Wat het Nederlandse topvoetbal gemeen heeft met de Miniplaybackshow

Michiel de Hoog
Correspondent Sport

Met het nieuws dat Wesley Sneijder als international, kwam ook ander nieuws: hij wilde trainer

Niet over een tijdje, na wat afstand te hebben genomen van het spel. Niet via de gewone opleidingsroute (want je hebt een diploma nodig voordat je trainer kan worden). Nee, via een ‘speciaal traject’. Lees: een korter traject. Dat verdiende hij wel als recordinternational, vond hij zelf.

Ik kan het natuurlijk niet zeker weten, maar waarschijnlijk denkt Wesley bij de trainerscursus aan de Miniplaybackshow. Dat je als speler het winkeltje van Henny Huisman ingaat, en dat je er na een vloek, een zucht, een toverslag en met wat andere kleren als trainer uit tevoorschijn komt.

Het grappige aan deze gedachte?

Het is staande praktijk.

Bedankt, en nu word je trainer

Het trainerschap van Nederlandse topploegen is voor de beste ex-profs niet een complex vak dat talent, een opleiding en ervaring vergt. Het is meer een soort oeuvreprijs na een geslaagde carrière als speler.

Het begon met Frank Rijkaard, die in 1998 bondscoach werd. Jan Wouters - nauwelijks twee jaar gestopt als speler - datzelfde jaar trainer van Ajax. In 2004 de KNVB Marco van Basten - de inkt op het diploma van zijn verkorte trainerscursus nog nauwelijks droog - aan als

In de tussentijd kon Danny Blind een allesbehalve glimmend cv overleggen toen ze hem bij Ajax zo’n beetje alles maakten: assistent-trainer, hoofdtrainer, directeur spelersbeleid, hoofd jeugdopleiding, jeugdtrainer, technisch directeur. En, uiteraard, in 2015, bondscoach.

Topvoetbal in Nederland: we zetten brugklassers voor groep 8, omdat ze het jaar ervoor 550 punten op de Citotoets scoorden

Ook de generatie erna kreeg het stokje in de handen geduwd. Frank de Boer, Giovanni van Bronckhorst, en Phillip Cocu - zonder al te veel ervaring als trainer werden ze hoofdcoach van de Nederlandse top-3. Topvoetbal in Nederland: we zetten brugklassers voor groep 8, omdat ze het jaar ervoor 550 punten op de Citotoets scoorden.

Ex-internationals hebben trouwens meer imaginaire kwaliteiten: Edwin van der Sars eerste betrekking buiten het voetbalveld was op de afdeling marketing van beursgenoteerd bedrijf Ajax. Niet als stagiair, maar als directeur. (Zijn volgende baan?

En stop de persen: als beloning voor al zijn Danny Blind toe tot de raad van commissarissen van Ajax.

Geef Sneijder daarom maar eens ongelijk

Niet zo heel gek dus dat de nieuwe generatie ex-spelers het allemaal ook niet superserieus neemt, de waarde van een opleiding en ervaring. Wat zij kunnen, kan ik ook, zullen ze denken.

Logisch dus ook dat ze als jengelende kinderen klagen over de duur van die stomme trainerscursus. Elke dag die ze verkwisten aan het leren van het vak, lopen ze de kans een of andere prestigieuze benoeming te missen.

Jaap Stam eind 2014 tegen een verslaggever van VI dat de trainerscursus hem allemaal te veel werd. Het zitten in de schoolbanken was niks voor hem. ‘Ik zat dagenlang aan te hikken tegen die groepslessen. Dat kan de bedoeling niet zijn.’

Het was een geweldige aanwijzing dat Stam misschien was voor het vak. Dat het misschien de dat hij trainer zou worden: hij kon immers nooit meer over discipline en doorzettingsvermogen beginnen met zijn spelers, als hij zelf zo lekker in zijn comfort zone wilde blijven zitten.

En dat zijn plek dus beter kon worden ingenomen door iemand die wel gemotiveerd was. Maar wat deed de KNVB? Die het jengelende kind gelijk.

Het mogelijke voordeel van de ex-prof...

Even voor de duidelijkheid: natuurlijk hebben ex-profs één groot voordeel ten opzichte van niet-ex-profs. Ze waren prof.

Ze weten wat het is om op het hoogste niveau en onder de hoogste druk te spelen - een zeldzame, unieke ervaring. Sommigen zijn als speler al bezig met het denken als trainers, en volgen soms al een trainerscursus. Het zou dus niet gek zijn als oud-spelers ietwat oververtegenwoordigd zouden zijn in het vak. En dat er geweldige trainers tussen zitten.

Waarom ex-spelers in staat worden geacht om binnen de kortse keren trainer te zijn, is me een raadsel

Maar in de praktijk komt het neer op een monopolie. Waarom ex-spelers blijkbaar in staat worden geacht om binnen de kortste keren toptrainers te zijn - en leiding te kunnen geven aan een staf van tussen de tien en vijftig man - is me een raadsel. En waarom zouden met name de allerbeste spelers ook de allerbeste trainers zijn?

Hun kennisvoorsprong op niet-topspelers is overigens slinkende. Ooit was ‘topvoetballer zijn’ de beste manier om kennis op te doen over topvoetbal. Sinds enkele jaren kun je op tv en internet elke denkbare wedstrijd kijken en terugkijken. Een klein legertje slimme jonge mannen doet dat ook.

Ze zijn intussen geworden in het analyseren van wedstrijden, dat clubs en bonden hen om het te komen of dat spelers hen benaderen voor omdat hun eigen coaches tekortschieten.

That’s right: de amateurs leggen het uit aan de professionals, niet andersom.

...is in werkelijkheid een groter nadeel

Tegenover het mogelijke voordeel van de ex-profvoetballer staan veel nadelen. Eentje daarvan steekt erbovenuit: ze waren profvoetballer.

Ex-profs hebben nooit training gegeven. Logisch: ze waren druk bezig met spelen. Ze hebben daardoor geen leerproces doorgemaakt. Ze hebben dingen niet uitgeprobeerd, ze hebben geen fouten gemaakt, ze hebben niet geleerd van die fouten.

Christian Heidel, de technisch directeur van de Duitse topclub Schalke 04, me dat afgelopen november uit. Onbekende jeugdtrainers, zei hij, ‘zijn gemiddeld ruimschoots beter [dan ex-profs] - zowel analytisch als retorisch. Ze weten wat het is om voor een groep te staan, ze kunnen de aandacht van de spelers erbij houden.’

Je zou dus denken: laat die spelers eerst ervaring opdoen. En dat gebeurt ook - alleen niet op een of ander bescheiden niveau, maar op topfuncties. Zo ontdekte Marco van Basten dat het vak toch niets voor hem was - al was het wat onfortuinlijk dat hij daarvoor het Nederlands Elftal en Ajax als werkervaringsplekken nodig had.

Boeken de ex-profs dan geen successen als trainer?

Maar wacht even, zeggen de voorstanders van de ex-profs-als-trainers. De ex-profs boeken toch goede resultaten als trainer?

Als je mij voor een klas slimme groep 8-ers zet, dan is de kans groot dat veel van hen een prima Citoscore halen. Maar de kans is groter, nee, 100 procent, dat dit niet aan mij ligt.

Ben je goed, valt het niet op. Ben je slecht, valt het ook niet op

Voor het voetbal geldt hetzelfde. Met goede teams boek je goede resultaten. Maar heb jij dat team beter gemaakt? Of stond je aan de zijlijn terwijl ‘jouw’ superieure spelers te goed waren om te lijden onder jouw incompetentie?

Het grote geluk van de Miniplaybackshow-trainers is dat een coach - of die nu goed of slecht is - op de korte termijn weinig invloed heeft op de resultaten. Ben je goed, valt het niet op. Ben je slecht, valt het ook niet op.

En als dat zo is, dan is het als bestuurder veiliger een beroemde ex-prof aan te stellen dan een of andere onbekende competente vakman. Niemand gaat je daar vragen over stellen. Heidel, in november: ‘Het publiek denkt immers: ex-profs, die weten alles, die hebben alles meegemaakt.’

Het langetermijneffect van goede trainers

Maar wacht nog eens even; als de trainer er zo weinig toe doet, waar maak je je dan druk om?

De afgelopen jaren heb ik enkele trainers van de nieuwe garde gesproken; analytisch en communicatief sterke personen als Julian Thomas Tuchel en Domenico (om de een of andere reden zijn ze in Duitsland alomtegenwoordig).

Ze zijn - vermoedelijk - geen tovenaars. Wel maken ze - vermoedelijk - hun ploegen net een stapje beter, de kans op succes een stukje groter. Maar er is een belangrijker, indirecter effect van zulke competente trainers: ze veranderen het beeld van wat een trainer hoort te zijn.

Een speler die is getraind door een goede trainer wordt waarschijnlijk een iets betere speler. Maar die speler stelt ook zijn beeld van het vak ‘trainer’ bij. Hij of zij zal meer verlangen van volgende trainers, en van zichzelf, als de overweging om trainer te willen worden in beeld komt.

Kortom, de lat komt voor iedereen hoger te liggen. En er is meer: het zendt een signaal uit. Jonge trainers beseffen dat ze toptrainers kunnen worden, ook al waren ze zelf geen topspeler. Voetbaldenkvermogen wordt gemobiliseerd en gestimuleerd.

Het niveau van de trainers zal daardoor stijgen. En daarmee - als een soort rente op rente op rente - het niveau van de voetballers.

De herensociëteit beschermt zijn voorrechten

Momenteel gebeurt het tegenovergestelde. Het Nederlandse voetbal staat in het rood, en trekt negatieve rente op negatieve rente op negatieve rente.

Spelers die trainen onder trainers die zomaar even trainer werden, krijgen een beeld van het trainerschap dat hen ervan overtuigt dat ze dat ook wel kunnen.

Tot zijn eeuwige krediet Marco van Basten jaren later dat hij het niet kon. ‘Achteraf gezien miste ik gewoon de ervaring om me in een leidinggevende functie comfortabel te voelen’, zei hij tegen VI. ‘[H]et is uiteindelijk heel simpel: trainer is een ervaringsvak.’

Ik gok dat niet veel spelers tot zulk inzicht komen. Zij zullen hun kansen opeisen, in de wetenschap dat hun vrienden uit de herensociëteit van voor hun voorrechten zullen

De dag nadat Sneijder in de Telegraaf zijn trainerambities onthulde, en daarbij suggereerde dat de verse bondscoach Ronald Koeman hem steunde, belde de krant die het eens was met het idee dat Sneijder een versnelde cursus moest krijgen.

Achteraf gezien miste ik gewoon de ervaring om me in een leidinggevende functie comfortabel te voelen

Waarom? Als tegenprestatie voor zijn carrière als speler, maar ook wegens zijn grote drive om trainer te worden. Sneijder over het trainerschap: ‘Het is wel een opgave. Als speler ben je drie uur op de club, als trainer soms wel tien uur. Dat is eigenlijk niets voor mij.’

Ex-international Ronald de Boer zag zelfs al een ‘technische beleidsfunctie’ weggelegd voor Sneijder, ‘met zijn internationale ervaring, Spaanse en Italiaanse talenkennis en knowhow’. (Mooi, die ‘en knowhow’. Kennelijk wilde De Boer nog iets toevoegen aan het palet kwaliteiten van Sneijder, maar kon hij zo gauw niks anders verzinnen dan ‘en knowhow’.)

En uiteraard volgde ook de van de hulptroepen van de media. ‘Sneijder is niet een jongen met een hoge opleiding, dus als-ie de hele cursus moet volgen, dan is-ie tien jaar bezig’, zei Johan Derksen. Mijn gedachte: inderdaad, goed idee, neem de tijd. Derksens gedachte: ‘Daar moet je dus een aanpassing voor doen. Jaap Stam hebben ze ook die aanpassing gegeven.’

Zeg Thierry, wil je nog een kartel opblazen?

Anyway... Ik heb de KNVB gevraagd wat Sneijder en Koeman bespraken, over de trainerscursus. Het antwoord was dat dat een zaak tussen Koeman en Sneijder was.

Voorspelling: ik vermoed dat ergens deze zomer iets geregeld zal worden voor Sneijder. ‘Gezien zijn ruime ervaring in het internationale topvoetbal, en zijn grote verdiensten voor het Nederlandse voetbal in het bijzonder...’

Voorop: ik heb niks tegen ex-profs. Sommigen van hen zijn ongetwijfeld goede coaches. Maar hun ijzeren greep op de belangrijkste banen in het voetbal is volgens mij doorgeslagen.

Ik kan er niet omheen: ik moet nu aan Thierry Baudet denken. Niet om hem te plagen, maar om hem te helpen. Als Baudet nog een kartel zoekt om kapot te maken, om Nederland een dienst te bewijzen, dan hoeft hij niet veel verder te zoeken dan het Nederlandse trainersgilde.

Lees verder: