Deze nieuwe cijfers tonen hoe oneerlijk het Nederlandse voetbal is georganiseerd

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Illustraties: Gino Budhoiting (voor De Correspondent)

Van de KNVB kreeg ik de geboortedata van alle voetballers die de afgelopen vijf jaar bij een profclub of in een profopleiding speelden. Ze laten zien: als voetballer kun je beter in januari geboren zijn dan in december. Gelukkig worden er plannen gemaakt om hier iets aan te doen.

Stel, je hebt een buurjongetje dat is geboren eind december 2008, en gek is op voetbal.

Stel, je hebt een ander buurjongetje, dat twee weken later is geboren, in januari 2009, en ook gek is op voetbal.

Je ziet ze vrijwel dagelijks in de weer met de bal, op weg naar school, op straat, en op het veldje in de buurt, waar ze de waanzinnigste acties laten zien, geïnspireerd op hun beider idool, Lionel Messi. In alles lijken ze op elkaar - behalve in één belangrijk aspect.

Het jongetje uit januari maakt een aanzienlijk betere kans om later profvoetballer te worden.

Dit blijkt uit deze niet eerder gepubliceerde cijfers van de KNVB:

Van de 6.882 jongens die de afgelopen vijf jaar in een jeugdopleiding van een Nederlandse speelden, kwamen er slechts 280 uit december, en liefst 1.058 uit januari.

De verklaring is dat jonge voetballers in jaargangen zijn ingedeeld - en dus met elkaar worden vergeleken. En die vergelijking pakt nadelig uit voor de laatgeboren kinderen.

Want bij jonge kinderen kunnen enkele maanden een groot verschil betekenen - in kracht, in snelheid, in handigheid, kortom: in kwaliteit.

Niet in talent, natuurlijk - denk aan je fictieve buurjongetjes, die in niets voor elkaar onderdoen.

En toch vallen de veel vaker af, omdat de scouts van de beste Nederlandse voetbalclubs collectief het tussen leeftijd en kwaliteit niet blijken te kunnen zien.

Wat de vraag opwerpt: hoeveel laatgeboren Dennis Bergkampen, Wesley Sneijders, Arjen Robbens zijn we de afgelopen jaren misgelopen?

Wat is het geboortemaandeffect?

Het is een wereldwijd, bizar, oneerlijk, en hardnekkig fenomeen.

Kinderen die in vroege maanden van het jaar zijn geboren, hebben gemiddeld betere kansen op succes dan kinderen die later in het jaar zijn geboren. Dat in het maar nog sterker in de sport.

De verklaring voor deze ongelijkheid is de manier waarop het onderwijs en de sport zijn georganiseerd: in jaargangen.

Het januarikind komt in de Onder 9-1, het decemberkind komt in de Onder 9-veel

Die indeling is voor kinderen, leraren en coaches. Kinderen spelen en leren namelijk met kinderen van vergelijkbare leeftijd en niveau.

Maar ieder voordeel heeft ook een nadeel. Want ook al lijken kinderen uit dezelfde jaargang vergelijkbaar - ze zijn het niet.

Een kind van 8 jaar en 0 maanden gemiddeld een stuk minder dan een kind van 8 jaar en 11 maanden, zowel in de klas als op het sportveld.

In de sport heeft dit relatieve leeftijdsverschil direct gevolgen - in populaire sporten als voetbal. Het schiften van spelertjes - jij hebt wel talent, jij hebt geen talent - begint al in de jongste leeftijdcategorie.

Het januarikind komt in de Onder 9-1, met de ‘goede’ spelertjes, het decemberkind komt in de Onder 9-veel, met de ‘onhandige’ kinderen.

Hoe werkt dit effect door?

Geen punt, zou je kunnen denken.

Vervelend dat dit decemberjongetje in het lage elftal zit, onterecht dat het januari-jongetje in het hoge elftal zit.

Maar als die jongens ouder worden, doen die paar maanden leeftijdsverschil er minder toe. Het ware talent overleeft en overwint - logisch toch?

Dat is alleen niet wat er gebeurt.

In veel gevallen blijft de scheve verhouding lang bestaan, doordat je geboortemaand werkt als een onderzoekers.

De wel gescoute vroeggeboren kinderen krijgen immers doorgaans de betere trainers, de meeste training, de betere tegenstanders en een positiever zelfbeeld, wat allemaal kan bijdragen aan een betere ontwikkeling.

De laatgeboren kinderen ervaren het omgekeerde. Onderzoekers vonden verbanden met een hele rits aan negatieve gevolgen. Ze lagere toetsscores, worden vaker met gediagnosticeerd, ze hebben minder zelfvertrouwen en vaker

En - terug naar bijzaken - ze met hun sport. Of kiezen voor een andere sport, waarin fysieke kracht minder centraal staat. Of ze worden scheidsrechter: volgens een Frans onderzoek veel laatgeboren jongens die stoppen met voetbal later scheidsrechter.

Kortom: het geboortemaandeffect heeft serieuze en - tot op het

Als je het niet gelooft: kijk maar naar de geboortemaanden van alle spelers die de afgelopen vijf jaar in de Eredivisie en Jupiler League speelden - cijfers die eveneens niet eerder zijn gepubliceerd.

Een zwakker effect - maar het is er nog steeds.

Wetenschappers weten dit al decennia

Als je nu verbaasd, verontwaardigd, of verbolgen bent, of als je aan een andere variant van ‘hoe is dit een godsnaam mogelijk?’ voelt: het wordt erger.

Ook al is het verschijnsel al decennia bekend: sportbonden wereldwijd hebben er in al die jaren nog nauwelijks wat aan gedaan.

Aan kennis ontbreekt het niet. Wist je bijvoorbeeld dat van de Engelse rugby-jeugdinternationals uit het eerste kwartaal komt? En wist je dat het effect onder rechtshandige tennissers sterk is, maar onder linkshandige tennissers afwezig?

In diverse sporten, leeftijdscategorieën en landen is het geboortemaandeffect gezocht en gevonden - diverse keren.

Barnsley dacht - en denkt - dat het verschuiven van de peildatum een oplossing kan zijn

Wat nog nooit is gedaan: een serieuze poging om die systematische kansenongelijkheid tegen te gaan. Tenminste, geen onderzoeker die ik sprak kan zich een structurele poging van een bond of club heugen.

Psycholoog Roger Barnsley, die hier als eerste over herinnert zich een gesprek met de baas van de Canadese ijshockeybond over het onderwerp.

Barnsley dacht - en denkt - dat het verschuiven van de peildatum een oplossing kan zijn. Dan zijn kinderen gedurende hun sportcarrière soms de oudste, soms de middelste en soms de jongste - de voor- en nadelen worden zo verdeeld.

‘Hij [de baas] begreep geen snars van wat ik zei,’ zegt Barnsley. ‘Laat staan dat hij iets zag in mijn oplossing. (...) En ook andere [sportbestuurders] hebben hier nooit wat gevraagd. Ook al is de kansenongelijkheid zo duidelijk. Ik kan er alleen maar cynisch over zijn.’

Profclubs kunnen er ook weinig aan doen

Het frustreert Barnsley - nog steeds.

Want alleen als er iets in de indeling en selectie van kinderen wijzigt, is het probleem te bestrijden. Anders zijn clubs nagenoeg machteloos om er iets aan te doen - hoe deskundig en bereidwillig ze ook zijn.

Neem de sportcoördinator van de Belgische topclub Club Brugge: Roel Vaeyens. Vaeyens (39) is gepromoveerd sportwetenschapper, over het geboortemaandeffect op zijn naam. Ook twee van zijn co-auteurs, Dieter Deprez en Renaat Philippaerts, werken voor ‘Club’.

Met andere woorden: áls er een club goed is uitgerust om het geboortemaandeffect te verslaan, dan is Brugge het, zou je zeggen.

Maar hoewel het geboortemaandeffect in de jeugdopleiding van Club Brugge is afgenomen, is het nog steeds aanwezig. De meeste kinderen zijn geboren in de eerste helft van het jaar.

Het probleem, legt Vaeyens uit, is dat je als club onderdeel bent van een voetbalcultuur. En als die besmet is met het geboortemaandeffect, dan raak je dat zelf ook.

Want: ‘Onze jeugdscouts scouten bij kleinere clubs in de buurt. En als zij al een scheve verdeling hebben, met veel meer vroeggeboren kinderen in de beste teams, dan krijgen wij die ook.’

Hoe sterker de club, hoe sterker het effect

Sommige clubs - zoals Brugge en - zijn alert op het probleem.

Veel andere clubs kunnen of willen er geen moeite voor doen. De Zwitserse voetbaldenktank CIES twee jaar geleden dat het effect juist bij de grootste clubs het aanwezig is.

Trainers zeggen vaak dat het niet om winnen gaat - de data wijzen op iets heel anders

Die teams pikken er structureel de oudste, vroegrijpste spelers uit (en dus niet de spelers met de meeste potentie).

Waarom?

Omdat de trainers met die kinderen de meeste wedstrijden winnen, wat goed is voor met name de status van de trainers. Ondanks de vrome woorden van de meeste clubs dat in het jeugdvoetbal ‘ontwikkeling’ centraal staat, en niet winnen, suggereren de data wat anders, aldus het CIES.

En hoe populairder voetbal wordt, hoe meer geld ermee te verdienen is, hoe vroeger er wordt gescout - hoe meer laatgeboren kinderen vroeg zullen afvallen, en het geboortemaandeffect dus sterker wordt.

Maar: is het wel de moeite dit op te lossen?

Nu zijn er ook mensen die minder problemen hebben met het huidige systeem.

Hoe inefficiënt en oneerlijk het ook mag zijn, redeneren zij, het is wel effectief in het ‘scheppen’ van uitzonderlijke volwassen voetballers.

Zij accepteren dat veel van die vroegrijpe kinderen het uiteindelijk niet redden. Maar die kinderen - die op dat moment de beste spelertjes van hun jaargang zijn - houden het niveau van ploegen wél hoog.

Want in essentie is de jeugdopleiding een jarenlange competitie van de ‘op-dat-moment-de-besten’ tegen de ‘op-dat-moment-de-besten.’ De spelers die daaruit komen bovendrijven, zullen hogere pieken halen dan de spelers die uit een ‘eerlijk’ systeem komen.

Anders gezegd: de identificatie van talent mag dan oneerlijk zijn, uiteindelijk helpt deze onevenwichtigheid wel met het ontwikkelen van talent, zo bijvoorbeeld de Zuid-Afrikaanse sportwetenschapper Ross Tucker.

Het is een weinig elegante of sympathieke methode - een beetje volgens de formule ‘gooi een doos eieren tegen de muur, en hou het eitje dat niet breekt.’ Of nog korter: incompetente scouting leidt tot topspelers.

Dit zijn mogelijke oplossingen

Zou het echt zo cynisch zijn?

De voorstanders van verandering denken van niet - en denken dat het vernuftiger en beter moet kunnen.

Ze zouden weleens willen zien wat er gebeurt als laatrijpe spelers vaker gescout worden. En wat er gebeurt als ook zij goede coaches en medespelers hebben. En wat er gebeurt als jonge voetballers niet al vanaf het begin worden blootgesteld aan het allerhoogste niveau - met alle faalangst, blessures en burn-outs vandien.

De komende weken publiceer ik enkele verhalen over mogelijke oplossingen. Want 35 jaar na de eerste publicaties over het geboortemaandeffect in de sport, worden er eindelijk serieuze pogingen gedaan.

In Frankrijk is er een team dat zich heeft onttrokken van de georganiseerde competitie van de Franse voetbalbond. Daardoor, zo redeneert de club, valt de prikkel weg om de oudste, vroegrijpste kinderen te selecteren.

Het werkt met Vroegrijpe 13-jarigen spelen daarin bijvoorbeeld samen met laatrijpe 15-jarigen, wat een zou zijn.

De Zwitserse voetbalbond overweegt een ambitieus plan in te voeren: halverwege het voetbalseizoen worden de oudste spelers van elk elftal een jaargang omhoog geplaatst. De ene helft van het seizoen hoor je bij de oudsten, de andere bij de jongsten. De nadelen en voordelen worden zo

De Deense voetbalbond is al verder: die verplicht alle professionele opleidingen de komende drie jaar om de helft van alle Onder-10, Onder-11 en Onder-12-spelers uit de tweede helft van het jaar te halen.

Kortom: een hard quotum. De hamvraag: kunnen de Denen het echte talent eruit pikken? Kunnen zij leeftijd en talent van elkaar scheiden?

Dit is de KNVB van plan

Ook de KNVB is in beweging.

Jan Verbeek (25), onderzoeker bij de voetbalbond, brengt momenteel de carrièrepaden van spelers in kaart - welke clubs leiden veel profspelers op? Waar komen die spelers vandaan? Op welke leeftijd zijn ze gescout? En: wanneer zijn ze geboren?

De grafieken uit het begin van dit stuk verrassen Verbeek niet - al zijn ze wel teleurstellend.

‘We willen dat iedere speler zijn of haar potentie volledig kan benutten,’ zegt hij. ‘En het is duidelijk dat je geboortemaand een factor is waardoor dit niet gebeurt. Dat is niet acceptabel.’

Verbeek begeleidt twee pilotprojecten die mogelijk een inkijk geven in de toekomst van de wedstrijdorganisatie in Nederland.

Een van die experimenten betreft het spelen van wedstrijden met teams die elk een specifieke gemiddelde leeftijd moeten hebben (bijvoorbeeld 12,6 jaar). Voor elk januarikind dat een coach opstelt, moet hij of zij dan ook een decemberkind opstellen.

Een ander experiment is het organiseren van toernooien waar spelers naar leeftijd worden ingedeeld - dus, de vroegrijpe 13-jarigen met de laatrijpe 15- of zelfs 16-jarigen.

Het is hoog tijd voor nieuwe ideeën

Maar Verbeek denkt verder - bijvoorbeeld aan pilots waarin clubs pas op latere leeftijd kinderen selecteren. Of waarin de kinderen die door trainers en scouts als minder getalenteerd worden ingeschat, toch even vaak en even goede training krijgen.

Hoe ouder kinderen zijn als ze voor het eerst worden ingedeeld, hoe kleiner het effect van de leeftijdsverschillen, hoe de rol van ‘echt’ talent. De van de jeugdcoach Mark O’ Sullivan zijn een inspiratie voor Verbeek.

Het zal een project van kleine stapjes en lange adem worden, zegt hij. ‘Je haalt deels invloed weg bij coaches en scouts. Zij kunnen niet meer helemaal zelf bepalen welke spelers ze opstellen. Dat doet pijn.’

Makkelijk gaat het niet worden - de sport is een conservatieve wereld en iedereen is gewend aan het huidige systeem. Maar het is hoog tijd dat er eens wat wordt geprobeerd, zeggen zo’n beetje alle experts die ik sprak.

‘We kennen het systeem dat we hebben,’ zegt Roger Barnsley, de oervader van het onderzoek naar het geboortemaandeffect. ‘We weten dat het topsporters oplevert. Ook welke grote nadelen het heeft. En dus is het tijd dat er wat anders wordt geprobeerd. Misschien komen we wel tot de conclusie dat het huidige, oneerlijke systeem het minst slechte is.’

‘Dat kan,’ zegt hij, ‘maar ik vermoed van niet.’

Lees ook: