Wie de overheid het hardst nodig heeft, heeft er vaak een hekel aan
Mensen met schulden of andere sociale problemen zijn vaak woedend op de overheid. Terwijl ze die juist hard nodig hebben. Waarom loopt het zo vaak mis tussen mensen die klem zitten en ambtenaren? En hoe zorgen we dat het anders kan? Daarbij kunnen jullie helpen.
Hij ontving wandversieringen, vazen, zelfgemaakte werkstukken, bloemen, tabaksbonnen, druiven, haringen, maar bovenal brieven. Eindeloos veel brieven.
Het was 1947. Minister Willem Drees had geregeld dat oudere Nederlanders een inkomen kregen: de Noodwet Ouderdomsvoorziening. En dat leverde hem lofzangen op uit alle hoeken van de samenleving.
‘Dit is het verhevenste, het grootste werk, wat ooit in Nederland tot stand is gekomen,’ schreef een burger. ‘U zult ten eeuwigen dage in de harten gegrift staan van de Ouden van dagen.’
En zo ging het door: ‘een bevrijding,’ ‘een groots stuk werk,’ ‘een blijer en mooier en gelukkiger levensavond voor allen.’ Drees zelf verdiende ‘wel vier stoelen in de hemel’.
Het is je moeilijk meer voor te stellen, zulke dankbaarheid. Meer dan zestig jaar later vroeg Cok Vrooman, bijzonder hoogleraar Sociale Zekerheid, het ministerie van Sociale Zaken of ze nog weleens zulke brieven krijgen. De voorlichter reageerde lacherig. Nee, antwoordde ze, nu kregen ze vooral klachten.*
Het is een vreemde paradox: we geven tegenwoordig veel meer uit aan sociale bescherming dan in de tijd van Drees, maar de opbrengst is nu niet dankbaarheid, maar eerder woede. Mensen die aangewezen zijn op de overheid hebben vaak de grootste hekel aan de overheid.
In deze nieuwe serie over Sociale Onzekerheid wil ik uitzoeken hoe dat komt. Leven we in zulke ondankbare tijden? Of is er iets anders aan de hand?
Wie niet past, loopt vast
‘Heeft u nog…’ Eventjes twijfelt de rechter. ‘Omgang met uw man?’
Sunita antwoordt eerlijk: ‘Ja.’
In 2007 verhuisde Sunita met haar zeven kinderen naar Almere. Ze kreeg jarenlang een bijstandsuitkering. Maar die is stopgezet. Tegen dat besluit is ze in beroep gegaan en daarom staat ze nu voor de rechter.
De rechter wil eigenlijk maar één ding weten: is Sunita van tafel en bed gescheiden van haar man? Alleen dan heeft ze namelijk recht op een uitkering.
Sunita heeft nooit met haar man samengewoond in Almere. Hij heeft een eigen huis. Die tafel, die delen ze dus niet. Gelukkig maar, vindt ook Jeugdzorg. Toen ze vroeger samen woonden, liepen ruzies hoog op en sloeg hij haar. Voor het gezin is het beter als hij niet bij de kinderen woont.
De rechter wil eigenlijk maar één ding weten: is Sunita van tafel en bed gescheiden van haar man?
Maar soms komt hij nog wel langs. En dan hebben ze ook ‘omgang,’ zoals de rechter het noemt. De rechter besliste dat de gemeente in haar recht stond: de uitkering mocht worden stopgezet.
Bij de sociale dienst boden ze wel een oplossing: Sunita moest scheiden van haar man. Dan viel ze in een andere categorie en konden ze haar wel een uitkering verstrekken. Maar Sunita wil niet scheiden. Ze is Jehova’s getuige en seks buiten het huwelijk is verboden.
Niemand wil het, toch gebeurt het
Zo leeft Sunita al maanden van enkel kinderbijslag, toeslagen en een kindgebonden budget. Dat is bij elkaar 1.360 euro per maand, veel te weinig om acht monden te voeden en de vaste lasten te betalen.
Volgens de normen van het NIBUD heeft een alleenstaande moeder met twee kinderen minimaal 1.800 euro per maand nodig. Schulden lopen op. Het oudste kind mist veel lessen omdat hij een uur naar school moet lopen. Geld voor een fiets of openbaar vervoer is er niet.
Jeugdzorg waarschuwt: dit kan zo niet langer. Zonder inkomen zullen de kinderen naar een pleeggezin moeten.
Sunita leerde ik kennen tijdens een onderzoek. In opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten onderzocht ik samen met de journalist Jos van der Lans de decentralisaties van de jeugdzorg, de bijstand en de maatschappelijke ondersteuning.
Het opvallende aan Sunita’s casus was dat niemand de situatie wenselijk achtte - jeugdzorg niet, het wijkteam niet, de sociale dienst niet. Een uithuisplaatsing ontwricht niet alleen het gezin, maar kost de gemeente ook nog eens tienduizenden euro’s - veel meer dus dan zo’n uitkering.*
En toch gebeurt het.
Het verhaal van Sunita is natuurlijk uitzonderlijk - er zijn niet veel moeders met zeven kinderen zonder inkomen. Maar Sunita’s wanhoop is dat niet. Die wanhoop ligt op de loer bij elke botsing tussen de leefwereld van burgers en de systeemwereld van ambtenaren. Botsingen die ontstaan omdat de werkelijkheid altijd ingewikkelder is dan de beleidsmakers voorzien. Of zoals de Nationale Ombudsman in zijn jaarverslag schrijft: ‘Wie niet past loopt vast.’*
Er bestaan mensen die apart wonen, niet willen scheiden en toch omgang hebben. Die categorie bestaat alleen niet voor de sociale dienst. En daarom moet Sunita nu haar trots opzijzetten en haar religie verloochenen om zich in het benauwde hokje van de overheid te persen.
Die gekrenkte trots zou weleens de verklaring kunnen zijn waarom mensen die op de overheid zijn aangewezen, de overheid vaak haten.
Andreas kan ambtenaren wel schieten
Ik heb de afgelopen jaren veel mensen gesproken als Sunita, mensen die in een kwetsbare, afhankelijke positie zitten. Voor de VARA presenteerde ik het programma De Ombudsman dat opkwam voor mensen die overhoop liggen met de overheid.
Als wethouder in Amsterdam ging ik veel op werkbezoek. De laatste jaren ben ik in verschillende delen van het land initiatieven gestart om mensen greep te geven op hun financiën, zodat ze zich kunnen bevrijden van geldzorgen.
Wat mij steeds weer opvalt: veel mensen zijn boos op de overheid.
‘Ik kan ambtenaren wel schieten,’ zegt Andreas van Loon (66). Hij werd zijn huis uitgezet vanwege een huurschuld van 1.100 euro. Drie jaar lang woonde hij in zijn taxi. ’s Nachts reed hij mensen rond. En af en toe ging hij dan een paar uurtjes slapen aan de kant van de weg.*
De woede van mensen als Andreas, Sunita en al die anderen ondermijnt de verzorgingsstaat, omdat de mensen die de ondersteuning het hardste nodig hebben de hulp gaan mijden. En dan pas aankloppen als het helemaal uit de hand gelopen is.
Als zelfs mensen die baat hebben bij de verzorgingsstaat er al niet blij mee zijn, hoe houden we dan onze solidariteit overeind?
Niet alleen voor kwetsbare mensen
In deze serie over Sociale Onzekerheid wil ik daarom mensen die klem zitten in het systeem een stem geven. Om zo te begrijpen waar het misloopt in de verhouding tussen de overheid en burgers. En om te kijken hoe het beter kan.
Die analyse is niet alleen van belang voor mensen in kwetsbare posities. De woede blijft namelijk niet beperkt tot de overheid. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelt mensen al jaren de vraag of de politiek voldoende doet ‘voor mensen zoals u.’
Meer dan de helft van de mensen met een lagere opleiding is het daarmee oneens. En wie vindt dat de overheid te weinig doet, staat ook vaker afkerig tegen migranten, de EU en open grenzen. Teleurstelling over de overheid hangt dus samen met een bredere maatschappelijke onvrede.
Dat geldt ook voor Andreas. Hij is ervan overtuigd dat hij uit zijn huis werd gezet omdat dat nodig was voor buitenlanders. Verbetering van de verhouding tussen overheid en burgers kan helpen de maatschappelijke onvrede te verminderen.
De zoon van Mohammed heeft niks, alleen maar deurwaarders
‘Ik ga mijn zoon toch niet op straat zetten!?’ Mohammed Idrissi (73) verheft zijn stem. Makkelijk gaat dat niet. Hij heeft kanker gehad. Als hij spreekt, moet hij een vinger op zijn keel leggen. Een stemknop heeft hij nog niet.
Mohammed kwam pas later in zijn leven naar Nederland en heeft dus minder AOW opgebouwd. Tot voor kort kreeg hij een aanvulling op zijn schamele pensioenuitkering, maar daarop wordt hij nu fors gekort. Zijn werkloze zoon van 21 woont namelijk nog thuis.
De overheid zegt eigenlijk dat Mohammeds zoon moet meebetalen of verhuizen, volgens de zogenoemde kostendelersnorm. Maar goed, Mohammed heeft het al zo vaak geprobeerd - zijn zoon aan het werk krijgen of weer naar school laten gaan. Het lukt hem niet.
‘Die jongen heeft niks,’ vertelt Mohammed. ‘Alleen maar deurwaarders.’
Sinds de jaren tachtig is de verzorgingsstaat permanent hervormd. De kostendelersnorm is een van de laatste bezuinigingen. Steevast is het doel om alleen geld te geven aan mensen die het ‘echt’ nodig hebben, om zo de verzorgingsstaat betaalbaar te houden. De angst dat iemand meer krijgt dan nodig, is groter dan de angst dat iemand niet krijgt wat hij nodig heeft.
De angst dat iemand meer krijgt dan nodig, is groter dan de angst dat iemand niet krijgt wat hij nodig heeft
Omdat de kostendelersnorm ook wordt toegepast als een inwonend meerderjarig kind geen inkomen heeft, zit ingebakken in het beleid dat gezinnen onder de armoedegrens zakken.
Is het gek dat mensen die daar de dupe van zijn dan een hekel krijgen aan de overheid?
En dus is Mohammed boos. ‘Ik heb mijn hele leven lang keihard gewerkt. En nu word ik gewoon weggekankerd. Toen ik kwam was het een fijn land. Mensen zeiden: hartelijk welkom. Maar dat Nederland bestaat niet meer.’*
Het is een kleine stap van wanhoop naar woede
Bij de mensen die ik de afgelopen jaren ben tegengekomen, zie ik dezelfde dingen misgaan.
Beleidsmakers onderschatten de complexiteit van de samenleving - dat zagen we bij Sunita. Mensen moeten zich dan aanpassen aan het systeem, in plaats van andersom.
Het voorbeeld van Mohammed laat zien dat de overheid zó streng wil zijn dat ze op de koop toe neemt dat mensen onder de armoedegrens belanden.
Een derde reden waarom het misgaat is dat burgers worden overvraagd. Hoe kwetsbaarder de positie van burgers is, hoe meer ze op de overheid zijn aangewezen. We verwachten van deze burgers een ongekende bureaucratische behendigheid. Zoals de journalist Stephan Steinmetz schrijft: ‘Hoe slechter het met je gaat, hoe meer post je krijgt van de staat.’ Steinmetz hield bij hoeveel brieven van (semi-)publieke instellingen zijn aftakelende buurvrouw kreeg in de laatste vijf jaar van haar leven. Het waren er 2.000.
Dat is vragen om ongelukken. Kim Putters en Stella Hof van het Sociaal en Cultureel Planbureau waarschuwen dan ook dat de overheid veel te veel uitgaat van zelfredzame burgers. Maar de regels van de overheid zijn zo ingewikkeld dat mensen helemaal niet weten waar ze recht op hebben en de weg vaak niet weten te vinden.
Het is een kleine stap van wanhoop naar woede.
Onze verhouding met de overheid krijgt het karakter van een contract
Hoe meer voorwaarden gelden voor ondersteuning, hoe eerder mensen worden overvraagd. Onderzoekers Evelien Tonkens en Loes Verplanke stellen dat de verhouding tussen overheid en burgers steeds meer het karakter van een contract krijgt.
Wie zich niet aan afspraken houdt, verspeelt zijn rechten. Wie niet genoeg solliciteert, wie de overheid niet tijdig informeert, krijgt straf. Die boetes en sancties worden ook opgelegd als mensen helemaal niet bij machte zijn om zich aan de voorwaarden te houden. Zo kunnen mensen worden gestraft voor het gedrag waarvoor ze juist hulp hebben gezocht.
Een pijnlijk voorbeeld kreeg correspondent Jesse Frederik van ene Daan opgestuurd na zijn Den Uyl-lezing.
Daan zit in therapie omdat hij zijn leven niet kan organiseren. Nu heeft PsyQ, zijn ggz-instelling, een no-show-regeling ingevoerd. Daardoor heeft Daan al honderden euro’s aan boetes gekregen, omdat hij niet op afspraken komt. ‘Dat is mijn specialiteit,’ duidt Daan. ‘Niet op afspraken komen.’ Hij heeft geprobeerd om aan PsyQ uit te leggen dat hij juist vanwege dit probleem deze behandeling zocht. ‘Dan zeggen ze: ‘Ja, maar als we nu voor jou een uitzondering maken….’’
Waarom het wél kan
Veel mensen die klem zitten in het systeem, geloven niet dat er aan hun situatie nog iets kan veranderen. En ook veel mensen die werken voor de overheid denken dat al die regels er nu eenmaal bij horen.
Dat is onzin. Het kan namelijk altijd anders. Zo heeft de gemeente Almere uiteindelijk besloten om Sunita wél een uitkering te geven om de uithuisplaatsing van alle kinderen te voorkomen. De rechter had bepaald dat de sociale dienst de uitkering mocht weigeren, niet dat de sociale dienst de uitkering móést weigeren.
Waarom dan toch die bureaucratische bedilzucht? Ik wil begrijpen waar de gekte vandaan komt en onderzoeken hoe het anders kan. En dat wil ik doen met jullie hulp:
1. Stuur me jullie ervaringen met het sociale systeem van de overheid
De speurtocht naar verbeteringen begint met de verhalen van mensen als Mohammed, Daan, Sunita en Andreas. Daarom ben ik op zoek naar verhalen over de botsing tussen de leefwereld van burgers en de systeemwereld van ambtenaren. Verhalen over de meest basale dingen van het leven: wonen, zorg en inkomen.
Of ze nou gaan over uzelf, een kennis, of over een cliënt - stuur me uw ervaringen.* Maar u mag me ook een mail (pieter@decorrespondent.nl) sturen als u nog steeds even tevreden bent als in de tijd van Drees. Ook daar kunnen we van leren. Wat ging daar goed, wat bij al die teleurgestelde mensen misgaat? Een selectie van deze verhalen gebruik ik dan voor volgende afleveringen in deze serie.
2. Adopteer een zaak
Veel mensen hebben niet de bureaucratische vaardigheden om voor elkaar te krijgen wat nodig is. Daarom wil ik hulptroepen voor hen organiseren. Ik roep Correspondentlezers die wel goed weten hoe het systeem werkt, op om samen met mij te kijken hoe we mensen die vastlopen een helpende hand kunnen bieden.
Kortom: adopteer een zaak.
Met jullie kennis, ervaringen en expertise kunnen we gezamenlijk werken aan een betere overheid. Eentje waarvan burgers vinden dat de mensen die er werken ‘vier stoelen in de hemel verdienen.’