Ode aan die andere carnavalsoptocht
Met More Sweetly Play the Dance maakt de grote Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge het eerste grote gesamtkunstwerk van de 21ste eeuw. Neem de tijd voor deze processie, die in Brugge te zien is.
Toegegeven, toen ik het voor het eerst zag, was ik niet helemaal overtuigd. Ik ben al jaren fan van de onwaarschijnlijk veelzijdige Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge — hij maakt theater, opera, installaties, performances, animatiefilms, wandtapijten, maar vooral tekeningen, heel veel houtskooltekeningen — maar toen ik zijn nieuwste, monumentale werk More Sweetly Play the Dance voor het eerst in het Eye te Amsterdam zag, viel het mij toch wat tegen.
Vergeleken met zijn klassieke werk van de jaren negentig vond ik het te rommelig, te gemakzuchtig. Ik miste de beklemmende intimiteit van Drawings for Projection, de negen korte animatiefilms waarmee hij op de Documenta in 1997 vriend en vijand verblufte. Die reeks ontstond in de jaren nadat Nelson Mandela was vrijgelaten, het apartheidsregime verdween en de Waarheids- en Verzoeningscommissie de gruwelen blootlegde van decennia racistisch bestuur.
Weken werkte hij aan één enkele minuut. Kentridges bewegende houtskooltekeningen - hij paste de stop-motiontechniek toe op een vel tekenpapier - boden een soort veelgelaagde rouwverwerking bij zijn gepijnigde land.
Hoewel die animatiefilmpjes barstten van de verwijzingen naar het apartheidsbewind, betroffen ze geen pamflettaire politieke aanklacht. Veeleer waren het associatieve, dromerige montages, ongelooflijk strak geritmeerd, met terugkerende symbolen en patronen, een soort visuele poëzie waar je niet op uitgekeken raakte. Het deed zowel denken aan The Singing Detective van Dennis Potter, de moeder van alle intelligente tv-series, als aan de schilderijen van Antoni Tàpies, de geniale kunstenaar wiens museum je in Barcelona kunt bewonderen.
Hier werd een heel eigen taal gecreëerd — beklemmend, duister, mooi. Hier werd een ondraaglijke geschiedenis verteld, verteerd misschien zelfs, ontleed alvast — net zoals de formidabele gedichten van Antjie Krog dat toendertijd verzochten.
Een unieke locatie voor dit werk
Maar vorige maand zag ik dat recente werk opnieuw. In het oude Sint-Janshospitaal in Brugge, een van de oudste ziekenhuizen van Europa, stond More Sweetly Play the Dance opnieuw opgesteld.
Ik hou van het Eye, ik vind het samen met het station van Luik-Guillemins een van de meest verbluffende gebouwen die de Lage Landen in de laatste jaren hebben verrijkt, maar dat imposante kunstwerk van Kentridge kwam beter tot zijn recht op de eeuwenoude zolder van het middeleeuwse gasthuis, onder dat kreunende gebinte waaronder ooit de pest was gepasseerd.
Sinds zijn creatie in 2015 was het te zien in Arles, Londen, Karlsruhe en Athene, maar hier ging het in gesprek met dat krankenhuis uit de twaalfde eeuw.
Het werk kreeg meer tijd en ik gaf het meer tijd.
Wat je te zien krijgt
Acht kolossale videoschermen staan naast elkaar en vormen een wand, een imposant Japans kamerscherm, waar van links naar rechts een processie voorbijtrekt. Die bestaat uit beelden van Afrikaanse acteurs en dansers tegen een getekende achtergrond van weggeveegd en uitgesmeerd houtskool. Het zou de Groot Karoo, de Zuid-Afrikaanse halfwoestijn, kunnen verbeelden, of de Amerikaanse Midwest, het doet er niet toe. Een desolaat, heet en dor decor.
Het is tekenkunst, muziek, dans, performance, film, animatie, installatie en theater ineen
Die processie moet je helemaal bekijken. En dan nog eens. En dan nog eens. Een kwartier lang trekt een bonte stoet van rouwenden, dansenden, zwoegenden, speechenden en wat dies meer zij voorbij. Een Zuid-Afrikaanse brassband toetert iets tussen Dixieland en gospel in.
De beelden schuiven en schuiven. Het is een gesamtkunstwerk zoals deze eeuw er nog geen heeft voortgebracht. Het is tekenkunst, muziek, dans, performance, film, animatie, installatie en theater ineen. Onwillekeurig denk je aan beelden van al die begrafenisstoeten tijdens de apartheid in Soweto, maar ook aan de danse macabre van de middeleeuwse kunst, de dodendans - want wie blijft dansen, blijft leven, zo dacht men ooit. Of zijn het de doden zelf die hier dansen?
Dit gaat over dood en veerkracht. Over letsel en herstel. ‘The Grammar of the Wound’ staat er ergens te lezen. En ook: ‘A nicely built city never resists destruction.’ Dus wonden kunnen een grammatica hebben en prachtige steden onderhevig zijn aan verval? Waar hebben we dit soort paradoxale slogans nog gelezen? Inderdaad, op De Intocht van Christus te Brussel, het monumentale schilderij van James Ensor uit 1888, nog zo’n werk dat het ongerijmde heden mythisch wist te verpakken. ‘Leve Jezus, koning van Brussel!’ viel er te lezen. ‘De spekslagers van Jeruzalem.’ En: ‘Doctrinaire fanfares: altijd succes.’ Als ik ooit een hiphopband begin, heet hij De Doctrinaire Fanfare.
Dit is een parabel én parodie op de paradoxen van de 21ste eeuw
Zoals Ensor de sociale strijd van de late negentiende eeuw wist samen te ballen en te overstijgen in dit ene doek (‘Leve het sociale!’), zo biedt Kentridge een parabel én parodie op de paradoxen van de vroege eenentwintigste eeuw ineen. Beide werken tonen een optocht van mensen onderweg, armen en rijken, uitgemergelden en patsers, hoopvollen en hulpelozen. Beide werken zijn door en door tragisch: schrijnend en ironisch ineen. Beide gaan over strijd en verlies, over hoop en dood, maar verwacht geen heldere politieke of morele antwoorden.
‘Er schuilt zoveel wanhoop in zekerheid,’ zei Kentridge ooit in een interview. Veel meer is het hem te doen om onzekerheid, voorlopigheid, ambivalentie.
Kijk nog eens. Zijn geniale optocht is iets tussen een bezopen militaire parade en een afgematte carnavalsoptocht in, het is wajang-poppenspel en de Heilige Bloedprocessie ineen, de jaarlijkse optocht die met Hemelvaart door de straten van Brugge trekt.
Na afloop waait de wind over de lege vlakte en blijf je verbluft achter. Verbluft en ontredderd.
De tentoonstelling in het Sint-Janshospitaal te Brugge loopt nog tot 25 februari.