Wat zijn de gevolgen van onze verslaving aan spotgoedkope kleding?
Een broek voor zeven euro, een shirt voor vijf, dat zijn prijzen waar grote ketens als H&M en Zara mee stunten. Een goeie deal? Ik laat je in deze explainer zien waarom dit soort prijzen niet houdbaar zijn.
Kledingstukken die nog geen zeven euro kosten, en om de week een nieuwe collectie. De opkomst van de fast fashion heeft voor een enorme groei in de vraag naar kleding gezorgd.
‘Maar duurder is toch niet per se beter?’ werd mij meerdere keren gevraagd naar aanleiding van mijn missiestuk. Dat klopt. Prijs zegt niks over hoe goed of slecht een kledingstuk is gemaakt.
Maar de focus op lage prijzen en snelheid brengt wel grote risico’s met zich mee. In deze explainer wil ik laten zien om welke redenen dat problematisch is.
Daarvoor moeten we eerst een stap terug in de tijd.
Hoe werd kleding zo goedkoop?
Nederland kende vanaf de industriële revolutie in de negentiende eeuw een bloeiende textielindustrie. Met steden als Tilburg, Helmond en Enschede als middelpunt.
Halverwege de twintigste eeuw kwam daar verandering in.
Nederland veranderde in een duur productieland. Tegen de toenemende concurrentie uit Azië kon het vanaf de jaren zeventig en tachtig steeds minder goed opboksen. De ene na de andere textielfabriek sloot haar deuren.
Dit speelde ook in Amerika. Waar in 1950 nog 95 procent van de kleding die Amerikanen droegen in eigen land was gefabriceerd, is dit nu minder dan 3 procent.*
De snelheid waarmee die verandering zich voltrok, was ongekend. In enkele tientallen jaren tijd verplaatste de textielindustrie vrijwel geheel naar landen als Bangladesh, China en India.
In enkele tientallen jaren tijd verplaatste de textielindustrie vrijwel geheel naar landen als Bangladesh, China en India
Zo nam het aantal arbeiders in de Bengaalse textielindustrie tussen 1970 en 1990 met 416 procent toe. En groeide dit aantal in China van 3 miljoen textielarbeiders in 1980 tot 5 miljoen in 1996.* Inmiddels is dit aantal opgelopen tot 10 miljoen.
In diezelfde periode daalde het aantal werknemers in de textielindustrie in Duitsland met bijna 60 procent, in Engeland met 55 procent en in de Verenigde Staten met 30 procent.*
De extreem lage lonen in combinatie met flexibele arbeiders, internationale handelsregelingen, de versoepeling van tarieven, quota en lagere transportkosten hebben het voor bedrijven aantrekkelijk gemaakt hun productie uit te besteden aan landen als China en Bangladesh.
Die massale uitbesteding is een belangrijke oorzaak waarom onze kleding tegenwoordig zo goedkoop is. Maar in de twintigste eeuw deed zich nog een ontwikkeling voor die de kledingindustrie radicaal veranderde.
De wereld maakte kennis met de eerste ‘manmade fibre.’ Het Amerikaanse chemiebedrijf DuPont introduceerde rond 1930 nylon, een polyamidevezel.* Al snel volgden ook andere synthetische vezels waaronder het nu immens populaire polyester.
Sindsdien namen synthetische materialen langzaam de plaats in van natuurlijke materialen. Inmiddels heeft polyester katoen zelfs ingehaald als ’s werelds meest gebruikte textielvezel.*
En die groei gaat naar verwachting nog wel even door. Polyester heeft dan ook grote voordelen: het is goedkoop, slijtvast en in felle kleuren te produceren.
Hoe profiteren kledingbedrijven hiervan?
Naast de arbeidskosten gingen ook de productiekosten omlaag en ook dat vertaalde zich naar lagere kledingprijzen.
Samen met de toenemende welvaart zorgde dit vanaf de jaren negentig voor een aanzienlijke groei in de vraag naar kleding.
Kocht de gemiddelde Amerikaan in 1991 nog gemiddeld 40 kledingstukkenper jaar, in 2013 was dit opgelopen tot bijna 64.* Merken als H&M en Zara (Inditex) profiteren hiervan. Vanaf eind jaren negentig zie je dat ze winkel na winkel openen.
Inmiddels zijn het ’s werelds grootste moderetailers.
Wat betekent dit voor de textielarbeiders?
Door de massale uitbesteding van de productie zijn veel bedrijven het zicht op hun keten verloren.
Toen bij de gruwelijke Tazreen-fabrieksbrand in Bangladesh 112 mensen omkwamen, ontkenden merken en retailers in eerste instantie dat hier kleding voor hen werd gemaakt.
Pas toen labels tussen de zwartgeblakerde ravage werden gevonden, konden merken er niet omheen
Pas toen labels tussen de zwartgeblakerde ravage werden gevonden, konden merken er niet omheen. Volgens Walmart en Sears was de productie aan Tazreen uitbesteed, zonder hun toestemming.*
Hetzelfde argument werd gegeven toen een journalist van de BBC in 2016 aantoonde dat kinderen van Syrische vluchtelingen in Turkse ateliers kledingstukken voor internationale merken (ASOS, Marks & Spencer, Bershka, Zara) naaiden. * Volgens die bedrijven werden er regelmatig controles uitgevoerd en waren daarbij nooit kinderen gesignaleerd. De journalist kwam er al snel achter hoe dat kwam: de audits werden omzeild én de kleding van de bedrijven werd in een fabriek elders geproduceerd.
Ook deze bedrijven zeiden hier niet van op de hoogte te zijn geweest.
En hoe zit het met hun werkomstandigheden?
Het Business & Human Rights Resource Centre, dat onderzoek doet naar de situatie in Turkse kledingfabrieken, concludeert dat merken niet inzien hoe hun manier van werken - met veel nadruk op prijs en snelheid, waardoor het risico op uitbesteding vergroot wordt - uitbuiting stimuleert.*
Het doorspelen van orders, ook wel subcontracting genoemd, is een veelvoorkomend probleem. De vraag naar goedkoop, goedkoper, goedkoopst zet producenten onder druk om hun prijs te verlagen. Dat vergroot de kans dat ze orders doorspelen naar andere fabrieken of werkplekken waar de productieprijs lager ligt.
In de praktijk betekent dit dat de kleding vaak onder slechtere arbeidsomstandigheden (kinderarbeid, slechte fabrieksveiligheid, de inzet van illegale arbeidskrachten) met nog minder controle geproduceerd wordt. Maar omdat het een onderaannemer betreft, maakt het formeel geen deel uit van de toeleveringsketen van de koper.
De focus op lage prijzen zorgt er bovendien voor dat de extreem lage lonen van textielarbeiders in stand worden gehouden. Fabriekseigenaren worden onder druk gezet om goedkoop te produceren* en textiel producerende landen zijn bang hun concurrentiepositie kwijt te raken zodra de arbeidskosten omhoog gaan. Wettelijke minimumlonen blijven hierdoor achter bij het bestaansminimum.*
Die zorgen van fabriekseigenaren en overheden zijn overigens niet ongegrond: merken zijn continu op zoek naar manieren om nog goedkoper te produceren.
Zo is Myanmar nu bezig om de volgende hotspot voor de kledingindustrie te worden.* Met een minimumloon van minder dan drie euro per dag is dit na Bangladesh het laagste van alle Aziatische landen.
Maar: wat is dan fast fashion?
Het succes van fast fashion heeft niet alleen te maken met lage prijzen. Snelheid is, zoals de naam al zegt, een belangrijke factor.
Zara kan bijvoorbeeld binnen twee maanden een jas van de tekentafel in het winkelrek krijgen. Dat is bijzonder snel als je het vergelijkt met H&M, Primark of Next: die schommelen tussen de zes en acht maanden.
Hoewel Zara lange tijd de snelste was, wordt het merk nu ingehaald door nieuwe spelers. Uit onderzoek blijkt dat de Britse online moderetailers ASOS en Boohoo in staat zijn het hele proces - van ontwerp tot productie en verkoop - nog sneller te doorlopen.*
Had je vroeger per seizoen - zomer, lente, winter en herfst- een collectie, tegenwoordig worden wekelijks, soms zelfs dagelijks nieuwe kledingstukken aan het assortiment van (web)winkels toegevoegd.
Zara kan binnen twee maanden een jas van de tekentafel in het winkelrek krijgen
Merken zijn daar - ondanks de druk die het legt op producenten - nog steeds trots op: ‘A global brand that doesn’t sleep, we’re 24/7 and always bringing something new with over 100 new products dropping on the daily, bringing you the latest looks for less,’ jubelt Boohoo op zijn website.*
De achterliggende reden is simpel: we kopen meer dan ooit.
En we doen er korter mee dan ooit. Geschat wordt dat meer dan de helft van de geproduceerde fast fashion in minder dan een jaar wordt weggedaan. Het aantal keer dat we een kledingstuk gemiddeld dragen is tussen 2000 en 2015 met 36 procent afgenomen.*
Wat zijn de gevolgen voor het milieu?
De textielafvalberg blijft groeien. Jaarlijks belanden honderden miljoenen kledingstukken op de vuilnisbelt.* Elke seconde wordt het equivalent van één vuilniswagen textiel gestort of verbrand.*
Waar kleding voorheen werd gezien als een luxeproduct waar je lang mee moest doen, begint het steeds meer te lijken op een wegwerpproduct. Dat gaat ten koste van het milieu.
Dat er grote hoeveelheden water, chemicaliën en pesticiden nodig zijn voor de productie van kleding, weten veel mensen. Maar dat de kledingindustrie verknocht is aan olie en afhankelijk is van fossiele brandstoffen is minder bekend.
Dat komt door de opkomst van synthetische materialen, zoals ik hierboven omschreef. De productie daarvan gaat gepaard met een groeiende vraag naar olie en fossiele brandstoffen *
En dat is lang niet alles.
Door het wassen van synthetische kleding komen er microvezels in de oceanen, en zo in de voedselketen, terecht. Jaarlijks gaat het om zo’n half miljoen ton plastic deeltjes, ofwel: 50 miljard plastic flessen.
Bovendien vergaat polyester - in feite gewoon plastic - anders dan katoen, niet vanzelf. Een T-shirt van polyester kan zo tot wel 200 jaar op de vuilnisbelt blijven liggen.
Het wordt nog erger.
Als we in dit tempo doorgaan, en de verwachte groei door opkomende markten in Afrika en Azië zet door, dan bereiken we in 2050 een punt waarop de totale kledingverkoop 160 miljoen ton bereikt. Dat is drie keer meer dan vandaag de dag geproduceerd wordt.
De Ellen MacArthurFoundation bracht hierover onlangs een rapport naar buiten waarin ze deze mogelijke ontwikkeling ‘catastrofaal’ en ‘onhandelbaar’ noemt. Zo bedroeg de uitstoot van broeikasgassen het equivalent van 1,2 miljard ton CO2 in 2015. Dat is vergelijkbaar met de uitstoot van de internationale lucht- en scheepvaart samen.
Dus wat doet de industrie?
Het zijn schokkende cijfers, die de industrie onmogelijk kan negeren. Of het nu gaat om de impact die ze heeft op arbeiders of het milieu: er moet iets veranderen.
Steeds meer bedrijven realiseren zich dat ook.
Waar modemerken twee decennia geleden vrijwel nul informatie over hun toeleveringsketen openbaar maakten, doet een groeiende groep dat nu wel.* De verantwoordelijkheid afschuiven omdat men niet wist dat een order uitbesteed zou zijn aan een fabriek waar kinderen aan het werk waren; daar komen ze niet meer zo snel mee weg.
Terwijl bedrijven goede sier maken, blijven ze de markt overspoelen met miljoenen kledingstukken
Op websites van Adidas, Inditex (Zara, Pull&Bear) en Nike vind je enorme lijsten van productielocaties. Alleen zijn dit slechts de fabrieken. Waar de stof vandaan komt, de weverijen zitten of de ververijen: dat blijft een raadsel.
En ja, hoe kun je werken aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden in je keten als je zelf niet eens weet waar je kleding vandaan komt?
Iets anders waar steeds meer aandacht voor komt, is recycling en hergebruik. Het wordt gezien als de oplossing om de impact van kleding op het milieu te verkleinen.
Maar helaas: op grote schaal van kleding opnieuw kleding maken is (nog) niet mogelijk. Slechts een beperkt percentage gerecyclede garens kan in een kledingstuk worden verwerkt, zonder dat de kwaliteit achteruitgaat.
Terwijl bedrijven hier goede sier mee proberen te maken, blijven ze de markt wel ieder jaar overspoelen met miljoenen kledingstukken.
Wat nu?
Wat ik hiermee wil zeggen: een broek van zeven euro lijkt onschuldig, maar dat is hij niet. De kledingindustrie is een race to the bottom, en onze ‘honger’ naar goedkope mode is hiervoor de brandstof.
Tot zover even de negatieve aspecten van deze industrie.
Immers gaan we het in deze serie over de kledingindustrie echt niet alleen hebben over wat er misgaat. Ik wil het ook graag hebben over hoe het beter kan.
Hoe verander je een model dat zo ontzettend winstgevend is gebleken?
Hoe verklein je de vraag naar grondstoffen?
Hoe maak je van kleding weer een luxeproduct in plaats van een wegwerpproduct?
Hoe zorg je dat niet alleen een handjevol mensen aan de top profiteert, maar arbeiders door heel de keten?
Dat zijn vragen waar ik een antwoord op zoek. En, uitgaande van de reacties die ik onder mijn eerste stuk kreeg, willen jullie vast ook weten wat je zelf kunt doen. In het volgende verhaal gaan we daar een begin mee maken.