Hier voltrekt zich nu de grootste humanitaire crisis ter wereld
Het brandpunt van de oorlog in Jemen ligt in de belegerde stad Taiz. Hier vechten Houthi-rebellen tegen regeringsgezinde groepen, die door Saoedi-Arabië worden gesteund. We wisten de stad binnen te komen om verslag te doen van een van de gewelddadigste frontlinies ter wereld.
Doffe dreunen galmen door de straten van de Jemenitische stad Taiz. Dikke pluimen witte rook drijven daarna langzaam weg over de huizen.
Een vreemde stilte volgt het oorlogsgeweld op. Langzaam aanzwellend geluid van ziekenwagens duidt er op dat er slachtoffers zijn gevallen.
Fotograaf Andreas Staahl en ik staan op een berg in het centrum van de stad, met de lokale fotograaf Azzam al-Zubairi (26). Die pakt zijn telefoon en laat een foto zien van een kind dat die ochtend overleed. Een bebloed verband is om haar voorhoofd gewikkeld. ‘Ze stierf toen een bus onder vuur werd genomen met een raket door Houthi-rebellen’, zegt hij.
Taiz is het toneel van een van de gewelddadigste frontlinies van Jemen. Hier botsen sjiitische Houthi-rebellen met het Jemenitische leger, voeren Saoedische straaljagers luchtaanvallen uit, paraderen militante salafisten door de straten en is Al-Qaida openlijk aanwezig.
Voor de oorlog in 2015 begon, zat Al-Zubairi vaak op sociale media om er luchtige foto’s en video’s op te zetten – zoals al zijn leeftijdgenoten. Maar toen het geweld losbarstte, besloten hij en zijn broer, ook fotograaf, dat de wereld moest zien wat ze in Taiz doormaakten.
Na elke explosie gingen ze met hun camera’s erop af, om de vernietiging vast te leggen en de foto’s op het web te zetten
Na elke explosie gingen ze met hun camera’s erop af, om de vernietiging vast te leggen en de foto’s op het web te zetten. Beelden van vluchtelingen, kapotte huizen en de dood.
Het werd Al-Zubairi’s broer noodlottig. Een jaar geleden schoot een Houthi-sluipschutter hem neer terwijl hij foto’s maakte. De jongen overleed onderweg naar het ziekenhuis in de armen van Al-Zubairi.
De herinneringen doen hem zichtbaar pijn als hij erover vertelt. Hij wrijft in zijn ogen, en slikt twee keer voordat hij verder gaat.
‘We wilden nooit oorlogsfotograaf worden’, zegt hij dan. ‘Maar de oorlog dwong ons ertoe.’
Al-Zubairi heeft ons de stad binnengeloodst langs frontlijnen en checkpoints, via een smalle toegangsweg het centrum in, waar het leger en allerlei concurrerende strijdgroepen de scepter zwaaien. ‘De wereld moet weten wat we doormaken om genade te kunnen tonen voor Taiz’, verklaart hij zijn inzet om ons de stad in te helpen, waar vrijwel geen internationale journalist zich nog heeft laten zien.
Als nieuwe explosies door de vallei galmen, gebaart hij dat we verder moeten.
Wat ging hieraan vooraf?
De oorlog in Jemen begint in maart 2015 als Houthi-rebellen met troepen loyaal aan de voormalige president Ali Abdullah Saleh de Jemenitische hoofdstad Sana’a innemen. Ze verdrijven president Abd Rabbuh Mansour Hadi, die naar buurland Saoedi-Arabië vlucht.
Opgezweept door dit succes trekken de Houthi-rebellen zuidwaarts. Maar ze stuiten op fel verzet van lokale strijdgroepen en het leger, die met steun van een door Saoedi-Arabië geleide coalitie van Arabische staten de Houthi’s proberen terug te dringen. Zij beschouwen hen als een bondgenoot van hun aartsrivaal Iran.
Na een paar maanden liggen de frontlinies min of meer vast. In het noorden van Jemen heersen de Houthi-rebellen en strijdkrachten die dan nog loyaal zijn aan Saleh. Het zuiden en oosten zijn in handen van het leger en milities die Hadi steunen. Zij krijgen steun van de door Saoedi-Arabië geleide coalitie, die duizenden luchtaanvallen uitvoerde op het land.
Meer dan 22 miljoen Jemenieten - bijna 80 procent van de inwoners - heeft noodhulp nodig; ruim een derde daarvan is ondervoed
Het geweld leidde tot ‘de ergste humanitaire crisis ter wereld’, stellen de Verenigde Naties, waarbij ‘alle strijdende partijen mensenrechten schenden’.
De Houthi-rebellen zouden hulpgoederen blokkeren en in beslag nemen, tegenstanders oppakken en martelen, verboden landmijnen gebruiken en kindsoldaten inzetten.
De door Saoedi-Arabië geleide coalitie heeft weer zijn eigen dubieuze strijdmiddelen. Die controleert de zee en daarmee de toegangswegen tot het land, wat ze gebruiken om de toevoer van hulp- en commerciële goederen naar het land te vertragen en soms zelfs compleet te blokkeren.
De gevolgen zijn desastreus. Meer dan 22 miljoen Jemenieten - bijna 80 procent van de bevolking - heeft humanitaire hulp nodig en voor meer dan een derde daarvan dreigt hongersnood, stelt de VN.
Het centrum van de oorlog
Alle problemen komen samen in de stad waar we nu zijn: Taiz. Hier staan pro-Hadi-strijders en Houthi-rebellen sinds eind maart 2015 tegenover elkaar. Door het geweld raakte de stad de afgelopen jaren geregeld afgesloten van de buitenwereld, en ontstonden grote tekorten aan voedsel, drinkwater, brandstof en medicijnen.
Pro-Hadi-strijders beheersen op dit moment het centrum van de stad. Alleen via een smalle toegangsweg in het zuidwesten van de stad is het verbonden met de buitenwereld. Daaromheen zijn Houthi’s gelegerd, die het centrum dagelijks onder vuur nemen.
Straaljagers van de Saoedische coalitie bestoken hun posities, waarbij ze ook burgerdoelen raken. Tegelijkertijd raken rivaliserende milities binnen de pro-Hadi-strijdkrachten geregeld slaags met elkaar.
De politieke chaos en het constante geweld hebben het leven van de stadsbewoner veranderd in een nachtmerrie, zegt Mohammed Al-Qadhi. Hij is een van de laatste overgebleven onafhankelijke journalisten in Taiz, waar hij vanaf het begin van de oorlog verslag doet voor onder andere Sky News Arabia.
Al-Qadhi: ‘Je weet nooit waar en wanneer de volgende aanval plaatsvindt. Die onzekerheid is verstikkend. Het kan ieder moment gebeuren’, had hij een paar dagen eerder gezegd, toen we telefonisch contact met hem zochten om ons plan door te spreken.
Inwoners van de stad bewegen zich daarom alleen in wijken waarvan ze denken dat ze veilig zijn. ‘Hetzelfde plein, dezelfde zone. Iedere dag, altijd. Alsof we in een gevangenis leven’, zei Al-Qadhi.
...en dat zie je op straat
Het is goed te zien zodra we het centrum inrijden en de eerste half ingestorte huizen vol kogelgaten opdoemen. Voetgangers mijden kruispunten die in het bereik liggen van de Houthi-sluipschutters in de wijken op de bergen in de buitenwijken van de stad. Een autowrak ligt op z’n kant in een greppel, naast een uitgebrand huis.
Veel winkels in het centrum zijn gesloten: rolluiken zijn neergelaten, sommige zijn uit hun voegen geblazen door explosies. Op de markt worden vooral basisproducten verkocht: fruit, groente, zeep, tandpasta. Kinderen en vrouwen bedelen er om voedsel of geld.
Omdat het afval niet meer wordt opgehaald liggen de straten vol vuilnis. Honden en katten scharrelen tussen de opengescheurde vuilniszakken en rottende etensresten. Ze vormen een broedplaats voor bacteriën, met cholera- en dyfterieuitbraken als gevolg.
En overal in de stad zie je gewapende mannen die qat kauwen, het genotmiddel dat honger en vermoeidheid verdrijft
En overal in de stad zie je gewapende mannen die qat kauwen, het genotmiddel dat vermoeidheid en honger verdrijft. Ze houden auto’s tegen bij provisorisch opgerichte checkpoints, en patrouilleren opzichtig door de straten. Het is moeilijk te achterhalen bij wie ze horen, laat staan wat hun intenties zijn.
Strijders van Abu Abbas, die de grootste salafistische strijdgroep in de stad leidt, bliezen in juli 2016 nog een zestiende-eeuwse soefi-moskee op en keren zich geregeld tegen het regeringsleger. De spanning zorgden er in oktober vorig jaar voor dat Saoedi-Arabië alle financiële steun voor Abu Abbas introk. Ze betichten hem ervan samen te werken met Al-Qaeda en IS.
De onderlinge confrontaties frustreert de inwoners van de stad, vertelde Al-Qadhi. ‘In het begin steunden veel inwoners de pro-Hadi-strijders, omdat die het opnamen voor de stad. Maar de mensen zijn de onderlinge gevechten zat en verliezen hoop. Ze houden het niet langer vol.’
Ziekenhuis
De gevolgen van het geweld zijn het duidelijkst zichtbaar in het Al Thawra-ziekenhuis, het grootste ziekenhuis van de stad. Fotograaf Al-Zubairi komt hier geregeld en kent de artsen. Hij loopt met ons door wit gestucte kamers, waar patiënten kermend van de pijn naast elkaar liggen. Sommigen met bebloed verband, anderen met metalen pinnen die uit hun benen steken.
Het ziekenhuis werd zo vaak beschoten dat de bovenste twee verdiepingen zijn gesloten: hier patiënten plaatsen zou te gevaarlijk zijn. Door raketinslagen zijn raamkozijnen uit hun voegen gesprongen. Ramen op de verdiepingen die nog wel in gebruik zijn, zijn dichtgemetseld uit voorzorg voor toekomstige aanvallen.
Op de eerste verdieping ligt Besam Abdul Karim (30). Hij werd vijf dagen geleden binnengebracht nadat granaatscherven zijn longen en darmen doorboorden.
‘Ik herinner me dat we over een schoolplein renden en dat er toen ineens allemaal explosies waren’, zegt hij met een van pijn vertrokken gezicht. Hij kwam pas weer bij in het ziekenhuis.
Met een vermoeide glimlach zegt hij de dokters dankbaar te zijn voor hun hulp, maar dat hij zo snel mogelijk terug wil naar het front om ‘de stad te bevrijden’.
Een paar kamers verderop uit een jongen dezelfde wens. Maar het is onwaarschijnlijk dat hij ooit nog kan vechten. Een kogel doorboorde zijn onderrug, waardoor zijn benen zijn verlamd. Met afwezige blik staart hij naar de pinnen die uit zijn bewegingsloze linkerbeen steken.
De kosten van de oorlog
Dokter Ahmed Anaam, directeur van het ziekenhuis, ontfermt zich al bijna drie jaar over de gewonden.
‘Of ze nou uit het oosten of westen komen, we discrimineren niet: wij helpen iedereen’, zegt hij in zijn kantoor op de eerste verdieping.
Maar dat is een vrijwel ondoenlijke taak. Sinds september 2016 krijgt het ziekenhuis geen geld meer van de overheid. Daardoor is er een tekort aan medicijnen, operatieapparatuur, en medisch personeel. Vrijwel alle artsen vertrokken, de enkeling die bleef, werkte maandenlang voor niets.
Inmiddels betaalt Artsen Zonder Grenzen hun loon. De organisatie laat ook artsen overkomen en levert het ziekenhuis hulpgoederen en operatieapparatuur. Maar bevoorrading van de stad is moeilijk, en de hulp is niet genoeg, zegt Anaam.
Al ruim 10.000 Jemenieten kwamen om door de oorlog, aldus de VN. Maar dit cijfer doet al een jaar de ronde. Het ware dodental moet veel hoger liggen
Het zijn problemen waar ziekenhuizen en klinieken in het hele land mee kampen. Door het constante geweld, de vele luchtaanvallen en beschietingen zijn de medische voorzieningen in het land ernstig verzwakt.
Zo’n tienduizend Jemenieten kwamen om als gevolg van de oorlog, aldus VN-cijfers. Maar dit cijfer doet al meer dan een jaar de ronde, en omdat het vrijwel onmogelijk is de cijfers te verifiëren, ligt het werkelijke aantal vermoedelijk veel hoger.
Veruit de meeste slachtoffers vallen door de indirecte gevolgen van het geweld, vaak ver weg van ziekenhuizen en hulpposten. Alleen al in 2017 stierven naar schatting vijftigduizend kinderen door gebrek aan voedsel, en op dit moment zijn nog eens 1.8 miljoen kinderen ernstig ondervoed.
Het werkelijke aantal slachtoffers wordt vermoedelijk pas de komende jaren duidelijk. Bijna een miljoen Jemenieten raakte besmet met cholera, met het regenseizoen op komst wordt gevreesd voor een nieuwe golf besmettingen. Het aantal bacteriële infecties dat resistent is tegen antibiotica neemt schrikbarend toe.
Hoe vertel je dit de wereld?
Halverwege ons bezoek aan het Thawra-ziekenhuis klinken er ineens dichtbij schoten. Strijders van Abu Abbas en het plaatselijke regiment van het regeringsleger zijn met elkaar in gevecht geraakt, blijkt na een paar zenuwachtig gevoerde telefoontjes. Het geweld dreigt snel te escaleren.
We moeten de stad voor zonsondergang verlaten, krijgen we te horen. De militair die we aan de rand van de stad verplicht meekregen voor de veiligheid, is onverbiddelijk. Zelfs in het ziekenhuis is niemand veilig. Bij iedere nieuwe explosie neemt de onzekerheid toe.
Zo blijft de strijd in deze stad voor de buitenwereld vrijwel onzichtbaar. De paar lokale journalisten die nog verslag doen van het geweld staan voor een vrijwel onmogelijke opgave.
Iedereen kan je zomaar tegenhouden en ondervragen. Je weet nooit onder wiens bevel ze staan, en of ze wel bij iemand horen
Het in Taiz gevestigde The Media Freedoms Observatory noteerde vorig jaar 207 schendingen tegen journalisten in Jemen. De drie dodelijke slachtoffers vielen allemaal in Taiz - en dat terwijl veruit de meeste journalisten de stad al lang en breed hebben verlaten.
Journalist Al-Qadhi weet er alles van. Hoewel hij altijd op pad gaat met een gewapende beveiliger, betaald met geld dat hij bij onder andere tv-zender Al Arabya verdient, is hij de afgelopen drie jaar gegijzeld en bedreigd door zowel pro-Hadi-strijders, Houthi-rebellen als het regeringsleger.
We kunnen hem niet meer ontmoeten, zoals we van plan waren. Te gevaarlijk. ‘Een van de grootste problemen hier is dat iedereen je zomaar kan tegenhouden en ondervragen. Je weet nooit onder wiens bevel ze staan, en of ze wel bij iemand horen’, zegt Al-Qadhi telefonisch.
Om te voorkomen dat hij bepaalde personen of groepen tegen zich in het harnas jaagt, laat hijzelf gerichte kritiek zoveel mogelijk achterwege en richt hij zich vooral op humanitaire verhalen. Maar dat frustreert hem mateloos.
Al-Qadhi: ‘Je kunt het leed blijven beschrijven, steeds opnieuw, maar het voelt alsof je in een kringetje ronddraait. Het zijn steeds dezelfde verhalen. Mijn probleem is nu vooral: hoe vind je nog wat nieuws?’
Heeft dit nog zin?
Het constante geweld, de economische ineenstorting, de politieke chaos, de buitenlandse invloeden: er is zoveel mis, zegt hij. En vergeet ook niet alle gewone Jemenieten, aan beide kanten van het front, die alleen maar oog hebben voor zichzelf.
‘Nobodies’, noemt Al-Qadhi ze. Mensen die voorheen niets voorstelden en nu ineens een militie leiden of een of andere politieke positie bekleden. ‘Ze krijgen veel geld toegespeeld, hebben ineens macht en status. Zij willen dat de oorlog voortduurt.’
Al-Qadhi: ‘Je kunt erover schrijven, maar je mag geen namen noemen en je kunt niet alles opschrijven. Je moet daar altijd omheen manouvreren. Journalistiek bedrijven is hier alsof je een mijnenveld oversteekt. Je moet precies weten wat je doet.’
Journalistiek bedrijven is hier alsof je een mijnenveld oversteekt
Fotograaf Al-Zubairi heeft precies dezelfde ervaringen. Hij wordt er moedeloos van, zegt hij als we afscheid nemen, om haastig het centrum uit te rijden. Toch blijft hij fotograferen. ‘Als iedereen van ons er mee ophoudt, wie zou dit dan nog doen? Dan zou niemand meer weten wat hier gebeurt.’
Na het lezen van deze reportage denk je misschien: wat kan ik veranderen aan deze uitzichtloze situatie in Jemen? Niet veel, dat is waar. Maar je kunt deze reportage wel zichtbaarder maken bij een groter publiek door hem te delen in je netwerk en hem zo onder de aandacht van de politiek te brengen.
Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Postcode Loterij Fonds voor journalisten beheerd door Free Press Unlimited.