Europees Parlement wil strenger toezien op de export van surveillancetechnologie
Vorig jaar onthulden we hoe Europese bedrijven spionageapparatuur aan autoritaire landen verkopen. Hiermee worden burgers, activisten en journalisten bespied. Het Europees Parlement heeft nu ingestemd met een voorstel om deze export aan banden te leggen.
In februari 2017 onthulden we hoe Europese bedrijven spionage-apparatuur aan autoritaire landen als Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Egypte verkopen. Hiermee worden burgers, activisten en journalisten in de gaten gehouden.
Het Europees Parlement heeft nu met een zeer ruime meerderheid ingestemd met een voorstel om deze export aan banden te leggen.
Hierin wordt zij gesteund door Amnesty International, Reporters Without Borders, Privacy International en vier andere mensenrechtenorganisaties die in een persbericht het werk van De Correspondent en partners aanhalen.
Wat vonden wij?
Met een groep onderzoeksjournalisten uit Europa doken wij in de export van surveillancetechnologie.
Het onderzoek van ons consortium Security for Sale liet zien dat:
- EU-lidstaten in 2016 en 2017 zeker 317 keer de export van cybersurveillance-technologie hebben toegestaan.
- Nationale autoriteiten veertien aanvragen voor vergunningen weigerden.
- De laatste twee jaar bijna een derde van de exportvergunningen ging naar landen die van denktank Freedom House het stempel ‘onvrij’ krijgen, waaronder Saoedi-Arabië.
- Van de 235 Europese bedrijven die we onderzochten, er 112 bedrijven ook vanuit ‘onvrije’ landen werken.
Mag dat?
Sinds 2014 gelden in de EU exportbeperkingen voor technologie om internetverkeer en mobiele telecom af te tappen. En voor software om op computers en netwerken in te breken.
Dit soort apparatuur en software staat bekend als ‘dual use,’ omdat hij ingezet kan worden voor zowel militaire als civiele doelen.
Om dual use-technologie te exporteren naar landen buiten de EU hebben bedrijven een vergunning nodig. In Nederland krijgen ze die bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Maar de Europese regels werken niet goed. Dat komt door het volgende:
- Bedrijven gebruiken tussenhandelaren en dochterondernemingen buiten Europa om hun waren alsnog aan autoritaire leiders te verkopen.
- Elk land interpreteert de regels anders. Zo bepalen EU-landen zelf of zij mensenrechten een doorslaggevend criterium vinden bij het verlenen van een vergunning.
- Bedrijven kunnen exportvergunningen aanvragen in een Europees land waar het meer kans op succes heeft dan in hun eigen land. Ze kunnen zo de strenge regels omzeilen, ook wel license shopping genoemd.
- Landen communiceren onderling niet goed over wat ze weigeren.
- De lijst met technologieën waarover de exportrestricties gaan, is beperkt.
En nu?
Als het aan het Europees Parlement ligt, ziet de nieuwe wetgeving er zo uit:
- Het is voor Europese bedrijven niet meer mogelijk via tussenhandelaren met een Europees moederbedrijf (of eigen bedrijfsonderdelen buiten Europa) hun export aan te bieden.
- EU-landen moeten bij het verstrekken van de vergunning overwegen of er mensenrechtenschendingen plaats kunnen vinden met de waar.
- Bedrijven moeten onderzoeken wie de precieze ontvanger is van de producten.
- Voor goedwillende bedrijven wordt het eenvoudiger om een exportvergunning aan te vragen, die dan meteen voor de hele EU geldt.
- En lidstaten worden gedwongen om de wetgeving uniform toe te passen, zodat license shopping kan worden voorkomen.
Opgelost dus?
De lidstaten moeten het voorstel van het Europees Parlement nog goedkeuren. Als zij er in gesprek met het Europees Parlement en de Europese Commissie uitkomen, dan kan de wet in werking treden.
Het zal moeilijk worden om lidstaten de wetgeving uniform toe te laten passen. Sommige landen proberen hun eigen bedrijven te bevoordelen (zoals Italië), andere landen proberen het braafste jongetje van de klas te zijn (zoals Nederland).
Of alle tussenhandel verdwijnt, is op dit moment ook nog onzeker. Onlangs onthulden we dat een aantal Nederlandse ondernemers betrokken was bij een problematische verkoop van surveillancesoftware aan Ecuador.
Of deze deal onder het huidige Europese regime valt, moet nog blijken. Een van de betrokken bedrijven had een Engels hoofdkantoor, de andere een Ecuadoriaans. De eerste zou dus wél onder deze wetgeving vallen, de tweede vermoedelijk niet.
Maar zo op het eerste gezicht lijkt dit een stap in de goede richting.