Zes hardnekkige misverstanden over populisme
Het populisme is uitgeroepen tot woord van 2017. Toch lijkt het of iedereen er iets anders onder verstaat. De meest voorkomende misvattingen op een rij.
In 2017 verkoos de Cambridge Dictionary ‘populisme’ tot woord van het jaar. Het was volgens het online woordenboek een van de meest gebruikte zoektermen op internet.
Zeker tijdens de inauguratie van Donald Trump als president van de Verenigde Staten en de waarschuwing voor een opmars van het populisme door paus Franciscus werd de term veel ingetikt.
Populisme lijkt ook ons politiek jaar goed te beschrijven, het jaar waarin Nederland volgens premier Mark Rutte ‘ho’ zei tegen ‘het verkeerde soort populisme.’*
Maar dit geldt alleen als we het woord duidelijk definiëren en consistent gebruiken. Helaas is dat zelden het geval.
Hoewel er in de wetenschap meer consensus ontstaat over het begrip, en dit ook in sommige media doorklinkt, wordt de discussie over populisme nog steeds beheerst door misverstanden.
Ik zet er hier zes op een rij, want als je populisme in een stereotype verandert, hoef je het niet serieus te nemen.
Terwijl een duidelijk begrip onder andere toont dat liberale democratie - niet democratie - wordt afgewezen door de populisten.
1. Populisme is het volk naar de mond praten
Het idee is wijdverbreid: populisme is niets meer dan het volk naar de mond praten. Ook de Cambridge Dictionary definieert populisme als ‘politieke ideeën en activiteiten bedoeld om steun van het gewone volk te krijgen door het te geven wat het wil.’
Waarom dit een misverstand is?
Ten eerste omdat ‘het gewone volk geven wat het wil’ wordt gezien als populisme in plaats van democratie, wat het eigenlijk is.
Populisme is een ‘dunne’ ideologie omdat het geen antwoord geeft op belangrijke politieke vragen
Ten tweede omdat politieke partijen dan wel pretenderen het volk te geven wat het wil, maar ze eigenlijk naar de mond praten: er moet immers campagne gevoerd worden.
Dus wat is het dan?
In ons boek Populisme definiëren Cristóbal Rovira Kaltwasser en ik populisme als ‘een dunne ideologie volgens welke de maatschappij uiteindelijk verdeeld wordt in twee homogene en vijandige kampen – ‘het zuivere volk’ versus ‘de corrupte elite’ – en die stelt dat de politiek een uitdrukking zou moeten zijn van de volonté générale (algemene wil) van het volk.’
Populisme is een ‘dunne’ ideologie omdat het geen volledig antwoord kan geven op politieke vragen die in een moderne samenleving spelen. Zo strijdt Forum voor Democratie (FvD) weliswaar tegen het ‘partijkartel,’ maar zegt de partij niet wat daar dan voor in de plaats moet komen.
Populisme kent twee kampen omdat politici de verschillen benadrukken tussen volk en elite. Het belangrijkste verschil tussen de twee is gebaseerd op moraal: het pure volk tegen de corrupte elite! De populisten op hun plaats zijn de stem van het volk die strijdt tegen ‘de kaste’ (Podemos) of ‘het kartel’ (Forum voor Democratie).
2. Populisme is antidemocratisch
Vooraanstaande Europeanen als voormalig EU-president Herman Van Rompuy en president van het Duitse Federale Gerechtshof Andreas Vosskuhle beschouwen populisme als het grootste gevaar voor de Europese democratie.
Maar populisme is niet antidemocratisch, want het steunt het meerderheidsprincipe en volkssoevereiniteit. Het wil tenslotte dat politiek een uitdrukking is van ‘de algemene wil.’ Met andere woorden: populisten geloven dat het volk zijn leiders moet kiezen.
Wel heeft het populisme problemen met fundamentele instituties en waarden van de liberale democratie, met name minderhedenrechten en de scheiding der machten. Zo wil Geert Wilders artikel 1 uit de Grondwet schrappen en wil Thierry Baudet het College van de Mensenrechten opheffen.
3. Populisme is (uiterst) rechts
Waar partijen als het Franse Front National, het Duitse Alternative für Deutschland en de Nederlandse Partij voor de Vrijheid voorheen als ‘radicaal-rechts’ werden beschreven, noemen we ze nu populistisch of rechts-populistisch.
Terwijl er belangrijke verschillen bestaan tussen populisme en uiterst rechts.
Uiterst-rechts verwijst naar alle ideeën die sociale ongelijkheid als ‘natuurlijk’ beschouwen en niet liberaal-democratisch zijn. Dit betreft dus zowel extreemrechtse groepen als de Nederlandse Volks-Unie, die de democratie verwerpen, als radicaal-rechtse partijen als PVV, die ‘slechts’ problemen hebben met de liberale democratie.
Maar: waar de meeste radicaal-rechtse partijen populistisch zijn, zijn de extreem-rechtse partijen dat niet. Zij geloven namelijk niet in de ‘algemene wil van het volk’ maar in de absolute wil van de leider.
En er zijn ook niet-rechtse populisten, zoals de Griekse Coalitie van Radicaal-Links (Syriza) en het Spaanse Podemos, die populisme met een vorm van socialisme combineren.
4. Er is ‘goed’ en ‘slecht’ populisme
Dat er ‘goed’ en ‘slecht’ populisme bestaan, was in 2017 onderwerp van debat in Nederland. Toen premier Rutte op de verkiezingsnacht van 15 maart riep dat Nederland een halt had toegeroepen aan ‘het verkeerde populisme,’ suggereerde hij dat er een ‘juist’ populisme bestaat.
Het idee dat er een ‘slecht populisme’ en een ‘goed populisme’ bestaan, leeft niet alleen bij rechts. Van de Belgische filosofe Chantal Mouffe tot de Britse Guardiancolumnist Owen Jones lees je oproepen tot een (goed) links populisme.
En meer dan twaalf jaar geleden riep René Cuperus al sociaaldemocratische partijen als zijn eigen PvdA al op om ‘een links-populistische kniebuiging [te] maken voor hun constituency van lageropgeleiden met een minder zonnig toekomstbeeld.’
Het probleem is dat populisme altijd met ondermijning van de liberale democratie gepaard gaat, dat wil zeggen: ondermijning van minderhedenrechten en scheiding der machten. En dat er dus geen ‘juist’ populisme bestaat. Of het nu rechts (zoals in Hongarije en Polen ) of links (zoals in Griekenland en Venezuela ) is.
5. Brexit en Trump zijn dé voorbeelden van populisme
Als ik één kritiek op mijn boekje Populisme krijg, dan is het dat er te weinig aandacht wordt besteed aan Brexit en Donald Trump. Niet gek, want sinds 2016 domineren deze twee fenomenen zowel het academische als publieke debat over populisme.
Of zoals Reuters* schreef: ‘Na Brexit en Trump wordt de Europese mainstream bedreigd door een populistische tsunami.’
Alleen zijn de Brexit en Trump geen puur populistische fenomenen. Ze zijn eerder een uitzonderlijke combinatie van populisme en het streven de status quo in stand te houden. Hoewel May en Trump populisme gebruiken om steun te verwerven, geven zij nog steeds leiding aan partijen die sterke elitaire en pluralistische tradities hebben en een pijler van de politieke status quo vormen.
Brexit en Trump zijn geen puur populistische fenomenen, maar een combinatie van populisme en de status quo
Zo lag het initiatief voor het Britse EU-referendum bij de Conservatieve Partij, niet bij het rechts-populistische UKIP, en waren het de conservatieve kopstukken als Michael Gove en Boris Johnson die de Leave-campagne domineerden.
In de Verenigde Staten was Donald Trump niet de leider van een populistische ‘derde partij,’ maar op zijn best de populistische leider van een van de twee gevestigde partijen. Liefst 89 procent* van de zelfverklaarde Republikeinen stemde voor Trump - zolang het maar tegen Hillary Clinton was.
6. 2017 was het jaar van populisme
En dat brengt ons terug bij 2017, volgens de Cambridge Dictionary het ‘jaar van het populisme.’ Klopt dat wel?
Het is zeker waar dat Trumps populistische retoriek aan kracht won, met eindeloze aanvallen op de vermeende ‘liberale elite’ van journalisten, rechters en natuurlijk Hillary Clinton.
Het is ook zo dat populistisch radicaal-rechtse partijen beter scoorden dan voorheen. Zij het vooral door het succes van de AfD en de Tsjechische SPD, want Front National, FPÖ en PVV bleven iets onder hun recordzeges.
Ook waar: ondanks de zege van Emmanuel Macron zetten rechtse partijen weer de toon in het Europese politieke debat. Neem het Zwarte Pietdebat vorige maand: Rutte haalde zijn ‘normaal doen’-speech* maar weer eens van stal en CDA-staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Raymond Knops* praatte de illegale wegblokkade bij Dokkum goed.
Punt is: dit alles is niet populistisch, maar nativistisch. Het gaat al deze politici om de ‘autochtonen,’ díe zouden bedreigd worden door de ‘allochtonen.’ Met andere woorden: 2017 was, net als een aantal jaar daarvoor,* het jaar van het nativisme.
Moeten we daarom de term populisme dan niet langer gebruiken? Is het een inhoudsloos begrip geworden, dat slechts dient als excuus om nativisme (of zelfs fascisme) niet als zodanig aan te hoeven duiden?
Nee, populisme heeft betekenis en verschilt fundamenteel van nativisme (en fascisme). Het plaatst de fundamentele tegenstelling namelijk binnen het eigen volk. De vijand van de nativist is ‘de buitenlander’ (‘de moslim’ voor de PVV), die van de populist ‘de elite’ (‘het partijkartel’ voor het FvD). Omdat de gevestigde partijen niet goed met immigratie of de economie omgaan, worden radicaal-rechtse en radicaal-linkse partijen vanzelf populistisch.
Dit laat maar zien dat er voor de liberale democratie nog veel werk aan de winkel is. We moeten beter uitleggen dat ons systeem niet slechts bestaat uit het principe dat ‘de meerderheid beslist,’ maar dat liberale instituties en waarden als minderhedenrechten en scheiding der machting even fundamenteel zijn.
En dat deze iedereen ten goede komen, want de meerderheid van vandaag kan de minderheid van de toekomst zijn. Dat is de opgave voor 2018.