Ode aan een van de belangrijkste romans van onze tijd
Hoelang is het geleden dat je werd opgezogen door een totaal overtuigende roman? Ode aan Hazal Akgündüz, de jonge boze hoofdpersoon van de instantklassieker Ellebogen.
Hoelang is het geleden dat je een totaal overtuigende roman las, een boek dat een tijdsgewricht kan benoemen en recht doet aan de onophefbare paradoxen van het heden? Dat je opzuigt, meeslingert en ontdaan weer neerkwakt, nee, niet sadder but wiser, maar alleen maar sadder?
Wel, enkele dagen geleden dus.
Afgelopen zaterdag sloot ik mij op in een hotelkamer tegenover het Buitenhof in Den Haag. ’s Avonds moest ik in het Spuitheater bij het literatuurfestival Winternachten enkele schrijfsters interviewen, onder wie Fatma Aydemir. Het thema was woede en Europa.
Ik wist niets over haar. Mijn laptop vertelde me dat ze uit Berlijn kwam, in 1986 was geboren en met haar debuut flink wat ophef had veroorzaakt. Die roman hield ik nu in mijn handen. Ellebogen, voortreffelijk uit het Duits vertaald door Marcel Misset, is een slag in je gezicht.
Aan het woord is Hazal Akgündüz, een angry young woman, exponent van de duh!-generatie (Duh! bist alles, was ich habe auf der Welt) en derde generatie. Geboren en getogen in Duitsland, maar nog steeds niet geborgen, hooguit gedoogd, en dan nog.
De wereld door de ogen van een boos wicht
Al vanaf de eerste zin grijpt ze je bij de kladden met haar kwade, denderende stem die even destructief als onweerstaanbaar is. ‘Als Desiree mij niet met haar lange, schone vingers alle lippenstiften en elk flesje nagellak stuk voor stuk onder mijn neus had geduwd, was ik nooit op het idee gekomen om te gaan jatten.’
Al vanaf de eerste zin grijpt ze je bij de kladden
De toon is gezet. De concurrentie met de meisjes die het beter hebben, de moordende concurrentie om er mooi uit te zien, het permanente geldgebrek, de lokroep van de kleine criminaliteit, het outsourcen van de schuld, het bezweren van de eigen verantwoordelijkheid en we zijn nog maar net begonnen.
Fatma Aydemir kroop niet alleen in de huid van haar personage. Ze perst er de lezer –tegenstribbelend of niet – ook nog eens in. De taal raast voorbij, het slang is hilarisch, de humor navrant. En als je eenmaal in dat vel zit, bekijk je de wereld door de ogen van dat boze, onredelijke, maar ongelukkige wicht dat je ondanks alles toch graag wilt zien.
Want ineens merk je dat structureel geweld niet bestaat uit grootschalige discriminatie, maar uit een optelsom van duizend kleine vernederingen, subtiele manipulaties en microscopische kwetsuren die je er telkens aan herinneren dat je hier weliswaar bent, maar nog steeds niet helemaal mag zijn, zelfs in Berlijn niet. Dat je hooguit tot ‘de binnenste buitenstaanders’ van Europa behoort, zoals Winternachten het zo treffend verwoordde.
Kun je boosheid erven?
‘Kan dat eigenlijk, kun je woede erven? Misschien maakt het leven ons woedend.’ Meesterlijk verkent Fatma Aydemir het wereldbeeld van haar norse, nukkige, maar zo naar liefde snakkende hoofdpersonage.
Ik moest denken aan de jaren veertig en vijftig toen meesterwerken zoals The Catcher in the Rye, L’étranger, Und sagte kein einziges Wort een hele gedesillusioneerde generatie portretteerden.
Maar waar het bij J.D. Salinger, Albert Camus en Heinrich Böll telkens om witte jongemannen draaide, sleurt Aydemir een jonge vrouw met een migratieachtergrond voor het voetlicht. Datzelfde dolen door nachtelijke straten, diezelfde uitzichtloze tristesse, diezelfde uitgewoonde toekomst.
Listig smokkelt ze een hele rits politieke kwesties het boek in, thema’s waar haar hoofdpersonage nochtans geen moer om geeft, zoals de huisvesting in Berlijn, de oorlog in Syrië, het Koerdische conflict, de machtsgreep van Erdogan.
Als geen ander weet ze te doseren. Tergend lang wacht ze; oh ja, er was ook nog die zelfmoordpoging. Details kom je pas veel later te weten. Het is allemaal zo naturel, zo organisch, zo soepel geschreven dat je van de compositie van dit verrekt slimme verhaal nauwelijks iets merkt. En dat voor een debuut.
Die ene daad in die ene seconde
Maar het sterkst van al is dat Fatma Aydemir helemaal voorbij allerlei vormen van slachtofferschap raakt. Man-vrouw, autochtoon-allochtoon, dader-slachtoffer: aan dat soort gemakzuchtige schema’s doet ze gelukkig niet mee. De hele roman cirkelt rond een scène van extreem fysiek geweld, gepleegd door haar hoofdpersonage Hazal, die op de nacht van haar achttiende verjaardag nadat haar en haar vriendinnen de toegang tot een discotheek was ontzegd een dronken, Duitse student aanpakt.
Haar hoofdpersonage is een slachtoffer dat zo’n hekel heeft aan losers dat ze zelf een dader wordt
Ellebogen schetst niet alleen het proces dat tot die ene daad in die ene seconde leidt, het schetst ook de gevolgen ervan. Geen schuld en boete hier, maar vlucht en gespeelde onverschilligheid. Hij had er zelf om gevraagd, tenslotte, houdt ze zich voor. Hard blijven, tot op het einde, bikkelhard, al was het maar om te kunnen overleven met de gevolgen van je daad. Er is geen lijn tussen goed en kwaad. Haar hoofdpersonage is een slachtoffer dat zo’n hekel heeft aan Opfer, aan losers, dat ze ineens zelf een dader wordt en daardoor nog meer een loser is.
Ellebogen is een van de belangrijkste romans van onze tijd, een instantklassieker die het verdient gelezen te worden naast Tirza van Arnon Grunberg en Platform van Michel Houellebecq. Wat Gegen die Wand voor de Duitse cinema deed — brutaal wonden openrijten en ze niet meer dichten — doet Fatma Aydemir bij deze voor de Europese literatuur.