De Correspondent moet manisch zijn
Bent u soms manisch? Die vraag kreeg ik op een kwade zaterdagochtend door een van mijn stalkers op Twitter voor de voeten geworpen. Kwam door een ochtendlijke barrage van tweets over financieel-politiek nieuws.
En of ik manisch ben! Nu alweer zo’n vijf jaar. Sinds het bankroet van Lehman Brothers op 15 september 2008 volg ik met woede, ergernis, frustratie, wanhoop en soms homerisch gelach de noodlotswisselingen van dit vreemde, glinsterende, angstaanjagende ding dat wij ‘crisis’ zijn gaan noemen.
Manisch dus. En ik zal grif toegeven: het verneukt mijn leven. Ik zit de godganse dag achter mijn computer, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Lees de ene na de andere post of blog, scroll koortsig door kranten en rapporten, klik als verslaafd op deze of gene grafiek, glim van opwinding om excel-sheets met datasets waar prachtige grafische bewijzen uit te halen zijn voor de perversiteit van bezuinigen in recessietijd.
Uitgebraakt door een volbloed crisisjunk.
Seks, vrienden, onderwijs, onderzoek, dochter, hond, muziek, literatuur, film – al dat geneuzel waar crisismaagden hun leven mee vullen? Scheer je weg! Het zal me worst wezen. Maar een ding telt: op de hoogte blijven, die halve dag informatievoorspong op de crisismeute koesteren. Dat is nu al vijf jaar lang de kern van mijn bestaan. Begoocheld door de crisishoer.
Het mooie ervan is dat ze gemaakt lijkt voor Twitter. Zoals van de Tweede Wereldoorlog wordt beweerd dat het de eerste fotografie-oorlog was en van Vietnam dat het de eerste filmoorlog was, zo geldt voor de Grote Financiële Crisis dat het de eerste Twittercrisis is. De 600 plus twitteraars die ik volg zijn een groot vangnet voor financiële informatie, met correspondenten, bankiers, analisten, toezichthouders en centrale banken in alle markten, jurisdicties en politieken die ertoe doen of er toe gaan doen. En mijn 10.000 min volgers kijken reikhalzend uit naar wat ik dagelijks over hen uitbraak – een echte Best of the Web, samengesteld door een volbloed crisisjunk.
Ik noem het wel de ‘poor men’s telex’. Waarom zou je een godsvermogen neertellen voor abo’tje Bloomberg of Reuters als je hun journos voor niks op Twitter kunt volgen? Vanuit mijn armzalige woonkamertje in de Amsterdamse Pijp heb ik op die manier menige persco na afloop van weer zo’n onzalige top der toppen, die een paar dagen later een dal der dalen bleek, bijgewoond. Via Twitter heb ik de zure dampen van Juncker, Draghi, Monti en hoe al die andere hollow men ook mogen heten, mogen inademen. En de reguliere media hebben maar al te vaak het nakijken. Nederlandse kranten lees ik hoofdzakelijk voor het Haagse nieuws. De rest weet ik meestal al.
Ronddwalen in het mediastille oog van de orkaan is een orgastische belevenis.
Geen betere illustratie van journalistieke overbodigheid dan het weekend dat Dijsselbloem de Cyprioten dacht te scheren. De persconferentie in Brussel waar de spaarbelasting bekend werd gemaakt, was zaterdagochtend om vier uur. De weekendkranten lagen al op pallets of werden juist gedrukt, de redacteuren van de praatprogramma’s lagen nog op één oor en de weekendrubrieken hadden hun programmering allang rond. Het gevolg was dat zo’n beetje het voltallige Nederlandse journaille pas zaterdagavond laat en soms zelfs pas maandagochtend op het netvlies had wat er was gebeurd en wat de ramificaties ervan waren.
In zo’n vacuüm floreert Twitter. Mijn eerste tweet over Cyprus was van zaterdagochtend, 8:47, een retweet van @lemasabachthani
It will be very fun to see some panic on Monday morning outside the banks in Cyprus. #bankrun
De tweede was van 9:41 en van eigen makelij:
Bailing in deposit holders while rescuing Cyprus state smacks of ‘expropriation without compensation’, iow theft.
De derde was van 11:51 en was wederom eigen werk:
#Cyprus: expect massive deposit outflows in small, weak eurozone member states - Slovenia?
Die dag zouden er nog 37 volgen. Die avond zat ik bij Met Het Oog Op Morgen. De dagen erna ben ik twee keer reserve geweest bij Pauw & Witteman, een keer gebeld door Pownews en kort te horen geweest bij BNR. Verder bleef het stil. De grote nieuwsprogramma’s werden gvd bemenst door journo’s die ik dat hele weekend niet op Twitter heb gezien.
Ik zei het al: ik ben manisch – en een beetje bitter. Toen was ik euforisch: ronddwalen in het mediastille oog van de orkaan is een orgastische belevenis – zo lang als het duurt. In deze Twittercrisis zijn er veel van dit soort orkanen geweest. Triomfen voor twitterhordes en blogbrigades. De journalisten met de dodebomen, camera’s en microfoons blinken dan uit door afwezigheid. Alsof het achterhaalde verdienmodel van hun werkgever hen onder de huid is gekropen. In het weekend sta je op het hockeyveld om je kroost toe te juichen. Dat idee.
Maar mensen, de wereld stopt niet na vijven, of na de vrijmibo! Manisch is de wereld en manisch moet dus de correspondent zijn. Die manie is onder journalisten een schaars goed geworden, ingekapseld als ze zijn in het logge productieproces van krant, rubriek of uitzendschema. De krant, het programma, het tijdschrift is het ijkpunt geworden, niet de wereld. Wat dat betreft zijn het net academici. Ook daar is nieuwsgierigheid ingeruild voor productiedwang.
Wijnberg moet met zijn gore poten van mijn nieuwsopvatting afblijven.
Ik weet niet zeker of Wijnberg dit met decorrespondent.nl bedoelt. Hij wil, als ik het goed begrepen heb, immers boven, onder, naast het nieuws gaan staan, niet erin. Mij zal dat een rotzorg zijn. Wijnberg mag dan een maand lang mijn ava bepalen, van mijn nieuwsopvatting moet ie met zijn gore poten afblijven. En hoe eerder Wijnberg snapt dat hij als auctor intellectualis geen spatjes moet krijgen en niet moet denken te kunnen bepalen wat, hoe en waarover wij moeten schrijven, hoe beter het voor hem is.
Wat ik deel zijn zijn zorgen over het routineuze, ontzielde, obligate karakter van veel Nederlandse journalistiek. Uitzonderingen niet te na gesproken, uiteraard.
Daarom ben ik ook lid geworden. Op dinsdag 20 maart, om 19:52: nummer 9.816.