Zo belanden honderden kinderen per jaar in de isoleercel
In de gesloten jeugdzorg komen honderden kinderen per jaar zonder enige vorm van toezicht in een isoleercel terecht. De Jeugdwet, die daar geldt, schiet tekort. Psychiaters luiden de noodklok: ‘Je schendt hiermee de rechten van het kind.’
Ik stap de kale cel in, de deur valt dicht. Ik kijk om me heen: de ruimte is klein, veel beweegruimte heb ik niet. De muren zijn blauw geverfd. In het midden van de kamer ligt een kunststof matras. Aan de muur is een metalen toilet bevestigd. Nergens een klok. Het is kil.
Ik ben in Transferium in Heerhugowaard en voor het eerst zie ik een kinderisoleercel van binnen. Hier krijg je niks mee van de buitenwereld. Alleen wat daglicht door een mat raam.
Sinds januari dit jaar probeer ik te achterhalen hoe vaak kinderen binnen de gesloten jeugdzorg in zo’n cel belanden – en waarom. En zoals zo vaak bij ogenschijnlijk eenvoudige vragen: het antwoord is complex.
Maar eerst nog even dit.
Een kind belandt sinds 2008 in de gesloten jeugdzorg als een rechter bepaalt dat thuis wonen niet meer kan. Nederland telt zo elf gesloten jeugdzorginstellingen – vaak voormalige jeugdgevangenissen – waar nu ruim vijftienhonderd jongeren bivakkeren, allen tussen de twaalf en achttien jaar oud.
Die jongeren zijn van velerlei pluimage – sommigen hebben een lichte verstandelijke beperking – maar bijna allemaal zijn ze het slachtoffer van verwaarlozing, misbruik, huiselijk geweld of een vechtscheiding. De gesloten jeugdzorg werd in 2008 in het leven geroepen. En wanneer een jongere – als logisch gevolg van heftige negatieve gevoelens – zich niet gedraagt, wordt hij in de instelling waar hij eigenlijk juist zit voor zijn eigen veiligheid, vaak opgesloten in de isoleercel.
Zo’n kille cel als waar ik nu in sta.
Hoe vaak komen kinderen in de isoleercel?
Hoe vaak worden die cellen precies gebruikt? En gebeurt dat alleen als het echt niet anders kan? Toen ik eerder naar het antwoord googelde stuitte ik op een Kamerdebat uit 2009. ‘De Inspectie Jeugdzorg gaat bekijken hoe vaak jongeren binnen de gesloten jeugdzorg in een separeercel terechtkomen,’* zei minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin (ChristenUnie) op 17 februari van dat jaar toe. En verder: de instellingen moeten deze aantallen melden in hun jaarverslagen.*
De Inspectie Jeugdzorg zou het antwoord op mijn vraag dus moeten kennen. Maar een woordvoerder laat weten dat de inspectie helemaal geen zicht heeft op het aantal isoleerplaatsingen in de gesloten jeugdzorg. De Jeugdwet, die daar geldt, verplicht de instellingen namelijk niet om het aantal isoleergevallen te melden. Opvallend, want minderjarigen die onder een andere wet (voor jeugdpsychiatrie) in de isoleercel komen, moeten allemaal bij de inspectie worden aangemeld.
Ook de jaarverslagen van de instellingen bieden weinig uitkomst. Slechts één instelling, de Ottho Gerhard Heldringstichting in het Gelderse dorpje Zetten, vermeldt hoe vaak ze kinderen in de isoleercel zet. De andere tien instellingen hebben geen cijfers paraat als ik om opheldering vraag.
Uiteindelijk besluit ik een verzoek in te dienen volgens de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Ik vraag de elf gesloten jeugdzorginstellingen het aantal separaties te openbaren; negen instellingen werken mee.
Wat blijkt: ook al neemt het gebruik van dit zware dwangmiddel af, nog altijd komt bij de negen instellingen zo’n duizend keer per jaar een kind in de isoleercel.
Maar deze cijfers vertellen niet het hele verhaal.
Want intussen kwam ik ook in contact met advocaten, hoogleraren, jeugdpsychiaters, een oud-cliënt en een oud-medewerker. En uit hun verhalen blijkt dat in de gesloten jeugdzorg dwangmaatregelen, zoals opsluiting in een isoleercel of hardhandig ingrijpen door behandelaars, veelvuldig voorkomen. Maar onafhankelijk toezicht ontbreekt volledig. Zo kan het dat een verblijf, dat bedoeld is om de veiligheid en ontwikkeling van de jongere te bevorderen, averechts werkt.
De isoleercel: officieel alleen voor noodsituaties
Wat deze (ervarings-)deskundigen mij ook vertellen: in de gesloten jeugdzorg wordt de isoleercel te pas en te onpas ingezet. Volgens de instellingen is de isoleercel er alleen voor noodsituaties. Maar in de gesprekken hoor ik allerlei andere redenen voor het gebruik ervan. Zoals: begeleiders die controle op de groep willen krijgen; een instelling die ’s nachts een personeelstekort heeft bij nachtelijke opnames; werknemers die de isoleercel gebruiken als straf voor het niet meedoen met een groepsactiviteit.
Het is precies het type voorvallen dat Peer van der Helm, die aan de Hogeschool Leiden al jaren onderzoek doet naar de gesloten jeugdzorg, keer op keer tegenkomt.
Van der Helm stelt dat instellingen de maatregelen meestal goedpraten met argumenten als ‘het is voor de eigen veiligheid.’ Maar daar staat wel iets tegenover. ‘We weten hoe schadelijk separatie voor een kind kan zijn. Die eenzaamheid maakt een kind vaak heel angstig. Het kan een nieuw trauma veroorzaken.’
Die cel is juist een réden dat een kind steeds moeilijker en onhandelbaar gedrag vertoont. Van der Helm: ‘Dat leidt weer tot maatregelen om de situatie verder te beheersen. Het gevolg: kinderen worden te vaak en te lang in eenzaamheid opgesloten. Daar moeten we echt van af.’
De isoleercel is niet het enige probleem binnen de gesloten jeugdzorg. Verschillende bronnen stellen dat begeleiders hardhandig optreden. Ook komt het voor dat lastige jongeren - bij gebrek aan een beter alternatief - dan maar worden overgeplaatst naar een andere instelling. Niet om therapeutische redenen, maar omdat de instelling het kind niet aankan.
Er zijn geen officiële cijfers van het aantal overplaatsingen, maar Van der Helm schat dat er ruim driehonderd keer per jaar door begeleiders voor wordt gekozen.
De Jeugdwet schiet tekort
Wat is de oorzaak van dit wanbeleid? De verklaring is tweeledig.
Volgens de Nederlandse wet bestaat er een onderscheid tussen twee groepen kinderen: zij die in de jeugdpsychiatrie zitten en zij die in de gesloten jeugdzorg zitten.
In de Jeugdwet, die geldt voor de gesloten jeugdzorg, is niets vastgelegd over registratie of meldingen aan de inspectie. Opvallend, want de wet die in de jeugdpsychiatrie geldt, is veel specifieker over het gebruik van de isoleercel. Juist omdat het zo’n ingrijpende maatregel is met mogelijk schadelijke effecten voor het kind.
In de jeugdpsychiatrie moet een psychiater, elke keer dat een kind verwezen wordt naar een isoleercel, die verwijzing beoordelen en melden bij de inspectie. Die eist dat de psychiater elk kwartier poolshoogte neemt, elk uur de deur even opent en elke dag opnieuw beoordeelt of de maatregel nog terecht is.*
De toepassing van een isoleercel moet altijd een ultimum remedium zijn
In de jeugdpsychiatrie is een psychiater verantwoordelijk voor de behandeling van de patiënten. In de gesloten jeugdzorg is dit niet het geval en kan een begeleider zonder medische achtergrond bepalen of een kind in de isoleercel komt. En ook wanneer en hoe vaak ze een kind daar bezoeken. De inspectie hoeft hier niet van op de hoogte te worden gebracht. Als enige wettelijke beperking op isoleercelgebruik geldt een vastgesteld maximaal verblijf van zeven dagen.
De rechtspositie van een kind dat onder de Jeugdwet valt is uiterst onzeker, terwijl die in de jeugdpsychiatrie wel vastligt. Ik sprak hier verschillende experts over. ‘Vreemd,’ ‘bizar’ en ‘zorgelijk,’ oordelen zij. Ze vrezen voor willekeur.
‘Inhumaan,’ zegt jeugdpsychiater Peter Dijkshoorn, over het feit dat in sommige gesloten jeugdzorginstellingen alle kinderen in aanmerking komen voor de isoleercel. ‘Als je weet hoe schadelijk het is om opgesloten te worden, dan is dit een schande.’
Jeugdpsychiater Jeroen Steenmeijer: ‘Wij [in de jeugdpsychiatrie, ID] zijn aan strikte regels gebonden die duidelijk in de wet staan omschreven. Dat is belangrijk, omdat het om een ingrijpend middel gaat dat zo kort mogelijk moet duren. Maar wie controleert in de gesloten jeugdzorg hoelang een jongere al in de separeer verblijft?’
Robert Vermeiren, hoogleraar Jeugdpsychiatrie bij het LUMC: ‘De toepassing van een isoleercel moet altijd een ultimum remedium zijn. Maar controle ontbreekt. Het kan toch niet zo zijn dat enkel een instelling daar zicht op heeft? Je schendt hiermee de rechten van het kind.’
Gemeenten kunnen de taak niet aan
Daarnaast is jeugdzorg sinds 2015 een taak van de gemeente. Het idee was dat gemeenten via onder meer wijkteams hulp aan probleemkinderen konden bieden. Zo kwamen er minder minderjarigen in de gesloten jeugdzorg terecht, was de gedachte, en daar was minder geld en personeel voor nodig. Het tegenovergestelde gebeurde. In 2016 kwamen juist 15 procent meer kinderen in de gesloten jeugdzorg terecht en de meeste instellingen kampen met structureel geld- en personeelstekort.
In september gaven gemeenten massaal aan in de knel te komen met hun jeugdzorgbudget. Voor 2018 verwachten negen van de tien gemeenten niet genoeg geld voor de jeugdzorg te hebben.
Het geld- en personeelstekort eisen hun tol in de instellingen. ‘Het gevolg is dat door de huidige financiering het overgrote deel van mijn medewerkers met een tijdelijk contract werkt,’ zegt Vrank Post, directeur van Transferium, de gesloten jeugdzorginstelling in Heerhugowaard. ‘Voortdurend worden kwetsbare kinderen geconfronteerd met nieuwe gezichten; zo kunnen ze geen vertrouwensband opbouwen.’ Zijn instelling, stelt hij, zou gebaat zijn bij meer mankracht met een vast contract.
Dit heeft directe gevolgen voor de inzet van de isoleercel, zegt Post. ‘Er zijn dagen waarop zich verschillende calamiteiten voordoen en hulpverleners weggepiept worden om een collega elders te ondersteunen. Tegelijkertijd ontstaat er bijvoorbeeld aan de andere kant van het gebouw een onveilige situatie, omdat er maar één hulpverlener op de groep zit.’
Onderzoeker Peer van der Helm ziet dit in meer instellingen gebeuren: ‘Na de decentralisatie is de werkdruk behoorlijk opgelopen in de gesloten jeugdzorg. Er zijn meer ziekmeldingen. Alles komt neer op de schouders van de hulpverleners die er nog zitten. Die grijpen sneller naar separatie, omdat ze niet meer weten hoe ze moeten omgaan met het moeilijke gedrag van de jongeren. Die zetten zich op hun beurt meer af tegen de leiding.’
Wat kan er aan gedaan worden?
Er moet iets veranderen, zeggen de experts. Het is noodzaak dat ook in de gesloten jeugdzorg de veiligheid van het kind wordt gegarandeerd. Maar hoe? Door de gaten in de Jeugdwet op te lossen bijvoorbeeld. Die zou gelijkgetrokken moeten worden met de wet die in de jeugdpsychiatrie geldt. Geen gebruik meer van de isoleercel zonder dat de inspectie ervan weet en altijd toezicht van een arts op de uitvoering.
Maar dit is niet genoeg, vindt Peer van der Helm. Er moet een cultuuromslag komen bij de hulpverleners. Een jongere opsluiten is een makkelijke manier om even rust te creëren op de afdeling, maar biedt geen oplossing. Sterker nog: de opsluiting kan het probleemgedrag juist verergeren.
In de jeugdpsychiatrie is het wel al gelukt om het gebruik van de isoleercel terug te dringen, zegt psychiater Peter Dijkshoorn. ‘Bij ons is het in sommige instellingen al met 95 procent teruggebracht.’
Van der Helm: ‘Als we het kind willen beschermen, moeten we de isoleercel afschaffen. Geen enkel kind hoort thuis in een isoleercel.’
De inspectie en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben sinds donderdag de tijd gehad om te reageren op dit artikel. Bij publicatie was nog geen reactie ontvangen. Mochten zij nog wél reageren, dan zal dit artikel worden aangevuld.