden tot een onmiddellijk verbod op veelgebruikte gewasbeschermingsmiddelen. Maar daarmee zijn we er nog niet; het leven onder en boven de grond heeft ook last van de ophoping van fosfaat en stikstof uit (kunst)mest, de monoculturen en de intensieve bewerking van de intensieve landbouw.
We moeten volledig afscheid nemen van de industriële landbouw, concludeert de VN-rapporteur dan ook. In plaats van monoculturen en het massale gebruik van chemicaliën zouden we moeten toewerken naar wat bekend is komen te staan als ‘agro-ecologie’: samenwerken met de natuur om voldoende voedsel te produceren voor iedereen.
Wat is agro-ecologie dan? Zeker geen terugkeer naar een geromantiseerde vorm van boeren uit voorindustriële tijden. Het is juist een schrijft een internationaal panel van experts, Die veel minder milieubelastend is, een groter vermogen heeft klimaatschommelingen en plagen te weerstaan, maar wel met de industriële landbouw kan concurreren in opbrengsten en meer banen oplevert. Volgens Het al genoemde expertpanel* is die vorm van landbouw uitstekend geschikt om tegelijkertijd aan de eisen van voedselzekerheid, milieubescherming en sociale rechtvaardigheid te voldoen.
Als we het geproduceerde voedsel bovendien eerlijker verdelen en een einde maken aan voedselverspilling, kunnen we zeker voldoende gezond voedsel maken voor een groeiende wereldbevolking.
Daarnaast moet de natuur de ruimte krijgen om zich te herstellen van de klappen die de agro-industrie heeft uitgedeeld. Bijvoorbeeld door een deel van de landbouwgrond terug te geven aan de natuur.
Twijfel zaaien
Agro-industriële bedrijven zullen zich met hand en tand verzetten tegen dit soort plannen, omdat hun hele businessmodel ten einde zou komen. Zoals de tabaksfabrikanten alles op alles zetten om twijfel te zaaien over de gevolgen van roken, zijn de Bayers en Monsanto’s van deze wereld nog volop bezig de wetenschappelijke consensus over de schadelijkheid van hun producten te ondergraven. Zo blijven ze volhouden* dat neonicotinoïden bij ‘verstandig gebruik’ veilig zijn, het verband met bijensterfte onbewezen is en een verbod enorme economische schade voor boeren betekent.
Alleen met krachtige politieke steun is de omwenteling naar een nieuw agro-ecologisch landbouwsysteem te maken en de macht van het agro-industriële complex te breken. De vraag is dan nog: hoe zouden we daar kunnen komen?
In zijn boekje Wilde apen doet hoogleraar Natuurbeheer en Plantenecologie Frank Berendse een voorstel: voer in heel Europa een belasting in op het gebruik van bestrijdingsmiddelen, antibiotica, kunstmest en geïmporteerd veevoer, zodat verantwoorde landbouwtechnieken (meer) gaan lonen. Boeren die nu gevangen zitten in de vicieuze cirkel van gif en steeds intensiever landgebruik, worden dan bevrijd. Want net als het bodemleven, de insecten en de vogels, zijn boeren het slachtoffer van een systeem dat ze boven het hoofd gegroeid is en dat ze zeggenschap over hun eigen werk heeft ontnomen.